vrijdag 31 december 2010

Kleuterschool

een willekeurige kleuterschool in 1966


Zou ze nog leven?

Het is wonderlijk hoe de menselijke geest soms werkt. Vanmorgen werd ik wakker met deze vraag. Nota bene over iemand aan wie ik liever niet terug denk.

Juffrouw Meester.

Zij was mijn juf toen ik op de kleuterschool zat. Die naam, die had ze ook niet zelf uitgekozen.

Het was in Castricum. De kleuterschool was een houten gebouwtje, drie straten verder bij ons in de woonwijk. Omringd door bomen en veel ruimte om te spelen.

Ik heb nog wel eens een foto van haar gezien. Omringd door heel veel kleuterkinderen. Ik zit ver bij haar vandaan. Zij droeg een in die tijd moderne, hoornen bril. Een lange vrouw met het haar hoog opgestoken in een knot. Licht mantelpakje. En natuurlijk lachen. Dat moest ook in 1968 al. Lachen voor de foto.

Om de één of andere reden had ze de pik op mij.

Ik zal ook toen wel al stronteigenwijs zijn geweest. Altijd alles beter weten. Altijd het laatste woord. Ook "keek ik met mijn handen", zoals mijn moeder zei. En ik was druk. Een baasje. Mijn opa noemde mij: "de kleine commissie."

Maar ik was ook 4 jaar oud.

Dan kun je toch niet zo heel veel zelfinzicht verwachten.

Als een kind jarig was, mocht het in de hal van het gebouwtje spelen. Daar stonden enorme houten blokken. Kon je prachtig hutten mee bouwen. En de jarige mocht een ander kind uitkiezen om samen mee te spelen. Behalve Erik. Die mocht nooit meedoen van de juf.

Op een dag fietste een achterbuurmeisje achter mij aan. Helemaal naar de kleuterschool. Op haar driewieler. Ik had Esther een paar keer gezegd dat ze terug naar huis moest. Maar dat verdomde ze. Dus kwamen we samen op het schoolplein aan. Juffrouw Meester was furieus. Ik raakte gefrustreerd, want wat kon ik er nou aan doen? Ik moest Esther terug naar huis brengen. Ondertussen waren de andere kinderen naar binnen gegaan. Ik huilde, terwijl ik het schoolplein weer afliep.

Achter me hoorde ik getik op het raam. Ik draaide me om en zag hoe de hele klas joelend en wijzend voor het raam stond. Juffrouw Meester stond steels lachend, wat op de achtergrond. Ze greep niet in.

Ze zal nu ergens rond de 70 zijn.

Het heeft lang geduurd voordat ik begreep dat ik zelf ook een rol speel in dit soort conflicten. Dat het ook met mij te maken heeft. Dat ik het kan beïnvloeden.

Daar hebben anderen mij mee geholpen. Door te spiegelen. Door te confronteren. Door soms even over mijn bol te aaien.

Maar juffrouw Meester hoort niet in dat rijtje thuis.

donderdag 30 december 2010

Een wereld achter cijfers



In Denemarken woont slechts 15 % van de dementerende ouderen in een intramurale instelling. Ik bedoel hiermee 15% ten opzichte van de Nederlandse situatie. Waar dus in Nederland 100 dementerende ouderen in een verzorgings- of verpleeghuis wonen, zijn dat er in Denemarken slechts 15.

Die andere 85 wonen gewoon thuis.

In Denemarken zijn een aantal zaken wettelijk verankerd. Zo is het domweg verboden om mensen tegen hun wil ergens op te nemen en/of op te sluiten. Je kunt dus in Denemarken in ieder verpleeghuis of in iedere kleinschalige woonvoorziening gewoon naar binnen lopen. Of juist weer naar buiten.

Het vastbinden van ouderen op bed of in een stoel is in dit land dan ook helemaal geen onderwerp van gesprek: het gebeurt domweg niet.

Dan kan het niet anders of ze krijgen vast veel sederende (sufmakende) medicijnen, die Deense ouderen.

Noppes.

De arts is in vrijwel alle gevallen de huisarts. Die speelt een zeer bescheiden rol in het hele begeleidingstraject van dementerende ouderen. Eigenlijk vooral de rol van huisarts, maar dan op die gebieden die specifiek des dokters zijn: diabetes, hart- en vaatziekten en ga zo maar door.

Niet bij dementie.

Want dat beschouwt men helemaal niet als een medisch probleem.

Het is in Denemarken veel meer een maatschappelijk probleem.

En die kan door een dokter niet worden opgelost.

Dat doet-i dan ook niet.

Het is veel meer een vraagstuk voor de gemeente, de woningbouw, sociaal/ maatschappelijk werk en soms de politie. Die werken dan ook intensief met elkaar samen.

En burgers wordt voortdurend vertelt dat dementie er gewoon bijhoort. Bij het ouder worden. En dat dementerenden er dus gewoon bijhoren. Die stop je niet weg, die probeer je te helpen.

Nog even: van de 100 dementerenden die in Nederland zijn opgenomen in een verzorgings- of verpleeghuis, wonen er in Denemarken dus nog 85 thuis.

Het zijn dus geen mooie praatjes.

Is alles dan ideaal in Denemarken?

Natuurlijk niet. Ook zij ervaren de begrenzingen van hun systeem. Het grootschalig slopen van intramurale voorzieningen heeft men gestopt. Hier en daar gaan stemmen op om toch weer wat bij te bouwen. Het koste wat het kost thuis handhaven van dementerende ouderen, gaat soms ten koste van juist die dementerende oudere.

Natuurlijk kennen ze ook hier dilemma's. Natuurlijk kent ook dit systeem haar criticasters.

Laat onverlet dat van de 100 dementerenden die in Nederland zijn opgenomen, er in Denemarken nog 85 gewoon thuis wonen...

het verslag van mijn studiereis naar Denemarken (2008) is te downloaden op mijn website: http://www.erik-zwart.com/#6

woensdag 29 december 2010

Hoe regel je een stage in Denemarken?

Arhus, museum of modern art

Januari 2008 was een wonderlijke maand.

Ik kreeg, geheel onverwacht, via de post, een gloednieuwe camera van Canon toegezonden. Mijn eigen camera, toen ruim 5 jaar oud, had ik voor een reparatie opgestuurd. Die bleek niet meer te repareren en Canon oordeelde dat zoiets met een camera uit hun fabriek niet zou mogen gebeuren.

Diezelfde dag kwam de dealer voorrijden met een gloednieuwe Toyota Prius. Een rode.

En ik kreeg vanuit Denemarken bericht dat een door mij geplande stage inmiddels was geregeld.

Ik kon vertrekken.

Hoe plan je een stage in Denemarken?

Ik wilde naar Denemarken om onderzoek te doen naar hun beleid ten aanzien van thuiswonende dementerende mensen. Denemarken heeft hierin een vernieuwend beleid ontwikkeld en loopt, samen met Zweden, nog steeds voorop. Inmiddels begint het wel last te krijgen van de grenzen van hun eigen systeem.

Dat leek me een boeiend gegeven.

Maar hoe regel je zoiets? Er bestaat geen reisbureau voor stages op dit gebied.

Ik ben maar begonnen om via internet onderzoek te doen naar de mogelijkheden. Omdat het beleid rond wonen, zorg en welzijn volledig de verantwoordelijkheid is van de gemeente, kwam ik al snel bij hen terecht. Ik las allerlei verslagen van groepen en mensen die mij voor waren gegaan. Dat waren er nogal wat. Zodoende leerde ik dat Kopenhagen en Arhus het verst waren gevorderd in hun beleid voor dementerenden.

Via de sites van deze gemeenten, zocht ik contact.

Het was verrassend wat er toen gebeurde.

Spontaan meldden zich ambtenaren die enthousiast vroegen wat ik precies wilde. Ik deed, via de mail, mijn verhaal en ze begonnen spontaan voorstellen te doen. De ambtenaar uit Arhus liep het hardst, dus ik besloot naar Arhus te gaan. Via deze ambtenaar kwam ik in contact met allerlei mensen die op allerlei plekken in de keten werkzaam waren.

Ze waren zonder uitzondering enthousiast over mijn belangstelling. En ik kon overal langskomen.

Met mijn nieuwe Prius en mijn nieuwe camera.


dinsdag 28 december 2010

Er waart een spook door ons land....whuuuu!



De koningin sprak over harmonie, respect en maatschappelijke verbondenheid.

Hoe je het ook wendt of keert, het zijn thema's die bij kerst horen.

De onderkoning, Wilders, reageerde zuur. Smalend, was het juiste woord dat de Volkskrant voor zijn bijdrage aan de kerstboodschap koos. Niks harmonie of respect. Oog om oog, tand om tand. Dat is zijn devies. Gewoon rammen en dan pas vragen. Zo meppen we onze nieuwe samenleving bij elkaar. Schreeuwen, afwijzen, verzuren. Ja, met Geert komen we er wel.

Verder de voorspelbare reacties, de oppositie verdedigde de koningin. De regeringspartijen, jawel het christelijke CDA (daar stond die C toch voor?), hielden zich stil of mompelden iets zo zachtjes dat Geert het niet kon horen.

Lafaards.

Vanmorgen een goed stuk van Ari Duivesteijn in de Volkskrant. Hij beschrijft hoe de PVV zelfs een onschuldig initiatief voor de bouw van een door kinderen ontworpen huis, verbindt aan haar eigen haatdragende superthema's, de islamisering en de hobby's van de linkse kerk, en daarom maar afwijst.

Ook een bericht dat de PvdA gezamenlijk met zoveel mogelijk andere partijen wil gaan optrekken tegen de verzuring in ons land.

Maar ook hier begint de verwarring toe te slaan. Samen? Nou, dat moeten we nog even bezien. We moeten nog vergaderen. Hoezo samen? Tja, het plan is wel goed, maar....

En de Anbo (de ouderenbond) heeft al verzocht om van de lijst van deelnemers te mogen worden afgevoerd.

Voor je het weet worden ze geassocieerd met de linkse kerk.

Stel je voor.

Gaat Geert over je twitteren.

Whuuu!

maandag 27 december 2010

Klöte



Er was geen ontkomen aan.

De kledingkasten waren onherstelbaar gammel. De schroeven draaiden vrolijk rond zonder nog te hechten. Dolgedraaid, heet zoiets. De kasten zwaaiden vervaarlijk heen en weer als wolkenkrabbers in een storm. Het kon niets meer worden.

Ik heb ze gesloopt en bij het grof vuil gezet.

Maar de kleding moet toch worden opgeborgen. Mijn vrouw keek me al eens van opzij aan. We voelden allebei welke kant het op ging.

Ik probeerde nog iets over het behang en de verf en de lampen die nog moesten worden opgehangen.

Allemaal waar, maar het lost het probleem van de kledingkasten die er niet meer waren, niet op. Er moesten nieuwe kasten komen.

Ikea.

Het I-woord was uitgesproken. Geschrokken keek ik naar buiten. In mijn fantasie draaide iedere auto die de wijk uitreed in de richting van dit Zweedse foltercentrum. Volgestouwd met meubels die op onnavolgbare wijze in elkaar moeten worden geknutseld. Zonder schroevendraaier, maar hoe dan wel, heb ik nog steeds niet begrepen. Een winkel die meer mensen trekt dan de Kalverstraat rond Sinterklaas of de kerstviering in de Sint Pieter in Rome. Mensen die als zombies door elkaar heen krioelen, met zware karren die om de één of andere reden altijd langs mijn enkels moeten schuren als ze passeren. Mensen die het liefst met veel geweld een loopplekje voor je veroveren in de rij en vervolgens bij ieder meubeltje uitgebreid stil gaan staan. Die het niet toestaan dat je langs hen heen loopt, daarvoor wordt de wagen steeds weer listig in stelling gebracht.

Ikea.

Als je dan door alle ellende bent heen geworsteld, moet je je spullen nog in de auto zien te krijgen. In al die honderden auto's om de winkel heen, zitten weer dezelfde zombies maar nu zijn ze gewapend met een auto. Het liefst een 4wheeldrive en zonder zich van iets of iemand iets aan te trekken. Allemaal in een vorm van dolle paniek. Een rode waas voor de ogen. En natuurlijk past het niet, dus moet de hele stapel dozen weer de auto uit en wordt opnieuw begonnen met het passen en meten. Terwijl je in je auto zit te wachten op je beurt. Terwijl tegelijkertijd minstens drie auto's er zich toch tussendoor weten te persen.

Ikea.

Ach, zo stelde mijn vrouw mij gerust, het is de dag na kerst. Ze zijn vorige week zo ongeveer permanent open geweest. Iedereen zit lekker uit te buiken. Wie moet er vandaag eigenlijk nog meubels kopen? Het zal niet zo druk zijn vandaag.

Wat kan een mens zich vergissen.

vrijdag 24 december 2010

Kerstfeest



Al weken waren de voorbereidingen gaande.

Over het menu.

De aankleding.

De muziek.

Bewoners, familie, medewerkers, vrijwilligers. Iedereen was betrokken.

De toneelzaal, ook in gebruik als restaurant, werd volledig opnieuw ingericht. Tafels, mooie stoelen, sjiek tafellinnen, kaarsen, overal kaarsen. Mooi opgepoetste glazen, wijn, water, jus d'orange. Overal kersttakken en andere versieringen en bij het podium een enorme kerstboom. Prachtig versierd met rode en zilveren ballen en linten.

Sfeervol. Het was het enig denkbare woord. De zaal barste uit zijn voegen van de sfeer. En medewerkers. Ze waren er allemaal. Gewoon, op hun vrije avond. En een orkest met strijkers, fluiten en een piano. Ook vrijwillig.

De bewoners kwamen opgewonden naar de ruimte. Armpje door met hun man of vrouw of dochter of zoon of ....het deed er niet toe. Deze avond was voor hun. En iedereen deed zijn best.

Want weet je, ooit werd er een mensenkind geboren.

Daar gaat dit feest namelijk over. Het feest van een geboorte. Van mogelijkheden. Van medemenselijkheid.

Kerstfeest in een verpleeghuis.

woensdag 22 december 2010

Iedereen blij?


Vanaf 1 januari valt de medisch gespecialiseerde verpleegkundige zorg niet meer onder de AWBZ.

1 januari 2010, wel te verstaan.

Sindsdien is het hommeles.

Medisch gespecialiseerd verpleegkundig handelen, zijn verpleegkundige handelingen die moeten worden uitgevoerd op voorschrijven van een medisch specialist of huisarts.De handelingen moeten voortkomen uit het behandelbeleid van de arts en die blijft dan ook verantwoordelijk. Te denken valt aan het geven van bepaalde medicatie per injectie of wondverzorging.

Dit wordt zeer vaak uitgevoerd door verpleegkundigen, in dienst van een thuiszorgorganisatie. Dat is fijn voor de client: die hoeft niet steeds naar het ziekenhuis. En de thuiszorg heeft voldoende deskundige medewerkers die dit werk verantwoord kunnen doen. Het helpt de arts omdat deze de behandeling doorgang kan laten vinden op een voor iedereen prettige manier.

Iedereen blij.

Niet iedereen.

Het past namelijk niet. De AWBZ is hier niet voor bedoeld en dat is natuurlijk ook weer waar. Dus wordt het overgeheveld naar de zorgverzekeringswet. Is dat probleem ook weer opgelost.

Iedereen blij.

Niet iedereen blij.

Want hoe pak je dit nu aan? De thuiszorgorganisatie mag de handeling alleen uitvoeren als de medisch specialist hier opdracht voor geeft. De handelingen zijn niet opgenomen in de financieringssystematiek van het ziekenhuis. Hoe weet een verzekeraar nu dat de handeling in opdracht is uitgevoerd en hoe loopt de factuurstroom? Moet de thuiszorgorganisatie de medisch specialist een rekening sturen.

Nog meer administratie en controleformulieren.

Het werd ingewikkeld en de zorg moet toch doorgaan. Dus werd bedacht dat 2010 een overgangsjaar zou zijn. De thuiszorgorganisaties konden hun declaraties nog op de oude manier naar het zorgkantoor (verzekeraar) verzenden en intern losten zij de verantwoording op.

Maar het wordt nu 2011.

We moeten wat.

CZ en UVIT hadden het bedacht. Alle contracten voor medisch gespecialiseerde zorg met thuiszorgorganisaties werden opgezegd. De thuiszorginstellingen moesten maar met alle ziekenhuizen in hun gebied gaan onderhandelen over het aantal af te nemen handelingen en hier een prijs over afspreken.

CZ en UVIT blij.

Verder niemand: de brief werd eind november ontvangen.

Actiz (de koepel van verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg) en de NVZ (koepel ziekenhuizen) in het verweer. Het plan was niet doordacht en niet haalbaar, zeker niet op deze korte termijn.

Dus werd de maatregel door deze verzekeraars weer opgeschort. Andere verzekeraars waren er ook nog niet uit.

Tip: begin in januari nu eens als eerste om een goede oplossing voor dit probleem te bedenken. En neem even de tijd om hierover met de verschillende partijen overleg over te voeren en afspraken te maken.

Iedereen blij.

dinsdag 21 december 2010

Genuanceerd denken.

Ik keek de verpleeghuisarts verbaasd aan.

Hij had mij net verteld dat hij geen voorstander is van 1-persoonskamers voor dementerende bewoners.

Dit was, ook toen al, we hebben het over vijf jaar geleden, een politiek weinig passende opmerking. Aan alle kanten werd er aangedrongen op het afschaffen van meerpersoonskamers in verpleeghuizen. Ieder bewoner had recht op privacy. Dus werd er zwaar ingezet, door de politiek en hierdoor de zorgkantoren, op bouw- en renovatieplannen waar iedere bewoner een eigen kamer kreeg. Naast natuurlijk het afbreken van grootschalige verpleeghuizen en het vervangen door kleinschalige voorzieningen.

Ook in deze instelling hadden we, op papier, het verpleeghuis al volledig vervangen door nieuwbouw met minder capaciteit (een halvering) en een heel aantal kleinschalige woonvoorzieningen, verspreid door de stad. Het zorgkantoor noemde ons voortdurend als lichtend voorbeeld in onze visie en concretisering hiervan.

De verpleeghuisarts, één die ik hoog achtte wat betreft zijn deskundigheid, maar ook zijn warme belangstelling voor de aan zijn zorg toevertrouwde bewoners, keek me schalks aan.

Hij had met name problemen met de nieuwe dogma's. Politiek heeft nu eenmaal de neiging de complexe werkelijkheid terug te brengen tot simpele oplossingen. Gebrek aan privacy? Iedereen een éénpersoonskamer. Gebrek aan huiselijkheid? Iedereen in een huis gebasseerd op kleinschalig wonen. De wereld ziet er zo tenminste overzichtelijk uit en je weet weer wie de boosdoeners zijn: de genuanceerde denkers.

Hij was zo'n genuanceerd denker. Dat was ook logisch: hij trok dag (en vaak ook nacht) op met de mensen om wie het allemaal gaat: de verpleeghuisbewoners.

Kijk, zo legde hij uit, een voorbeeld. Een dementerende heeft vaak last van desoriëntatie. De dag wordt nacht en de nacht wordt dag. Dat leeft niet lekker. Als een dementerende bewoner 's nachts wakker wordt op een meerpersoonszaal, dan kijkt hij op, constateert dat iedereen om hem heen slaapt en draait zich nog maar weer eens om. Wordt hij echter wakker op een éénpersoonskamer, dan heeft hij die prikkel niet. Hij staat op, kleedt zich aan en gaat aan het zwerven.

Zo simpel kan het werken.

Ik moest hier aan denken toen ik afgelopen week over een onderzoek las door de universiteit van Maastricht. Zij hadden onderzoek gedaan naar het welbevinden van pg-bewoners van kleinschalige voorzieningen met allemaal een eigen kamer. Hieruit bleek dat deze bewoners zich niet persé beter voelen dan bewoners van een grootschalig complex met meerpersoonskamers.

Sterker, ze zijn juist vaak angstiger.

Dat heeft vast met hun desoriëntatie te maken.

We kunnen het vraagstuk dus niet simpel oplossen. We moeten er genuanceerd naar kijken.

Vertel dat maar eens aan onze politici.

Er is nog een reden dat we kritisch moeten zijn.

De vergrijzing neemt hand over hand toe. De capaciteit van plaatsen in verpleeghuizen zit al jaren op hetzelfde niveau. Het aantal dementerenden neemt toe en ze zullen, noodgedwongen, steeds vaker en langer thuis moeten blijven. Met alle gevolgen van dien.

Al het geld voor bouw gaat namelijk zitten in de afbraak van de klassieke verpleeghuizen en het bouwen van nieuwe, kleinschalige complexen.

En het geld kan maar één keer worden uitgegeven.

Ik hou geen pleidooi voor het in stand houden van hoe het is.

Natuurlijk niet.

Ik pleit voor genuanceerde oplossingen. Visie op basis van feiten. Geen dogma's.

Want anders blijven we het paard achter de wagen spannen.

zaterdag 18 december 2010

Grrrrrr emeente



Afgelopen week werden bij ons twee nieuwe dakkapellen geplaatst.

De oude waren kuis verrot en er moest dus echt iets gebeuren.

We hadden ons huiswerk gedaan. Vanaf 1 oktober is een nieuwe wet van kracht, zodat bij vervanging aan de voorzijde van het huis geen meldingsplicht meer bestaat. Aan de achterzijde was deze al eerder vervallen. Voor de zekerheid zond ik naar het hiervoor bedoelde mailadres van de gemeente nog even de vraag of mijn interpretatie klopte.

Nooit meer iets van gehoord.

Natuurlijk.

Waarom ben ik toch niet verbaasd over dit soort zaken?

Enfin.

De dag was daar. Voor de deur stond een grote oplegger met twee dakkapellen. Onze oude waren net van het dak getild. Toen ging de voordeurbel.

Bouw- en woningtoezicht.

Ze waren toevallig door de straat gereden.

Wij wonen midden in de wijk, uit het zicht van doorgaande routes. In de 10 jaar dat we hier wonen, nog nooit een autootje van bouw- en woningtoezicht gezien.

Inderdaad, heel toevallig.

Stiekum keken we de straat in of we ergens een gordijntje omhoog getild zagen. Maar niet dus.

Of we een vergunning hadden.

Nou, zo legden we uit, het was 1 oktober geweest. Dus dat was niet meer nodig.

Dat hoefden we de man niet uit te leggen. Dat wist hij ook wel. De meldingsplicht was vervallen. Nee, hij bedoelde een omgevingsvergunning.

Nu vielen wij even stil. Omgevingsvergunning?

Een melding hoeft niet te worden gedaan, maar er moest wel een omgevingsvergunning worden aangevraagd? Dan moet er dus blijkbaar toch een melding worden gedaan...maar waarom was dan de meldingsplicht opgeheven?

Hier kwam hij ook niet zo goed uit. Hij was van de regels, niet van dit soort scherpzinningheden. En ja, inderdaad, dit ging toch weer geld kosten.

Tja. Die gemeente moet wat. Al die ambtenaren moeten toch worden betaald. Wie zouden de buren anders nog kunnen bellen?

We konden een brief tegemoet zien.

En daar ging hij weer met zijn autootje. Naar de volgende toevallige waarneming.

Je kan het er maar druk mee hebben.

vieze man



Ik herkende hem onmiddellijk.

Weliswaar was ook hij zo'n 20 jaar ouder, maar zijn gezicht zat nog steeds onder de pukkels, zijn neus was rood en zijn haren vettig en verward. Allemaal tekenen van een ongezond leven. In zijn geval, zo wist ik, gedomineerd door alcohol en armoede. Aan dit rijtje kan nog worden toegevoegd eenzaamheid, werkeloosheid, talloze psychiatrische opnamen, eenzijdig en ongezond voedsel, vele shaggies per dag en soms een kruimeldiefstal als de nood te hoog werd. En daardoor ook enkele veroordelingen en gevangenisstraffen.

Ik was benieuwd of hij nog steeds een dak boven zijn hoofd had. Hij woonde indertijd in een klein appartementje wat van zijn moeder was geweest. Na haar dood, was hij hierin getrokken en sindsdien stond het stille straatje op zijn kop: het huisje werd een vast inlooppunt van alles wat in Gouda uitzichtloos en kansloos was.

Op de één of andere manier lukte het hem indertijd om op de smalle richel waarop zijn leven zich bevond, ongeveer in balans te blijven. Soms moest hij dan een paar weken in een politiecel of in een psychiatrische inrichting verblijven, maar dat kwam meestal wel goed uit. Hij kon dan een periode niet drinken, kreeg weer even een tijdje een redelijke maaltijd en hij kon zich weer eens verzorgen.

Op die manier dus.

Een trieste man eigenlijk.

Ook een vieze man.

Hij verleidde bij voorkeur eenzame, bejaarde dames en leefde dan een tijdje van hun schamele AOW'tje. Thuis, zo vertelde hij, had hij in een kast enkele jurken hangen. Opgedoken op een rommelmarkt. Zo verleidde hij hen.

Hier maakt niemand zich echt druk om.

De bejaarde vriendinnen waren altijd dezelfde soort eenzame, verdwaalde stakkers. Blij dat ze eindelijk weer eens voor iemand konden zorgen. Weer een tijdje aanspraak hadden. De sex en financiële uitbuiting namen ze dan maar op de koop toe.

Totdat ze blut waren.

Dan vertrok hij weer.

Daar liep hij. Door de sneeuw. Zijn te kleine jas hing open. Hij droeg sandalen. In zijn hand had hij een bierblikje. Hij was dronken.

Het is bijna kerst.

zondag 12 december 2010

Marktberichten


Vanmorgen nog liepen wij in Brussel. We liepen door de Marollen, een volkswijk. Op het Vossenplein wordt dagelijks een antiekmarkt gehouden.

Het was er levendig. De verkopers, ze spraken vrijwel uitsluitend Arabisch, waren vooral druk bezig met elkaar. Ze sjouwden met meubels, ze bespraken weetikveelwat en dat deden ze vurig en met veel misbaar of ze speelden een bordspel. Het publiek, veelal bewoners van de volkswijk, maar ook een enkele toerist, scharrelden tussen de chaotisch uitgestalde koopwaar door.

De koopwaar bestond meestal uit een slordig neergegooide verzameling rommel. Bakken vol met kledingstukken, serviesgoed, beeldjes en andere bric a brac. Schilderijen stonden overal opgesteld. Vaak beschadigd en eigenlijk altijd zeer kitscherig. Hier en daar had een verkoper een marktkraam, maar meestal lag de verkoopwaar gewoon op straat. Het had geregend, zodat alles vochtig was. Ook de boeken, tekeningen en schilderijen. Niemand maakte zich hier druk over.

Er werd nauwelijks iets verkocht. Een enkele keer vroeg ik naar de prijs van een object. De verkoper, als hij me al een blik waard vond, vroeg exorbitante prijzen. Ik had ergens gelezen dat afdingen verwacht werd. Maar een beeldje van weinig waarde, waar schaamteloos € 500,- voor wordt gevraagd, tja, dan begin ik niet eens aan het noemen van een lagere prijs.

Mijn camera werd niet op prijs gesteld. Verschillende verkopers spraken me afkeurend aan als ik de camera op hun koopwaar richtte. Mijn Frans was opeens erg slecht. Ik bleef naar hen glimlachen. Soms kwam er één zwaaiend op me af. Dan keek ik maar de andere kant op. Uiteindelijk dreef niemand het op de spits.

Zo'n markt is feitelijk de meest pure vorm van het kapitalisme. Verkoper en koper ontmoeten elkaar en bepalen gezamenlijk een prijs. Die prijs geeft, als het goed is, zowel de koper als de verkoper een tevreden gevoel.

Ik begrijp nu de marktberichten op de radio, wanneer wordt gezegd dat de beurs een wat depressieve dag doormaakte.

Ze waren allemaal een beetje chagrijnig en hadden eigenlijk geen zin om iets te verkopen.

Daar op de markt in de Marollen.

zaterdag 4 december 2010

Sinterleaks, a dutch cablegate



In het huis zijn alle kamerdeuren dicht. Dit is ongewoon. Op de deuren zijn papiertjes geplakt die met zoveel woorden duidelijk maken dat je niet welkom bent. Van achter de deuren klinkt muziek. Over smaak valt niet te twisten en ons huis kent vele smaken.

Buiten sneeuwt het. Die enkeling die zich op straat waagt, schuifelt voorzichtig. Fietsers glibberen griezelig heen en weer en auto's rijden stapvoets.

Ik zit, noodgedwongen, in de huiskamer. Ik kan niet naar buiten en ook binnen ben ik nergens welkom.

Morgen is het Sinterklaas.

De krant verhaalt over wetenschappers die reageren op het nieuws van de bacterie die arseen in plaats van fosfor als bouwsteen had. Natuurlijk, deze wetenschappers hebben verklaart dat het allemaal onzin is. Het is nieuws is helemaal niet spectaculair. Ik moet denken aan de enthousiaste journalist die met lego poppetjes in elkaar had gezet om uit te leggen wat er aan de hand was. Het was aandoenlijk, maar enig vooruitzicht op een ontmoeting met ET kon ik er niet uithalen.

Maar blijkbaar hoeft dat ook niet meer want het was allemaal onzin.

Ook lees ik over Wikileaks en haar oprichter, Assange. Hij zit nu permanent ondergedoken omdat hij zijn leven blijkbaar niet meer veilig is. Tegelijkertijd lees ik alle groten der aarde omstandig of lacherig verklaren dat de gepubliceerde stukken niks voorstellen. Kwajejongenswerk. Niets om je zorgen over te maken. Wel gek, denk ik, dat ze het allemaal en in koor roepen. O ja, Clinton, die maakt zich boos. Maar goed, haar complete diplomatieke dienst is in zijn hemd gezet. Zij mag de komende weken zo ongeveer permanent op reis om alle oneffenheden weer glad te strijken. Daar zou ik ook van balen, zo vlak voor de kerst. En natuurlijk de Turkse premier Erdogan. Die is razend op de Amerikanen en bereid om in zijn eentje Washington te bestormen. Maar goed, die heeft natuurlijk last van de eerzuchtige opvliegendheid die middellandsezeetypen wel vaker kenmerkt.

Oeps, dat staat nu ook op internet.

En morgen is het Sinterklaas. Ook hij bestaat niet en zijn komst met Zwarte Piet is onzin. En worden weer allemaal mensen door surprises en gedichten in hun hemd gezet. En plakken en kleuren en verven vele volwassenen met hun tong uit de mond een verrassing in elkaar. En maken we naar elkaar bekend tegen welke lachwekkende, irritante en vervelende eigenschappen we zo gedurende de dag aanlopen.

En we zullen lachen.

En we zullen de kritiek wegwuiven.

Ha, ha, die Sinterklaas.

Hij bestaat toch niet.

Allemaal kwajejongenswerk.

Laten we elkaar maar niet al te serieus nemen.

Anders is het morgen oorlog in al die Nederlandse gezinnen.

vrijdag 26 november 2010

Leuker kunnen we het niet maken...


Gister lag er een blauwe enveloppe in de brievenbus.

Daar houd ik niet van. Altijd gedoe.

Er bleek een retourenveloppe in te zitten. Nu gingen alle alarmbellen op rood.

Op de licht verwijtende toon, waarop brieven van de belastingdienst het patent lijken te hebben, werd mij gemeld dat ik onterecht een maandelijkse teruggave kreeg. Ik sta namelijk nergens op een loonlijst.

Dat klopt, ik ben ZZP'er.

Die teruggave is natuurlijk gebaseerd op de aftrek van de rente voor de hypotheek van ons huis. Je kan er voor kiezen om die aftrek ofwel 1 keer per jaar via je belastingaangifte te innen, ofwel maandelijks door een voorlopige teruggave. Er waren tijden dat je dit jaarlijks moest aanvragen. Een ingewikkeld formulier en er vooral aan denken deze op tijd in te sturen, eind van het jaar. Maar de belastingdienst werd steeds joliger, dus opeens hoefde dat niet meer en kreeg je vanzelf zo aan het eind van het jaar een bericht over de hoogte van je voorlopige teruggave. Gedeeld door twaalf, gaf dat het maandelijkse bedrag. Bij je belastingaangifte over dat jaar, geef je het bedrag opnieuw op als zijnde reeds ontvangen en zo liep alles keurig weer tegen elkaar weg.

Maar blijkbaar geldt dat alleen voor mensen die op een loonlijst staan. Een ZZP'er mag het uitsluitend één keer per jaar via zijn aangifte regelen. Weet ik veel.

Hoe dan ook, ik ontvang geen geld waar ik geen recht op heb: ik mag de hypotheekrente nog altijd aftrekken. Ik mag het alleen niet alvast maandelijks laten overmaken. Ik heb altijd het reeds ontvangen bedrag opgegeven, dus, zou je kunnen zeggen, het is een zuiver bureaucratische reden dat de belastingdienst mij deze brief stuurt.

Ze gaan de voorlopige teruggave intrekken. Concreet betekent dit dat ik in december één keer dit jaar de maandelijkse teruggave niet ontvang. Ik kan niet nalaten te bedenken hoeveel mensen hier nu mee bezig zijn geweest. Ik ga natuurlijk ook nog even bellen. Kost ook al snel een minuut of tien....

Leuker kunnen we het niet maken,

wel duurder....

donderdag 25 november 2010

tik tak



Het is al lang geleden.

Veel is inmiddels veranderd.

Ik ben geen verpleegkundige meer. Ik ben 20 jaar ouder. Ik heb al in geen jaren een psychiatrisch ziekenhuis van binnen gezien.

Lubbers en zijn minister Brinkman kregen duizenden verpleegkundigen op de been: stop de bezuinigingen. Ze waren nog maar net begonnen. Wisten wij veel.

Zo lang is het al geleden.

In die tijd hadden huisartsen de vervelende gewoonte om op vrijdagmiddag dementerende ouderen op een opnameafdeling van een psychiatrisch ziekenhuis terecht te laten komen. Hadden ze het weekeinde tenminste rust. Vervolgens zat zo'n stakker temidden van ernstig gestoorde patiënten maanden te wachten op een plekje in een verpleeghuis.

O ja, wachtlijsten, die waren er toen ook.

Een grijs hoopje ellende, weggedoken in een hoekje van de huiskamer. De wereld was al zo vreemd geworden, nu was ze ook nog vijandig.

Dit probeerden we uit alle macht te voorkomen. Dus, als er een bejaarde werd aangekondigd, vroegen we stevig door. Veel psychiaters waren het met ons eens en werkten mee. Een enkeling niet. Die wilde zo nodig zijn collega helpen. Want ja, die avond zagen ze elkaar weer bij de Lions of de Rotary. Of er had een assistent dienst en die durfde nog niet zo goed "nee" te zeggen tegen de huisarts aan de andere kant van de lijn. En reken maar dat zo één overtuigend kon zijn.

Maar nu was het echt anders. Ze was hoogbejaard, dat zeker. Maar ze was niet dement. Gegarandeerd niet. Echt niet.

Ze werd door een taxi gebracht. De taxichauffeur droeg haar koffertje. Haar bril stond scheef op haar hoofd en haar permanentje was uitgezakt. Ze droeg een lange, wollen jas waarvan de knopen scheef waren dichtgemaakt.

Ze schuivelde voorzichtig naar binnen en keek mij verwachtingsvol aan:

"Komt mijn moeder me hier straks ophalen?"

Ik heb haar een kopje thee gegeven.

woensdag 24 november 2010

Welkom Sinterklaasje



Ik moest diep de polder inrijden voor een overleg. Dit was gepland in een verzorgingshuis. Toen ik naar de hoofdingang liep, zag ik op een raam met grote letters staan:

" Welkom, Sinterklaas."

Ook in het huis was het vrolijkheid troef. Tekeningen van Sinterklazen en Zwarte Pieten sierden de muren. In een hoek stond een geheimzinnige jute zak, waar een roede uit stak. Bij een open haard in de centrale hal stonden kinderschoenen.

Het vuur in de haard bleek een rood lampje te zijn en de vlammen enkele door een luchtstroom wapperende crepepapiertjes.

Onvermijdelijk moest ik denken aan het moment dat mijn oma werd opgenomen in een verzorgingshuis. Tot haar 85e scharrelde ze haar kostje nog bij elkaar op een markt bij haar in de buurt. Ze verzorgde zo goed en zo kwaad als het ging haar kleine arbeidershuisje in Amsterdam Noord. Ze werd echter in toenemde mate blind en de botontkalking maakte haar steeds minder mobiel.

Nooit zag ik voor haar raam in de huiskamer een slinger met de tekst:"Welkom Sinterklaasje".Ze genoot van het vieren van Sinterklaas, maar vooral omdat dit gebeurde met de (achter)kleinkinderen. Sinterklaas was voor haar een kinderfeest, waar je als volwassene van kon genieten, maar wel als volwassene.

Mijn oma was geen liefhebber van bingo en andere vormen van groepsvermaak. Ze zat echter nog geen twee maanden in het verzorgingshuis, toen ik haar aantrof in de recreatiezaal. Ze zat wat verloren aan tafel, achter een blaadje met cijfers.

Bingo.

De zuster had haar maar meegenomen, want het was zo gezellig.

En tegen de zuster kon ze niet op. Die was de baas in het huis. En ze bedoelden het ook zo goed.

Vanaf dag 1 hoefde ze zelf niet meer te koken of spullen in huis te halen. Ze was er de vrouw niet naar om te klagen.

In het verzorgingshuis waar ik mijn vergadering had, liepen zusters rond. Met koffie, met een schoonmaakkar en met bewoners. Ze waren goed gemutst, vriendelijk en bedoelden het allemaal zonder enige twijfel goed.

Toch kon ik niet nalaten te denken: we hebben het toch over volwassen mensen? Mensen die zich een heel leven door allerlei problemen en toestanden hebben heen geslagen. Die het altijd hebben gered. Die hun eigen besluiten konden nemen en sturing gaven aan hun eigen leven.

Ik vind het niet passen, die slingers voor het raam:

"Welkom Sinterklaasje."

zondag 21 november 2010

Schreeuw


In 70 steden in Nederland werd zaterdag geschreeuwd.

Door zo'n 100.000 mensen.

Niet iedereen schreeuwde uit volle borst. Maar dan kwam er tenminste een luide roep over de lippen. En sommigen, ja, die brulden de longen uit hun keel.

Hierna lachte men meestal wat schaapachtig. Toch een beetje vreemd. Zomaar zo hard schreeuwen op straat.
Maar goed, iedereen om je heen deed mee. Dus, daar ging je.

In Den Haag, Rotterdam, Amstelveen, Almelo, Lelystad en Amsterdam. Niet in Gouda. Nee, daar niet.

Maar ja, voor je het weet krijg je hier een bloembol op je kop. En vervolgens rijdt het leger in tanks door de straten. Dus dan pas je wel op met dat schreeuwen.

Dat schreeuwen was ook nog ergens goed voor. Tenminste, dat was het idee. Nederland schreeuwt om cultuur. Want er wordt bezuinigd op cultuur en bovendien gaat er ook nog een dure BTW geheven worden op kaartjes voor het theater en de cinema. Vandaar.

Ik zag op het Leidseplein, waar hartstochtelijk werd geschreeuwd, zelfs Frits Bolkestein langskomen. Hij is natuurlijk een rechtse bal en verklaarde trots het overal mee eens te zijn waar dit kabinet voor staat. Stilte. Op één ding na: de bezuinigingen op cultuur. Dat vond hij maar niets. Luid geschreeuw en gejuich. Hij keek glimlachend rond. Sterker, hij vond dat er juist méér geld naar cultuur moest. Het plein werd afgebroken door de enthousiaste menigte. Die Frits, in het hart van de linkse kerk. Opeens hielden ze een beetje van hem. Hij hield zijn adem in. Toen maakte hij zijn zin af: "en het moet worden bekostigd uit een flinke bezuiniging op ontwikkelingshulp..."

Toen hielde de menigte even haar adem in. En vervolgens klonk er een langdurig en hartgrondig boegeroep en gefluit. Frits straalde. Mooi verhaal voor die avond in de kroeg met zijn vrienden. Ha, ha, echt Frits. Jammer dat hij zijn memoires al had gepubliceerd. Het was een mooie intro geweest.

Zondag was het weer stil. De mensen doken wat dieper in hun kraag en stookten de kachel thuis iets hoger op. In de theaters werd gezongen, gedanst en gedeclameerd. In de kunsthal in Rotterdam bekeek het publiek de schilderijen van Edvart Munch. Die heeft iets met schreeuwen.

Buiten op straat gilde een kind. Het wilde een ijsje.

Die moest nog veel leren.

Een te nette man



In een weblog kwam Fons de Poel terug op een reportage die door hem was opgenomen.

In "Het interview met Harry" (http://community.kro.nl/brandpunt/b/fonsdepoel/archive/2010/11/18/het-interview-met-harry.aspx) blikt hij terug op een vraaggesprek dat hij voerde met Harry Moeskops, bestuurder van de Osiragroep in Amsterdam.

Nou ... vraaggesprek.

Tijdens het gesprek werden steeds beelden getoond van een bejaard echtpaar, waarvan de vrouw ernstig Parkinson-patiënte is en de man zich beklaagde over de gebrekkige zorg die zij ontving. In een huis van de Osiragroep.

Vandaar dat gesprek, met Harry Moeskops. Want hij is daar één van de bazen.

Ook Fons de Poel vond het blijkbaar wat ver gaan, de wijze waarop Moeskops was aangepakt. In zijn weblog legt hij uit dat iemand natuurlijk volkomen kansloos is wanneer de schrijnende beelden van het echtpaar tussen de beelden van het vraaggesprek door zijn gemonteerd. Dit kon Moeskops natuurlijk niet weten: hij voerde een gesprek met de Poel en pas later bedacht iemand dat het effect veel groter zou zijn als de verschillende beelden door elkaar zouden worden gemixt. Moeskops was gewoon te netjes, aldus de Poel. Dat kan je van hem en zijn redactie niet zeggen. Je kan je afvragen waarom het effect zoveel groter moest worden gemaakt: het verhaal had zo al body genoeg. Maar goed, een bestuurder meer of minder opgeofferd voor het effect, waar maak ik me nog druk om. Moet allemaal kunnen.

De uitzending had een storm van protest opgeleverd. Vele voorbeelden van de verslechterende ouderenzorg waren bij de redactie terecht gekomen.

En de beelden waren natuurlijk afgrijselijk om te zien. De verdrietige wanhoop van de echtgenoot was oprecht en voor iedereen invoelbaar. En natuurlijk begrijpt ieder weldenkend mens dat hier iets moet gebeuren. En natuurlijk is het ook waar dat we met elkaar gewoon geen cent teveel over hebben voor een goede ouderenzorg, want ze is nu al onbetaalbaar. En natuurlijk moeten die zorginstellingen wat. En natuurlijk moet de politiek wat.

Alleen, door de wijze waarop het aan het publiek werd getoond, maakt het uiteindelijk een oppervlakkig item. Gericht op een snel effect. Gericht op, overigens begrijpelijke, maar helaas ook vluchtige emoties. Morgen weer een ander onderwerp. Over Afghanistan of de bloembollengooiers in Gouda.

Ook allemaal heel erg.

Collectief allemaal weer even verontwaardigd. En dan naar bed. Morgen is er weer een nieuwe dag.

Of het echtpaar de Koningh, het bejaarde paar uit de reportage, ook gewoon weer verder kan?

zondag 14 november 2010

Stop talking about it!



Het is zondagmiddag.

Het regent.

Ik hang wat achter mijn pc en kom terecht bij een interview met Morgan Freeman. Ik val ergens midden in. Hij fulmineert tegen "black history month". Hij daagt de interviewer uit en stelt onomwonden dat het niks voorstelt, zo'n "black history month" ("ridiculous"). De interviewer, niet de minste, Mike Wallace, is overrompeld. Freeman duwt hem verder en verder in de hoek. Wallace doet nog een poging:"How would you like to stop racism?" Freeman maakt het af:

"Stop talking about it."

Ik stop ermee jou een witte man te noemen, stop jij mij een zwarte te noemen.

Einde interview.

Zou het zo simpel zijn?

De laatste dagen zie ik een stroom artikelen op gang komen, waarin stelling wordt genomen of Wilders en zijn PVV nu wel of geen modern fascisme is. Dit naar aanleiding van een artikel door Rob Riemen, directeur van het Tilburgse Nexusinstituut, waarin deze betoogt dat Wilder een fascist is. Hij trekt de vergelijking met Mussolini. Verschillende tegenartikelen, waaronder één van Frits Bolkestein, waren zijn deel.

Ik probeer het belang van een dergelijke discussie in te zien. Die zal er toch wel zijn want het zijn niet de minsten die spontaan in de pen klimmen. Dat betekent dat de discussie ofwel een bijzonder hoge maatschappelijke relevantie heeft, of je zal je er niet direct een buil aan vallen. De eerste is mij niet onmiddellijk duidelijk maar betekent dit dan dat het vooral een jezelf weer eens presenteren is?

Wie zei ook alweer dat we ons veel te druk maken om Wilders, de PVV en al het gedoe. Dat dit alles eigenlijk alleen maar afleidt van datgene op basis waarvan dit soort bewegingen groot kunnen worden. Dat het eigenlijk een vorm van oppervlakkigheid of, wie weet, gemakzucht is? Want uiteindelijk lijkt het er op dat veel van de groei ook voortkomt uit alle aandacht en alle vertekening die ze oplevert.

Misschien moeten we even ophouden het hier steeds over te hebben.

En aandacht krijgen voor dat waar het over moet gaan. In de juiste proporties, maar wel aanpakken.

"Stop talking about it."

http://www.thatvideosite.com/video/morgan_freeman_isnt_a_fan_of_black_history_month

zaterdag 13 november 2010

Waar blijft het leger??




Ik fietste vanmiddag naar de stad. In het oude centrum zag ik vele kinderen met zwartgemaakte gezichten. Sommigen hadden ook een kleurige muts met een lange veer eraan op hun hoofd. Ik realiseerde me:

Sinterklaas is weer in het land.

Ik had hier nog geen moment aan gedacht. Mijn eigen kinderen hebben niets van enige spanning laten merken. Ook ontbrak het gebruikelijke gehengel naar het een schoen mogen zetten. Mijn jongste dochter is zeventien.

Ik zette mijn fiets bij de singel en wandelde verder. Op het centrale plein, rond het wereldberoemde, oude stadhuis, werd markt gehouden. De toeristen zijn inmiddels weer vertrokken en de stadsbewoners wandelden gemoedelijk en vormden een gezellige drukte. Ik zag allerlei slag: verliefde stelletjes, gezinnen met kinderen, groepjes pubers, schuivelende bejaarden, voortsnellende mannen, keuvelende dames. Mensen met allerlei achtergronden, mensen die duidelijk uit de polder kwamen, Marokkanen, een zigeunermeisje speelde op haar vaste plek op een accordeon. Voor de gelegenheid speelde ze sinterklaasliedjes. Om de één of andere reden klonken ook deze melancholisch. Er liepen Antilliaanse mensen, maar ook stadsbewoners van wie de familie al generaties lang hier wonen. Het krioelde door elkaar.

De marktkramen deden mee met al die diversiteit. Een turkse slager, iemand met allerlei exotische vruchten, de hollandse kaasboer, een kraam met allerlei spirituele hangers. Althans, dat lieten de affiches me weten. Een donker gekleurde standwerker probeerde me over te halen een wel heel speciale poetsdoek aan te schaffen. Had ik nooit meer een schoonmaakmiddel nodig. Ik passeerde een vriend die in zijn beste Engels iemand via zijn gsm te woord stond.

Ik liep de boekhandel binnen en werd geholpen door een vriendelijk meisje met een hoofddoek op. Ze wist me zowaar nog een boek van Cees Nooteboom aan te smeren. Gewillig liet ik me overhalen.

Zomaar een zaterdagmiddag in de stad.

In Gouda.

U weet wel: die stad waar het leger op af zou moeten worden gestuurd.

Maar, wat meet je dan eigenlijk? En waarom?



Mijn blog over "meten is weten", riep reacties op.

Dat was nieuw voor mij.

Maar wel erg leuk.

Ik zal proberen de essentie van de reactie te pakken. De blog beschrijft het proces om de bedrijfsvoering van intramurale huizen, in gewoon Nederlands verzorgings- en verpleeghuizen, te doen aansluiten op de nieuwe wijze van financieren. Deze beschrijving was weer bedoelt om aan te geven hoe, in mijn optiek, er momenteel een wat perverse cirkelgang lijkt te ontstaan waarbij vanuit een maatschappelijke beweging een verandering volgt, welke weer reacties oproept die de indertijd zo gewenste verandering juist weer veroordeelt. En zo blijven we lekker bezig.

Bovenstaande samenvatting maakt al duidelijk dat de blog "meten is weten" een gedrocht van een tekst is geworden. Inhoudelijk ontspoort ze en ik laat de lezer in grote verwarring achter. Waar gáát dit over?

Excuses, waarde lezer, ik had blijkbaar mijn dag niet.

Maar nu de reactie. Die ging namelijk verder. Het betoog was dat we zo langzamerhand een overtuigd geloof hebben in complexe systemen en dat deze systemen ons in staat stellen om te sturen. We kunnen richting geven als we maar voldoende informatie hebben over het bedrijf of de instellingen die we aansturen. Wij staan aan de knoppen of aan het roer.

Onzin, zo vervolgde het betoog, we creëren een illusie. De eindeloos complexe werkelijkheid wordt teruggebracht tot een meet- en regelsysteem waarin een beperkt aantal, liefst SMART geformuleerde aspecten ons gevoel van "in control" zijn versterken. Ik werd geconfronteerd met een aantal boeiende vragen:

1) wat bedoel je eigenlijk met transparantie?

In de blog wordt dit begrip meerdere keren gebruikt en kan rekenen op enthousiaste respons vanuit verzekeraars, overheid en toezichthouders. Maar wat is nu eigenlijk transparant? Als je iets zichtbaar maakt, begrijp je dan ook wat je ziet? Voorbeeld. We spreken af (SMART!) dat een telefonisch gestelde vraag, na maximaal één keer doorschakelen, is beantwoordt. Dit voert natuurlijk terug naar de veel gehoorde klacht dat bellers soms terecht komen in een Kafka-iaans circus van een eindeloos doorgeschakeld telefoontje. Vanaf dit moment meten we dus het aantal doorschakelingen en suggereren dat we tevreden kunnen zijn als bijvoorbeeld 85 % maar één keer is doorgeschakeld geweest....

Maar weten we nu of de beller ook tevreden is? Als je niet oppast wordt de gestelde norm dominant.

Hoezo, transparantie?

2) wat is nu eigenlijk het bezwaar tegen de vroegere financieringssystematiek (jaarbudget op basis van aantal bedden)?

Tja, zeg het eens .... vooral in relatie tot de vraag of dan het nieuwe systeem deze bezwaren heeft weggenomen? Of dat het nieuwe systeem ook weer nieuwe bezwaren oproept, zodat het nu het wachten is totdat men weer gaat terugverlangen naar het oude systeem?

Gister woonde ik een boeiende presentatie bij door zorginstelling Opella (Ede-Wageningen). De bestuurder, Kars Hazelaar, vertelde hoe hij deze organisatie in korte tijd vanuit een heel andere besturingsfilosofie was gaan benaderen. Hij heeft alle meet- en regelsystemen die vanuit de wet- en regelgeving, via administraties in het zorgproces terecht zijn gekomen, overboord gegooid. Hij gaat ervan uit dat de medewerker te vertrouwen is.

Pardon?

Jawel, dat de medewerker te vertrouwen is. Want als dat niet zo is, hoe halen we het dan in ons hoofd om diezelfde, niet te vertrouwen medewerker, wel de zorg voor kwetsbare ouderen toe te vertrouwen?

Geef daar maar eens antwoord op.

Zijn organisatie is dus opgebouwd rond de medewerker en de cliënt. Dat is het startpunt geworden en dat levert verrassende doorkijkjes op.

Wat hiervoor nodig was?

In ieder geval een bestuurder die bereid was om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Hij was het namelijk zat, spuugzat, al die eindeloze controlemechanismen. Al die regeltjes en procedures en protocollen.

Hij wilde een ander uitzicht. Hij zocht de mensen in zijn organisatie.

Hij heeft ze gevonden, hoor....

vrijdag 5 november 2010

Wie heeft de grootste?




Gister reed ik via de N 201 naar Hilversum. Het regende en het woei hard. Het was een uur of zes, dus de weg was vol. Een lang lint van auto's kroop voort.

Bij sommige stoplichten en vlak voor enkele rotondes, verbreedde de weg zich tijdelijk tot twee rijbanen. En steeds opnieuw gebeurde het: van ergens achter mij in de rij sprintte een auto met volle vaart vooruit. Haalde in hoog tempo drie of vier auto's in en perste zich weer in de file.

Soms was het een opgeleukt autootje met glimmende, meerdere uitlaten en van waaruit het bonkende geluid van een zware beat tot in mijn auto doordrong, maar veel vaker was het een glanzende bolide van het type BMW of Audi. De chauffeur was altijd mannelijk.

Ikzelf rij in een Toyota Prius, zeg maar het Dafje van de 21e eeuw, dus iedere poging van mij om in te halen wordt genadeloos afgestraft. Men geeft gas en ik geloof het dan wel weer. Of ik mag even inhalen en wordt vervolgens weer voorbij gestoven.

De weg is een jungle.

Althans, voor sommigen dan.

Het gedrag beperkt zich niet tot de auto.

Tijdens een bespreking maakt iemand een grapje. De Audi-rijder vertelt een nóg leuker grapje. Iemand heeft iets  spannends meegemaakt. Niks in vergelijking met wat de Audi-rijder allemaal meemaakt. Iemand boekt een succes. Nou, het is maar een vlekje in vergelijking met de eindeloze zegepralen van de Audi-rijder.

Waar leidt dit gedrag toe?

De Audi-rijder is vaak nét iets eerder aangekomen. Lacht nét iets harder en heeft het allemaal nét iets beter voor elkaar. Zijn hypotheek, de verzekering, zijn auto, de school van zijn kinderen, zijn baan of bedrijf.

Maar waar leidt het nu eigenlijk toe?

Dat de ander zich kleiner voelt?

Laat me niet lachen.

Moet je opletten als zijn vrouw naast hem staat. Vooral haar ogen zijn belangrijk.

Eén blik.

En je weet genoeg.

Zij is de baas.

Weten is meten



Geleidelijk aan verschijnen in de media verontwaardigde berichten over verzorgings- en verpleeghuizen.

Er zijn nog maar 10 minuten beschikbaar zijn voor een douchebeurt! Je moet je eten in 12 minuten naar binnen hebben gewerkt! Stopwatchzorg! Waar is de persoonlijke benadering! En ga zo nog maar even door.

Beleidsmakers schrikken. Het wachten is op de eerste kamervragen.

Het gevoel dat we met ons allen afglijden naar een afschrikwekkende afgrond, wordt opnieuw versterkt.

Ergens in Den Haag hoor ik een triomfantelijk geroffel op tafeltjes.

Geen fijn geluid, overigens.

Als ik nu opmerk dat we dit met ons allen hebben gewild, word ik weggehoond. Wie kan nu in vredesnaam wensen dat we ouderen met de stopwatch gaan benaderen. Welke idioot heeft dit bedacht?

U.

En u.

En u.

Wij allemaal. Zorginstellingen, gebruikers, verzekeraars, politiek, burgers.

We wilden namelijk inzicht. Transparantie, dat was het toverwoord.

En terecht, trouwens.

Voor de bewoners in verzorgings- en verpleeghuizen kregen zorginstellingen jaarlijks een budget. Hier moest alles uit worden betaald. Het wonen, het eten, het drinken, de verzorging, die dokter, het gas, het water en het licht. O ja, natuurlijk ook die manager. Eén op de zeventig tot honderd medewerkers. Kom daar in het bedrijfsleven nog maar eens om. Dat kan helemaal niet. Nee, natuurlijk niet, maar ook daar hebben we met elkaar voor gekozen.

Goed, alles in één prijs dus. Maar wat deden die huizen nu precies voor dat geld? Er bleken grote onderlinge verschillen te bestaan. En die waren niet altijd goed verklaarbaar. En bovendien, je hebt cliënten die heel veel zorg nodig hebben en er zijn cliënten die veel minder nodig hebben. Allemaal voor dezelfde prijs.

Dat gaf veel ruis. Daar wel een koekje bij de koffie, hier niet; daar lopen 6 verpleeghuisartsen in een huis met 300 bewoners, hier maar 4. Daar mogen de bewoners met personeel naar buiten als ze hier zin in hebben, hier is er nooit tijd voor. En ga zo maar door.

Er werd dus een systematiek ontwikkeld waarin er een koppeling kwam tussen de zorgzwaarte, de mate waarin iemand zorg nodig heeft; en de hoogte van een tarief. Hierdoor werd direct duidelijk waar iemand recht op heeft. En dat moet een zorginstelling dan ook verantwoorden.

Zorginstellingen moeten dus opeens na gaan denken over de vraag hoe de relatie is tussen de inzet van zorg en het tarief. En daar leert iedereen van. Dat betekent dus een periode van goed onderzoek doen. Want meten is weten. Die wet geldt al eeuwen en geldt volgens mij nog steeds. Hoeveel tijd gebruiken we eigenlijk voor een douchebeurt? En voor een maaltijd? En als we dat allemaal bij elkaar optellen, klopt dat dan met het tarief? Zo niet, welke keuzes moeten we dan maken? Hebben we het wel efficiënt georganiseerd? Kan het beter? Krijgt de cliënt wel waar hij recht op heeft?

Dat begint dus met het rondlopen met een stopwatch. Want, weten is meten, we zeiden het al. Vervolgens ontwikkel je een programma met richttijden. Zodat je zeker weet dat de cliënt krijgt waar hij of zij recht op heeft. En hierna leg je het in handen van professionals. Die echt wel weten dat een douchebeurt de ene keer langer duurt dan de andere keer. Of dat je tijdens het eten tijd moet uittrekken voor een praatje. Maar ook dat, wanneer die douchebeurt dagelijks veel langer gaat duren dan de indicatie aangeeft, er een nieuwe (zwaardere) indicatie afgegeven moet worden. Zodat er weer meer tijd beschikbaar komt.

De huizen en de geleverde zorg gaan steeds meer op elkaar lijken. Dat kan bijna niet anders. Maar je krijgt wel wat is afgesproken. Of je nu in Zaandam woont of in Biddinghuizen.

En bovendien.

De thuiszorg werkt al járen zo.

zondag 31 oktober 2010

Maar, wat gebeurde er nu eigenlijk met sergeant Massuro?



Ik was een jaar of vijftien. Ik zat in de tram en ik heb geen idee meer waarheen ik ging of waarom. Wat ik nog wel weet, haarscherp, is dat in de omgeving van het stedelijk museum een man instapte en tegenover mij ging zitten. Hij keek naar buiten en stapte na ongeveer twee haltes weer uit.

Al die tijd durfde ik geen adem te halen.

Die man was Harry Mulisch.

Die man leerde mij lezen. Die man voerde mij mee in werkelijkheden die ik niet voor mogelijk hield. Die man schreef het verhaal dat ik ooit las omdat ik op school "iets literairs" moest lezen en als onbegrijpelijk weglegde: "wat gebeurde er met sergeant Massuro", de ongelukkige die in steen veranderde. De bundel waar dit verhaal deel van uitmaakt "de versierde mens" staat met twee exemplaren in mijn boekenkast: één stukgelezen en één ongelezen nieuwer exemplaar.

Die man voerde mij mee in de gruwelen van de oorlog, bijvoorbeeld door zijn journalistieke verslag van de zaak Eichmann of, nog indrukwekkender, "het stenen bruidsbed", over het bombardement van Dresden. Een reden voor mij om ooit naar Dresden af te reizen. Een herrezen stad die nog overal getuigt van de gruwelijke gevolgen van dat zinloze bombardement van onschuldige burgers.

Die man die mij meenam in de moderne geschiedenis, in "Bericht aan de rattenkoning". Die mij liet begrijpen hoe ingrijpend de jaren zestig zijn geweest, en hoe noodzakelijk de provobeweging omdat de vastgeroeste machinaties van onze verzuilde en patriarchale samenleving moesten worden doorbroken. En hoe dit uiteindelijk mislukte, omdat de provo's van toen zelf de macht overnamen en niet meer loslieten. Maar daar schreef Mulisch niet meer over: hij was één van die mensen geweest die de macht, met graagte, overnam.

De man die mij liet zien hoe denkers als Mulisch, ook kleingeestig en arrogant kunnen zijn. Dat ook schrijvers uiteindelijk gewoon mensen zijn.

De man die zo onvoorstelbaar pakkend kon schrijven, dat ik soms na een halve pagina een boek alweer even moest wegleggen: zo helder werd het door hem gecreëerde beeld voor mij zichtbaar.

Die man, die zat opeens tegenover mij in de tram.

Toen was ik vijftien, nu bijna vijftig. Toen durfde ik niets te zeggen, wat had ik trouwens moeten zeggen? Nu zeg ik: Harry Mulisch, je hebt voor mij betekenis gehad. Bedankt hiervoor.

vrijdag 29 oktober 2010

I think I'm painting a picture of two women but it may turn out to be a landscape...

"I think I'm painting a picture of two women but it may turn out to be a landscape." ~Willem de Kooning


Al enige tijd volg ik met toenemende verbazing de verschillende discussies over het cultuurbeleid. Op de agenda gezet door de nieuwe onderkoning van ons land, de heer Wilders.

In de hem gebruikelijke, jennerige taal veroordeelde hij de Nederlandse kunstenaars tot het verdachtenbankje. Cultuur en haar subsidiebeleid was een hobby van de linkse kerk, volgens zijn inzichten domicilie houdend in de Amsterdamse grachtengordel.

Inhoudelijk was zijn oordeel over kunst een variant op wat ik vaker hoor over beeldende kunst:"Dat doet mijn dochter van vier beter."

Ik ben geen uitgesproken kenner van welke kunstvorm dan ook. Ik heb dan ook geen enkele pretentie op dit gebied. Ik lees graag en veel, bezoek graag en regelmatig musea en gallerieën, bezoek met minder frequentie een klassiek orkest of beluister dit via een cd of op de radio en ik volg discussies over dit onderwerp. Blijkbaar belangrijk: ik woon niet in de Amsterdamse grachtengordel. Wel stem ik links, al jaren, uit overtuiging. Maar dan hoor ik er, volgens de heer Wilders, toch niet echt bij.

Ik kan niet alle kunstuitingen waarderen. Maar dat is, zo is mij geleerd, een kwestie van persoonlijke smaak. En over smaak valt niet te twisten. En dat is nu precies wat de heer Wilders wel doet.

Ook zijn er kunstvormen waar je domweg meer je best voor moet doen. Zoals het leren drinken van een goed glas wijn: dat moet je leren. Iemand moet je hiermee helpen en dat moet je vooral heel lang regelmatig doen. Je krijgt die kennis en het kunnen waarderen van wijn niet cadeau. Zo is het ook met het luisteren naar a-tonale muziek of het ondergaan van moderne vormen van videokunst. Niemand wordt gedwongen om dit pad op te gaan, maar dan moet je ook niet roepen dat je het allemaal niet begrijpt. En dat is nu precies wat de heer Wilders wel doet.

Kijk, ik ben geen liefhebber van sport. Nooit geweest. Ik sta al jaren langs de kant van sportvelden om mijn zeer sportieve kinderen te zien spelen, en nog steeds begrijp ik niet volgens welke regels het spel zich ontwikkelt. Het raakt me niet en het komt gewoon niet binnen.

Toch is er geen haar op mijn hoofd die sport in haar algemeenheid zal afwijzen als een hobby van de volkskerk. Er zijn nu eenmaal meer werkelijkheden dan de mijne en bovendien zijn deze ook valide. Dat heb ik te accepteren en terecht.

Dat heet namelijk samen-leven en dat draait om respect.

Bovendien begrijpt de heer Wilders blijkbaar niet dat kunst meer is dan de uitingen waar hij zo graag zijn pijlen op richt. De talloze definities en omschrijvingen die al over kunst zijn gegeven, laten wel zien hoe moeilijk grijpbaar dit begrip is. Net zoals God. Of universum. Of gezondheid. Of dood.

Het is heel goed om ons voortdurend óók te realiseren dat we het allemaal niet voor het zeggen hebben. Dat we deel zijn van een groter geheel. Ongrijpbaar, maar het grijpt ons soms zomaar. Dan wordt er iemand naast ons weggerukt uit dit leven. Of begint een dierbare te dementeren. Of blijkt je kind stemmen te horen die haar  voortdurend kwetsen.

En dan kijk ik naar een schilderij van Willem de Kooning en krijg een brok in mijn keel. Zo'n kwetsbaar leven en toch raakt hij even de eeuwigheid. Heel even.

Of ik hoor in een kakofonie van geluiden in een concert van Loevendie, zomaar, opeens een hobo met een loepzuivere toon alles overstijgen. Die ene toon. Die ik ook soms bij Mozart hoor.

En ik kan wel janken.

Je hoeft dit niet te snappen, mijnheer Wilders,

maar respecteer mijn tranen,

of is dit nu weer teveel huili-huili voor u?

Things to do (nothing)



De afgelopen maanden was onze huiskamer mijn belangrijkste "place to be".

Ik heb hier gezelschap van een heel scala aan beesten: drie honden, twee vogels, een konijn en, als het hun uitkomt, nog twee poezen (een jeweetwelpoes en een jeweetwelkater). Muggen en vliegen reken ik niet mee, alhoewel die nog maar nauwelijks voorkomen sinds we overal goede horren hebben geplaatst.

Met de twee vogels, grasparkieten, heb ik nauwelijks een relatie. Ze zitten in een grote kooi naast de televisie en meestal scharrelen ze wat door hun ruimte. Soms krijsen of fluiten ze (het liefst als we televisie zitten te kijken) en het wordt pas echt leuk als je ze te eten geeft: die twee krengen gunnen elkaar werkelijk het licht in de ogen niet. Als er één gaat eten, begint de ander hard te krijsen en met zijn kop naar zijn etende celmaat te slaan. Die staat wat wankel op een stokje en dreigt voortdurend, hard krijsend, zijn evenwicht te verliezen. Dat wordt dus ruzie. Het is mij een raadsel hoe ze overleven.

Het konijn vind ik een prachtbeest. Hij bewoont een bak bovenop een tafeltje naast een bank. Hij kan hier gewoon uitspringen, maar dat doet hij zelden. Dat gebeurt alleen als hij ergens van schrikt. En dat gebeurt vrijwel nooit: het is nogal een ijskonijn.

Wel maakt hij de honden voortdurend aan het schrikken. Hij geeft dan onverhoeds met zijn beide achterpoten een flinke klap tegen de bodem van zijn bak. De honden springen alledrie geschrokken op uit hun manden. Ze sprinten wat doelloos de kamer in en kijken mij dan weer bedremmeld aan. Na al die jaren hebben ze nog steeds géén idee waar die klap vandaan komt.

Appel, zo heet ons konijn, kijkt allang weer volkomen onschuldig over de rand van zijn bak de kamer in. Want hij houdt alles nauwlettend in de gaten.

Héél soms meen ik te zien dat hij mij een steelse knipoog geeft.

Met enige regelmaat is ook het konijn de weg kwijt. IJverig probeert hij dan een gang te graven. Vol passie krabt hij met zijn nagels over de bodem van de bak. Hij laat zich niet tegenhouden door het weerspannige plastic. Hij blijft proberen. Soms wel een uur lang. Ik stop hem na enige tijd door hem een wortel te geven. Dan vergeet hij waar hij mee bezig was. Of heeft hij mij ook in de tang? Ik zal het nooit weten.

De honden brengen de dag meestal suffend door. Als er iemand aan de deur komt, één van de huisgenoten komt thuis, het is tijd voor een rondje of tijd om te eten, dan voltrekt zich een wonderlijke verandering: de zielloos suffende beesten veranderen in hijgerige, springende en dollende dieren. Hun ingebouwde klok is feilloos en waag het niet om van dit diep ingesleten ritme af te wijken. Daar begrijpen ze helemaal niets van.

Complicerend is dat twee van onze honden, oud-fokkershonden zijn. Meedogenloos gebruikt voor het werpen van zoveel mogelijk nesten en na een jaar of zes, vrijwel letterlijk, bij het vuilnis gezet: economisch brengen ze dan nog onvoldoende op. Deze twee honden zijn onopgevoed, nerveus of zelfs angstig en ze zijn beide volkomen gepreoccupeerd op eten: ze vallen aan en schrokken het in zo kort mogelijke tijd naar binnen. Soms gaat dit zo snel, dat het er direct kokkend weer uitkomt.

Toch hebben ze zich wonderbaarlijk goed aangepast aan het leven in een gezinswoning. De oudste hond, het enige mannetje en de hond die al als pup ons huis is binnen gekomen, heeft beide, blonde, nerveuze dames op rechte banen geleid. Ze volgen hem en begrijpen dan een beetje hoe dit nest in elkaar zit. Dit mannetje is inmiddels flink op leeftijd: hij loopt stram, kan soms zijn plas niet meer ophouden en als hij slaapt, kun je letterlijk een kanon naast hem afschieten: hij blijft doorslapen. Hij is vrijwel blind en zijn chronisch oostindische doofheid is inmiddels overgegaan in echte doofheid. Alleen zijn neus, die werkt nog. Voortdurend gaat die de lucht in, zodat hij zich nog kan oriënteren. En iedere avond om ongeveer 10 uur staat hij op en komt hij naast me zitten. Hij legt zijn trouwe kop in mijn schoot en wil geaaid worden.

Dan die katten. De oudste, de jeweetwelkater, is een chagrijnig beest. Die komt binnen om te eten en vertrekt weer wanneer het eten op is of hem niet bevalt. Overal in de buurt heeft hij adresjes van mensen die hem van eten voorzien. Hij is dik en toch nog wonderlijk lenig. In onze tuin zitten muizen en regelmatig kun je hem urenlang zien zitten. Intensief starend naar een donker plekje in de heg. Zo heeft hij er al vele tientallen gegrepen en verorbert.

De tweede, de jeweetwelpoes, is nog maar kort bij ons. Dit tot chagrijn van de eerste die een enorme hekel aan deze poes heeft. Die heeft hier weer maling aan en gaat volkomen haar eigen gang. Ze heeft van begin af aan mijn jongste dochter aangewezen als haar bazin. Komt mijn dochter het huis binnen, dan komt ze de trap af. Blijft mijn dochter lang in de huiskamer zitten, dan komt zij haar halen. Ze zit het grootste deel van haar tijd op de slaapkamer van mijn dochter. Soms, héél soms, komt ze even de huiskamer binnen. Dan snuffelt ze uitgebreid aan alle meubels, de boeken, het vloerkleed en dan vertrekt ze weer naar boven.

Vanaf volgende week zal ik nog maar weinig in deze kamer zijn. Maar één ding is zeker:

als er geen dier dood gaat, gaat het zo nog jarenlang door.

Iedere dag opnieuw.

donderdag 28 oktober 2010

handen uit de mouwen



Vanaf komende maandag ben ik weer aan de slag.

Het heeft lang geduurd deze keer. Toen we in juni terugkeerden van een lange vakantie, wist ik twee dingen: de zomervakantie ging beginnen en de markt voor interimmanagement in de zorg lag vrijwel stil.

Ik was dus voorbereid.

Na drie weken begon ik onrustig te worden.

En die onrust bleef voelbaar tot in oktober duidelijk werd dat ik een vervolgopdracht had gevonden. Ruim vijf maanden.

Het had niets met geld te maken. De afgelopen jaren heb ik veel opdrachten kunnen uitvoeren en ik heb consequent geld opzij gezet als buffer.

Het had ook niets met verveling te maken. Ik kan mezelf goed bezig houden en als dat talent een keer hapert, heb ik nog een partner die aan de lopende band opdrachten kan verzinnen.

Het is meer het gevoel aan de zijlijn te staan. Er niet toe te doen. Je ziet van alles, je hoort van alles, je vindt van alles, maar er is geen respons. Met enige regelmaat zocht ik natuurlijk bureau's en (oud) collega's op. Samen besprak je de situatie en de mogelijkheden. Dat was prettig: in de auto stappen, op weg te gaan, elkaar ontmoeten. Bezig zijn. Iets omhanden hebben. Iets waar je mee bezig wilt zijn. Niet voor de derde keer die week de kamer stofzuigen. Of wandelen met de honden.

Het bleek voor mij belangrijk om ritme aan te brengen. Het schrijven van een blog, dat hielp. Meestal twee keer op een dag. Over zaken in de zorg, over een herinnering die bij me opkwam, over actualiteiten. Gaan zitten en schrijven. Nadenken. Doelgericht: dat blog moest er komen. Dat hielp.

Het ontdekken van sociale netwerken. Twitter, Linked-in. De afgelopen periode mee geëxperimenteerd en dat leverde veel op. Nieuwe werkelijkheden en nieuwe vergezichten. Even meekijken langs de vinger van een mede-twitteraar. Zo ongeveer als een onverwacht gesprek op straat. En dat verschillende keren per dag.

Mijn blog werd, voor mij verrassend, door velen gelezen. Vanaf het begin eind juni, zo'n 4000 keer. Als gevolg hiervan steeg het aantal bezoekers van mijn website (ruime verdubbeling) en werden de hier beschikbare PDF-bestanden ("Achter de geranium" en een verslag van mijn studiereis naar Denemarken, in kader van zorg voor dementerenden) vele keren gedownload. Ook het aantal contacten op Linked-in steeg aanmerkelijk. Goed voor mijn persoonlijke pr dus, deze periode.

Niet onbelangrijk voor een eenzame zelfstandige.

Hoe het verder gaat met mijn twitteren en mijn blog, ik zal wel zien. De frequentie zal wel teruglopen, maar het schrijven van een blog vind ik leuk. Die zal wel blijven.

Maar nu gelukkig weer aan de slag. Als directeur thuiszorg bij de Amstelring/ Osiragroep.

Ik heb er zin in.

De genoemde teksten zijn te downloaden op mijn website: www.erik-zwart.com

dinsdag 26 oktober 2010

verzameling



Tijdens een uitzending van man bijt hond, kwam een bejaarde dame in beeld die snorharen van katten verzamelde.

Ze had er al 493. In een doosje. Achter slot en grendel.

Dan kon er niemand bijkomen.

Ze deed me denken aan mijnheer Groenteman. Hij werd bij ons opgenomen. Voor een week of drie.

Dan kregen de kinderen weer even de tijd om zijn huis leeg te halen. Dat gebeurde om de paar jaar opnieuw.

Alles sleepte hij naar binnen. Al jaren. Deuren, kranten, stoeptegels, boeken, oude fietsen. En ga zo maar door.

Een vriendelijke baas. Altijd in voor een praatje. En iedere keer weer uiterst bereid om mee te werken aan een behandeling. Want hij begreep het ook wel, zijn kinderen zaten met de brokken. Die konden de rommel opruimen die hij iedere keer weer bij elkaar sleepte.

Hij wist ook niet waarom hij het deed. Het was sterker dan hemzelf. Maar déze keer was het anders. Zijn dochter was zo verdrietig geweest. Het had hem tot inkeer gebracht. Hij zou stoppen met verzamelen.

Echt.

Na drie weken kwam het signaal van zijn schoonzoon. Het huis was weer leeg. Er waren meerdere vuilcontainers met rotzooi weggehaald. Het had niet veel langer moeten duren: de houten verdiepingsvloeren waren helemaal doorgebogen. Dat kon je zien aan de plekken op het behang. Verkleuringen, een holle streep. Levensgevaarlijk.

Mijnheer Groenteman had gebak voor ons gehaald. Om te vieren dat hij nu nooit meer terug zou komen. Vriendelijk zwaaiend liep hij van de afdeling af. Achter zijn schoonzoon aan.

Ik ging met een collega het bed van de heer Groenteman opmaken. Ik controleerde nog even het laatje van zijn nachtkastje. Er lag een luciferdoosje in.

Met afgeknipte nagels...

Pijnlijk



Vanmorgen liep ik door Den Haag.

Dat kan leuke ontmoetingen opleveren. De leukste blijft toch wel die keer, nu ongeveer een half jaar geleden. Ik liep over de Lange Poten en hoorde een gedecideerde stem achter mij:

"Ja, hallo, met Jan Peter..."

Toen ik omkeek, keek ik in het gezicht van een man met een enorme bos rood haar die zacht in een mobiel sprak. Hij keek verbaasd terug.

Wat mij weer bevreemde: een man met de naam Jan Peter, moet in Den Haag toch wel wat gewend zijn.

Maar de ontmoeting van vandaag mocht er ook zijn. Deze keer liep ik achter Gerd Leers over het Plein. Zichtbaar was dat verschillende mensen op het terras naast ons hem herkenden. Hij zag blijkbaar de herkenning en begon te zwaaien.

Niemand zwaaide terug.

Hij liep door en bij het volgende terras, hetzelfde tafereel. Maar ook hier zwaaide niemand terug.

Een loslopende minister hoort blijkbaar niet te zwaaien. Of we willen ons niet met hem identificeren. Of we vinden het domweg overdreven, zwaaien naar elkaar. Het moet ook niet te gemoedelijk worden.

Het kan ook omgekeerd: op straat uitbundig worden begroet door iemand die je absoluut niet herkent. Genanter wordt het wanneer de persoon blijft staan en met enkele rake vragen duidelijk maakt precies te weten wie hij tegenover zich heeft. En jij maar wanhopig je geheugen afgraven.
Het meest voor de hand liggende, durf ik vaak niet te doen en wanneer je te lang wacht, wordt het te pijnlijk: gewoon vragen naar wie je voor je hebt.
Zo stond ik eens langdurig te stuntelen en manoeuvreerde me in een steeds onmogelijker positie, totdat mijn uitbundige beul zich opeens realiseerde dat hij niet mij, maar mijn broer kende...Zijn vragen gingen inderdaad over de gezinssituatie bij mijn ouders thuis, lang geleden...Wij hadden elkaar nog nooit ontmoet.

Tenslotte blijft voor mij één van de meest pijnlijke ontmoetingen, die met mensen die er niet zelf bij zijn. In de trein, in de bus, in de tram wordt je geconfronteerd met de meest intieme details van iemands ziekte, overlijden of juist geboorte doordat de persoon in een telefoongesprek onderwerp van dat gesprek is. Luidkeels. Voor iedereen te horen.

Dan heb ik toch echt liever dat je je telefoon even weglegt en vriendelijk zwaait naar minister Leers.

Vindt hij ook leuk.

zondag 24 oktober 2010

It's a wonderful world

Aagje Deken (niet in ons bezit)

Mijn vrouw spaart miniatuurportretjes. Ze hangen boven onze eettafel en kijken zo de dag met ons mee. Ze heeft zowel silhouetten (de vorm van een gezicht weergegeven als schaduw) als gewoon portretten. Sommige zijn geschilderd, andere getekend of zelfs geknipt. Het zijn mannen en vrouwen, oud en jong, alhoewel de dames in de meerderheid zijn.

Dergelijke portretjes worden al eeuwenlang gemaakt. De meeste komen echter uit de periode net voordat de fotografie aan haar vlucht begon, eind 18e, begin 19e eeuw.

Ze kijken hun ogen uit. Vanmorgen schrokken ze weer toen ik het licht aandeed. Het blijft hun steeds verbazen: een druk op een knop en de hele omgeving baadt in een fel licht. En er wordt niet één knop ingedrukt, maar wel drie. Ze knijpen hun ogen een beetje dicht. Ze kunnen er maar niet aan wennen.

Vanuit hun ooghoeken kunnen ze me volgen wanneer ik de keuken inloop. Ze begrijpen niet precies wat ik doe, maar ze zien hoe ik de vuile vaat die op het aanrecht staat opgestapeld, in een kast stop. Ik sluit de kast en deze begint gorgeldende geluiden te maken. Ze weten inmiddels dat na een klein uurtje de kast weer wordt open gedaan en de vaat er blinkend schoon wordt uitgehaald. Pure magie, vinden ze dit.

Ik pak een soort plank die op tafel ligt en ook die begint licht te geven. Ze kunnen het vanuit de hoek waarmee ze op de tafel kijken niet goed zien, maar het lijken wel letters die oplichten. Ik beweeg met mijn vingers over het lichtende oppervlak en ze zien de letters voorbijschuiven. Soms zien ze ook een plaatje voorbij komen. Een boek zonder pagina's. En iedere dag opnieuw wordt dit boek gelezen. Het verveelt blijkbaar nooit. Ze zijn erg nieuwsgierig naar de tekst.

Opeens klinkt er een hoog en verstorend geluid. Ze zien hoe ik een soort handvat van tafel pak en ik begin hier in te praten. Heel vaag horen ze een andere stem wanneer ik zwijg. Het apparaat heeft geen vaste plek in de kamer, maar het wordt veelvuldig gebruikt. Vaak horen ze ons mopperen wanneer we het niet snel kunnen vinden. Het geluid betekent zeker dat er snel moet worden gehandeld, want alles wordt steeds stil gelegd wanneer het klinkt: een gesprek, de maaltijd, het lezen.

De maaltijd, zo zien ze, ligt voor een belangrijk deel gewoon klaar in een andere kast die deel uitmaakt van de keuken. Fruit, vlees, kazen, alles ligt er in gemakkelijke porties, klaar voor bereiding. Melk lijkt uit een soort pak te komen. Ze horen veel dierengeluiden, maar koeien, schapen, geiten en paarden hebben ze nog nooit gehoord. Toch is er altijd eten in overvloed. De hele dag door wordt er wel iets bereid en gegeten. De wijze van bereiden is soms raadselachtig. Een sterk geurende drank, is dat geen koffie?, komt uit een soort kraan die spontaan begint te lopen als er op een knop wordt gedrukt.

Het is altijd warm in het huis, terwijl ze nergens een haard zien branden. Die moet zeker uit hun zicht zijn. Ze verbazen zich wel over het risico wat wordt gelopen: de kamer is vaak gewoon leeg en toch moet de haard branden. Gelukkig is er nog geen brand uitgebroken, maar ze verwachten het eigenlijk ieder ogenblik. Vreemd is wel dat de haard zo langdurig kan blijven branden, zonder dat iemand het vuur voedt.

Ze vermoeden dat het deel van de kamer dat ze niet kunnen zien, immens groot is. Immers, ze horen veelvuldig allerlei verschillende stemmen en vaak ook complete orkesten. Zelfs wanneer er geen feest is klinkt er vaak muziek. Er wordt niet op gedanst, sterker, de bewoners bewegen zich door de kamer alsof de muziek er helemaal niet is. Héél soms wordt een wijsje meegezongen.

Het gezin waar ze op uitkijken is klein: een man, een vrouw en twee bijna volwassen kinderen. Er zijn geen bedienden in huis. Ze moeten dus tot de behoeftigen behoren, maar alle luxe en zichtbare rijkdom verwart ze.

Er klopt gewoon iets niet.

Maar wat?

zaterdag 23 oktober 2010

Het is kil buiten

in eigen kilheid zo gevangen dat men voor liefde zich verschuilt


Mijn leven kent weinig tradities. Maar op zaterdag met koffie aan tafel, omringt door (al of niet digitale) kranten en op de radio Spijkers met Koppen, ja, daar doe ik mijn best voor.Ineke van Gent en een CDA-dame vliegen elkaar, zo te horen, letterlijk in de haren. Felix Meurders probeert nog enige orde in de chaos te krijgen, maar niets houdt de door elkaar krijsende dames nog tegen. Rowan Heze trekt de sfeer weer recht. Dat is hen wel toevertrouwt. Het is mij overigens volkomen onduidelijk gebleven waarover de beide dames elkaar zo te vuur en te zwaard hebben bestreden: het moet haast wel een kwestie van ultiem levensbelang zijn geweest.

Nog zo'n zaak van levensbelang is een discussie die ik afgelopen week tot mijn toenemende verbijstering op de televisie voorbij zag komen: de poster van Sinterklaas van de nieuwste film van Dick Maas. Iedereen begon zich ermee te bemoeien en toch werd de discussie niet boeiend. Wel fel, Johan Nijenhuis, regisseur en nu vooral vader en één van de initiatiefnemers van de discussie, wordt matennaaier genoemd door Huub Stapel, de hoofdrolspeler uit de film. Moet kunnen. In de laatste aflevering van DWDD, waar aandacht aan de discussie werd gegeven, begonnen de voor- en tegenstanders ook al zo door elkaar heen te brullen.

Gisteravond bij Pauw en Witteman. Eric Corton vertelt oprecht en met ingehouden emotie over zijn ervaringen met kinderen in Afrika. Hij wordt onderbroken door een man die inmiddels niet meer uit de media is weg te slaan, Hans Jansen, arabist maar tegenwoordig vooral schaduw van PVV-lieden. Met de inleidende opmerking geen cynicus te zijn, verwijst hij het verhaal van Corton naar het rijk der fabeltjes. Ontwikkelingshulp is zinloos, sterker, ze werkt averrechts. Hero Brinkman had geen moeite om in dit gesprek zijn goede humeur te behouden, zijn sergeant naast hem deed het vuile werk.

Hanneke van Leeuwen geeft haar actieve deelname aan het CDA op. Iedereen die deze indrukwekkende vrouw een beetje kent, herkent de diepgang van de tragedie in deze stap.

Dan nog zie en hoor ik overal Bram Moscowitcz uitgebreid zijn ongenoegen uiten over het verloop van het proces tegen Wilders. De tijd dat een rechtzaak werd uitgevochten in een rechtzaal, lijkt alweer heel erg lang geleden. Ondertussen laat ook Wilders niet na om bij voortduring zijn wantrouwen jegens onze rechtstaat naar voren te brengen.

Ik doe de radio uit, leg de kranten weg en drink mijn koffie.

"Wijs me waar de toetsen zitten,
dan speel ik iets voor jou,
zonder erbij na te denken,
omdat ik van je hou..."

Kamp Westerbork



Afgelopen donderdag liepen we door het herinneringscentrum bij kamp Westerbork. Het was druk. Om ons heen vaders en moeders, opa's en oma's en kinderen.

"Wat is een jood?"

was een van de schrijnende vragen die ik al snel hoorde. Zijn moeder fluisterde haar antwoord. 

Hierna hoorde ik niet zoveel meer. De beelden drongen zich aan mij op en ontgoochelden me opnieuw. Kinderschoenen naast een bed. Alledaagse schoenen zoals je ze nog steeds aantreft. Alleen, deze schoenen hoorden bij een kind dat de oorlog niet had overleeft, vergast in een concentratiekamp. De droge lijsten met namen, eindeloze lijsten met namen. Een spiegeltje met op de achterzijde de foto van een jong meisje. Haar broer had de oorlog overleeft, zijn zus was voor zijn ogen naar de gaskamers gedreven. Dat meisje, op die foto. En via de spiegel zie je jezelf. 

De filmbeelden van een transporttrein. Ik weet het en toch schrik ik weer: ze gingen in veewagens. Jong, oud, ziek, man, vrouw, kinderen, allemaal. Joden, zigeuners, homo's, die enkele verzetsstrijder... Een droog commentaar: mede dankzij de bereidwillige medewerking van Nederlanders, kon de bezetter met zoveel gemak deze mede-Nederlanders op transport krijgen. 

Verschillende ouders vertelden hun kinderen het verhaal. Een jongetje keek peinzend naar zijn oma die betraand foto's stond te bekijken van slachtoffers. Een jongetje misdroeg zich: hij zat aan de piano die uit het kamp was gehaald of probeerde een typemachine die op een tafel stond. Zijn opa probeerde hem te corrigeren, het lukte niet. Zijn vader keek van een afstand toe en liep de ruimte uit. Het jongetje lachte zijn opa uit.

Ik voelde me mistroostig en liep naar buiten.

Het regende.