woensdag 28 december 2011

Een leider sterft



Terwijl we in ons deel van de wereld wat in elkaar zakken en ons overgeven aan de grijze, koude, zielloze dagen tussen kerst en nieuwjaar, wordt de andere zijde van de aardkloot geconfronteerd met gebeurtenissen die een voortdurend ingrijpen van hogere machten doet vermoeden.

Het sneeuwt in PyongYang.

Nu sneeuwt het rond deze tijd van het jaar wel vaker, ook daar, maar de grote leider is óók dood. Dat sneeuwen kan dus geen toeval meer zijn. Communistisch regime of niet, hier moeten wel hogere machten aan het werk zijn. Verder is al het bijgeloof natuurlijk verboden.

Niemand kan beweren dat ze in Noord Korea consequent willen zijn. Het enige thema dat er werkelijk toe doet is macht. Dat geldt voor alle dictators: Birma, Syrië. En van die militairen in Egypte moet ik nog zien hoe ze de macht met het volk gaan delen. Voorlopig heeft de macht daar geen gezicht en dat is eigenlijk nog veel enger: je hebt geen idee wie nou precies welk touwtje in handen heeft.

Ik heb mijn hele leven doorgebracht in het vrije westen. Natuurlijk, ook deze vrijheid is relatief en, natuurlijk, de vrije wil bestaat niet en...maar ik heb toch nog altijd sterk het idee dat dit soort overpeinzingen erg te maken hebben met de vrijheid in ons deel van de wereld.

Gefascineerd kijk ik naar de beelden van de begrafenis van de grote leider. Zijn zoon, hij wordt nu de grote opvolger genoemd, loopt schijnbaar onbewogen naast de auto waarop de lijkkist is gezet. De onbewogen beweger, zo noemden de Grieken ooit de goddelijke macht die het leven in werking zette. Vindt hij vast mooi, want ze hebben daar wel iets met mythologie, goden en helden. De menigte aan de kant van de route leeft zich helemaal uit in haar verdriet. In wanhoop stampen en krijsen ze. Ze kijken overigens allemaal ook in de camera en nergens zie ik tranen. Zou ik, als grote opvolger, toch niet prettig vinden.

Maar goed, iedereen belazert elkaar, ze weten het en hebben blijkbaar met elkaar afgesproken dat het zo hoort.

Aan de andere kant...

Afgelopen week ging er nog een leider dood: Vaclav Havel.

Ooit verzette hij zich tegen een totalitair en repressief regime in zijn land. Het grootste deel van zijn leven bracht hij door in de gevangenis. Diezelfde regimes in het oosten van Europa verzorgden regelmatig massale parades waarin het volk, jeugdgroepen, het leger, kilometerslange rijen met arbeiders hun kelen schor schreeuwden om de wereld duidelijk te maken hoe gelukkig ze waren.

Havel was bij die massale bijeenkomsten nergens te zien.

Maar hij was er.

Ergens.... 








 

dinsdag 27 december 2011

Niks natuurbeheer: een irrigatiedeskundige irrigeert....

nu tref je in het bos opeens een betonnen rand aan: het restant van een perron


Het was kerst. Onze kinderen lagen met 25 graden Celsius aan een strand in Nieuw Zeeland; wij keken elkaar aan. Wat doe je met kerst? We besloten tot een wandeling. We hadden nog een wandeling liggen over een aantal landgoederen in de omgeving van Zeist. Dat leek ons wel wat.

Landgoed Bornia en landgoed Heidestein zijn zonder twijfel lichtende voorbeelden voor onze staatssecretaris als het gaat om natuurbeheer. Heidestein werd rond de eeuwwisseling 1900/2000 eigendom van de heer Wetstein Pfister, een ingenieur uit Oostenrijk. Hij was irrigatiedeskundige.

En wat doet een irrigatiedeskundige?

Die begint met irrigeren.

Het zanderige stukje grond wat hij bij Zeist had gekocht, de Utrechtse heuvelrug bestond toen nog voornamelijk uit woeste gronden met zandverstuivingen en eindeloze heidevelden, begon hij voortvarend van water te voorzien. Hij plantte bossen, naaldbomen want die groeien ook op zanderige grond en later kwamen hier nog loofbossen bij. Stukje bij beetje werd het oorspronkelijke landschap weggedrukt door de fantasievolle geest van deze heer Wetstein Pfister. Geen actiegroepen die protesteerden of lastige buren die bodemprocedures begonnen, de vele zeldzame zandhagedissen en alle wilde geiten en heideschapen stierven een eenzame dood. Geen haan die hier naar kraaide. Staatsbosbeheer, natuurmonumenten, stichting Das en Boom, het waren fenomenen van een nabije toekomst maar vooralsnog zwaaide je de scepter als je geld genoeg had of een familiaire afkomst die je naam een gouden randje gaf.

Wetstein Pfister bakte ze nog bruiner. Hij legde een spoorlijn aan over zijn landgoed. Een smalspoor weliswaar, maar toch. Het kleine stoomtreintje tufte zijn dochters naar de verschillende perronnetjes op het land zodat ze hun mooie laarsjes niet vuil hoefden te maken in de modder.  Die spoorlijn is al lang weer verdwenen. Nu tref je midden in het bos opeens een betonnen rand aan of zie je over een heuveltop een rij eenzame pijlers staan.

Restanten van een fantasie van een rijke ingenieur uit Oostenrijk. Ook hij en zijn familie zijn alweer lange tijd uit zicht. Het landhuis brandde in 1939 tot de grond toe af.

We hebben heerlijk gewandeld. Door de bossen en de kleine stukjes heide die zijn overgebleven. Staatsbosbeheer is inmiddels de baas van het landgoed.

Dat moeten we weten: hele stukken bos zijn alweer weggezaagd, zodat er opnieuw zandverstuivingen kunnen ontstaat.

Want zo is het altijd geweest,

Mijnheer Wetstein Pfister....

zaterdag 24 december 2011

kat met kerst?



De dagen gaan weer lengen. Verstokte atheïsten vieren op 25 december de zonnewende, minder principiëlen en gelovigen kerst. In de praktijk worden de symbolen en rituelen uit beide benaderingen onbekommerd door elkaar heen gebruikt. Hoe je het feest ook beleefd, een goed feestmaal hoort erbij. De symboliek vanuit de christelijke gedachte is niet zo duidelijk: een geboorte van een mensenkind in een stal waar de dieren de feestvreugde verhoogden door ontroerd voor het kind te buigen, niet door als maal te dienen. In geval van de zonnewende, het germaanse equivalent, is de symboliek helder: wanneer je in tijden van schaarste, de winter is voor samenlevingen zonder Jumbo en AH veelal een tijd van schaarste, moet je eten. Eten zoveel je kan. Dik worden, zodat je voldoende reserves opbouwt. Dik zijn was eeuwenlang een teken van welstand. Dikkerds verzekerden je van nageslacht. Dikkerds hielpen je de winter door.

Vervuld van al dit soort gedachten, deed ik onbevangen de deur open toen een dame had aangebeld. Ze wilde direct van start gaan, maar bedacht zich. Ze trok haar handschoen uit en stelde zich aan mij voor. Toen begon ze.

"U bent de eigenaar van die zwarte kat die door de buurt heen zwerft?"

Dat klopt. Eén van onze katten hield ons huis voor gezien toen we hier twee andere katten introduceerden. Nu hebben we over het algemeen zo'n 3 tot 4 katten in huis en al vaak hebben zich wisselingen in de populatie voorgedaan, maar dat is altijd probleemloos verlopen. Deze keer dus niet. Solo, zo heet de kat echt, vond de nieuwe huisgenoten maar niks en besloot zijn heil voortaan buiten ons huis te zoeken. Al vele keren probeerden we hem weer het huis in te halen, maar dat werd niks. Hij begon op zo een luide manier klagend te roepen, mauwen kon je het niet noemen, dat de haren je te berge rezen. Zodra hij ergens een gaatje zag, perste hij zich naar buiten en dan was hij weer voor een paar dagen uit beeld.

Tot overmaat van ramp begonnen verschillende mensen bij ons in de buurt zich het lot van deze zwerver aan te trekken. Ze begonnen hem te voeren. Dat voeren ging blijkbaar in die hoeveelheden, dat Solo steeds dikker werd. En, natuurlijk, steeds minder zin kreeg om zich bij ons te melden. Waarvoor zou hij?

Deze dame was één van die dierenliefhebbers die hem dus was gaan voeren. Dat was één keer leuk, twee keer, maar de derde keer begon hij op zijn klagende toon te vragen waar het eten bleef. En toch maar weer geven, dus Solo begon steeds meer te eisen. Tja, dan is het opeens niet zo'n leuk poesje meer. Niet zielig, maar vervelend en een probleem dat moet worden opgelost.

Dat kwam ze mij dus even duidelijk maken. Het is uw kat en u lost het probleem maar op. Anders, ze kon het niet nalaten, zorg ik wel dat hij in het dierenasiel komt.

We hebben hem vanmiddag maar opgezocht en op een zolderkamer bij ons thuis opgesloten.

Tja, zonnewende, kerstfeest, lichtfeest, iets met vrede....en we willen ook nog wel een keer lief zijn voor een mens of dier. Maar we willen er ook weer geen last van hebben. Niet met kerst, want dan willen we het vooral gezellig hebben.

In ons eigen kringetje.

vrijdag 25 november 2011

oefeningen in nederigheid



Met mijn wens om het interimwerk te verlaten, ben ik dus op zoek naar een vaste baan. Dat levert bijzondere ervaringen op.

Het is sowieso al vele, vele jaren geleden dat ik voor het laatst meedeed in een sollicitatieprocedure. En de wereld heeft niet stilgestaan. Internet, mailverkeer, social media, allemaal nieuwe elementen in de slag om de nieuwe baan. Waar door mij indertijd de zaterdagkrant van de Volkskrant of de NRC werd gekocht voor de advertenties, surf je nu over internet door allerlei banensites: Via Skipr of Zorgvisie naar de internetpagina's van de Volkskrant en NRC naar sites van bekende en onbekende searchbureaus. Je surft wat af. Ook twitter maakt me soms attent op een mogelijke vacature en ik merk dat mijn pagina op Linkedin, sinds ik hier en op Twitter heb aangegeven vanaf januari weer beschikbaar te zijn, opeens druk wordt bezocht.

Het tempo ligt hoog. Voorheen was het ritme te overzien: zaterdag krant kopen en zoeken, zondag brief schrijven en vervolgens de week die hierop volgde afwachten of er een reactie kwam. En op zaterdag begon de cyclus weer opnieuw. Dat loopt nu allemaal achter elkaar door. En,als je wilt, 24 uur per dag. Een mail kan ook om 3.00 uur 's ochtends worden afgeleverd, dat maakt allemaal niets uit.

Ook zijn er zaken die niet zijn veranderd. Voor de posities waar ik op schrijf, is het vrijwel onmogelijk om in de procedure terecht te komen als men je niet kent. Ik reageerde op een aantal advertenties die mij aanspraken, maar in een regio waar mijn netwerk mij niet kan helpen. Kansloos.

Opvallend is overigens dat in de afwijzing door drie verschillende bureaus drie keer vrijwel exact dezelfde zin werd gebruikt om de afwijzing te motiveren:"Na zorgvuldige bestudering van de verschillende CV's, moest ik constateren dat een aantal beter aansloten op de wensen van de opdrachtgever." Een zin die alles zegt en daardoor natuurlijk ook weer helemaal niets. Zo'n communicatieadviseurzin. Zo'n zin waarbij degene die de slechte boodschap moet brengen, opgelucht adem haalt. Zo'n zin waarbij degene die de boodschap krijgt even verstild naar een punt in de verte staart. Zo'n zin.

Daarnaast blijft solliciteren mensenwerk met alle knulligheden die hier bij horen:
1) een afwijzing waarin wordt gezegd dat "na zorgvuldige bestudering...", maar waarvan de aanhef is "Geachte mevrouw/ mijnheer"
2) een afwijzing voor een functie waar ik niet op heb gesolliciteerd,
3) en bovendien het bureau geen enkele reactie meer geeft wanneer ik hen hierop wijs.

Het is een lange oefening in nederigheid.

Ik ken natuurlijk de andere kant van het verhaal op mijn duimpje.

Vele brieven heb ik gelezen, vele gesprekken gevoerd. Soms was het volkomen duidelijk wie voor een plek in aanmerking kwam, soms was het zeer arbitrair. Altijd belde ik de kandidaten die na een gesprek door mij waren afgewezen. Steeds op zoek naar de balans tussen duidelijk zijn en niet willen kwetsen. Dat levert inderdaad wollige zinnen op. Soms vroeg een kandidaat mij om gewoon in alle openheid te vertellen wat mijn oordeel was geweest. En soms, heel soms kon de kandidaat er dan ook tegen.

Soms is het een harde oefening in nederigheid.

Buiten regent het. 1 januari komt snel dichterbij. Ik ga nog maar eens wat surfen op het internet.

donderdag 8 september 2011

Dilemma?

Marlene Dumas - the schoolboys
Het museum in Gouda heeft blijkbaar een doodzonde begaan: ze heeft een schilderij uit haar collectie verkocht om aan een vrijwel onafwendbaar faillisement te ontkomen.

Het schilderij "the schoolboys" van Marlene Dumas, ik had nog nooit van het schilderij noch van de schilderes gehoord (maar dat zegt vooral iets over mij), is voor ruim één miljoen euro op een veiling in andere handen overgegaan.

En daarmee was het museum gered. En daarmee weer de banen van alle medewerkers. En bovendien behoudt Gouda een plek waar haar rijke geschiedenis voor geïnteresseerden (en dat zijn er dus niet zoveel) inzichtelijk blijft.

En vervolgens vielen alle leden van de brancheorganisatie van musea over de directie van het Goudse museum heen. En werd dit museum uit de organisatie gestoten. Zodat ze de, zo broodnodige inkomsten van een museumjaarkaart kwijt raakt.

Zo helpen we elkaar de winter door.

Ik heb vele voetstappen in het Goudse museum achtergelaten. Het bevat vele leuke, aandoenlijke en boeiende artefacten van het Goudse leven. Inderdaad, er is ook een etage met schilderijen, zonder duidelijke relatie met de Goudse geschiedenis en hier loop ik, toch ook wel liefhebber van deze kunstvorm, meestal snel doorheen. Ik kom voor de apotheek van van Grendel, de gewatteerde cellen voor psychiatrische patiënten (het museum is vroeger een gast- en dolhuis geweest), de verstillende kapel en het kerkzilver uit de Sint Jan, de chirurgijnskamer met afbeeldingen van de Goudse arts Bleuland. Vreemd genoeg wordt in de collectie nauwelijks aandacht besteed aan het roerige patriottentijdperk, waarbij Gouda een volksoproer van Oranjeliefhebbers en zelfs een inval van het Pruisische leger voor haar kiezen kreeg. Maar goed, het blijft een aardige collectie.

Behalve dan die schilderijen. Die hangen er maar een beetje bij.

En het schijnt, aldus de branchevereniging, nu eenmaal volstrekt not done te zijn om een schilderij uit eigen collectie te verkopen. Zelfs als hiermee het museum van de ondergang wordt gered. Zelfs als het verkochte stuk maar moeizaam past in de opgebouwde collectie. Want ja, we hebben met elkaar regels afgesproken.

Men ging zelfs zover het museum te verwijten "onethisch" te handelen. Nu is ethiek volgens mij breder gedefinieerd dan het al of niet toepassen van binnen een stichting afgesproken regels, maar daar stoort men zich natuurlijk niet aan. Ethiek is volgens mij een debat, een afweging, een dilemma.

Maar daar heeft de branchevereniging nog nooit van gehoord. Niks dilemma: er wordt een regel overtreden en die wordt afgestraft.

Musea bevinden zich met onze huidige regering, in guur weer. Het dogma van de markt maakt dat dit soort voorzieningen maar moeizaam de eigen broek kunnen ophouden. Bibliotheken, buurthuizen, musea en al dit soort voorzieningen staan vaak aan een financiele afgrond. Degenen die niet opgeven, gaan op zoek naar mogelijkheden.

En verkopen een schilderij uit de eigen collectie.

Maar dat mag dus niet.

Dat is onethisch.

dinsdag 6 september 2011

Drama


Het is u wellicht ontgaan. Zondag 4 september is Johanna Splinter gevonden. Ze lag in een paar bosjes in een kantorenwijk in Amstelveen. Ze was dood.

Johanna is 89 jaar geworden.

Op 14 augustus is ze verdwenen uit haar woning. De hoogbejaarde vrouw stond op het punt om te worden verhuist naar een verpleeghuis. Thuis ging het blijkbaar niet langer, ze was al lange tijd in toenemende mate dement geworden. Ze wilde niet, zo vertelde haar zoon. Maar het moest, het ging gewoon niet meer.

En toen is ze verdwenen. Spoorloos. Kinderen, familie, vrienden en politie hebben de hele omgeving bij haar huis afgezocht. Nergens.

Ze heeft haar jas aangedaan, een tas gepakt en heeft de deur achter zich dichtgetrokken.

Ze is gevonden in de buurt van een kantoor waar ze vroeger zelf eigenaar van was. Waarschijnlijk is ze "gewoon" naar haar werk gegaan. Maar niets klopte er nog. De omgeving was veranderd. Welk kantoor was het nu eigenlijk? Als ze al mensen heeft aangesproken, dan zullen die verbaasd hebben gereageerd, want welke vrouw van 89 moet nu naar haar werk? Bovendien, het was zondag. Mensen begrepen haar niet. Ze begreep het zelf ook steeds minder.

Ik weet niet meer of het regende op 14 augustus, maar die kans is natuurlijk groot deze zomer. Ze werd moe, kreeg honger en uiteindelijk is ze maar in een paar bosjes op de grond gaan zitten.

Zo gleed ze langzaam weg.

In Noorwegen werd een reconstructie uitgevoerd van het vreselijke drama op Utoya. In Engeland werd nog druk gesproken over de rellen in de Engelse steden. Iemand moet toch schuldig zijn. In Afghanistan kwamen 22 mensen om bij een bomaanslag en de strijd in Libië bleef de boventoon voeren in de media.

Johanna Splinter werd in al dit mediageweld nauwelijks genoemd. Want wat is er nu zo opvallend aan een 89 jarige vrouw die haar jas aantrekt en haar huis verlaat.

Johanna Splinter is gevonden. In een paar bosjes in een kantorenwijk in Amstelveen.

donderdag 16 juni 2011

Geen regels meer!



Verdrijving uit het Paradijs


Vanmorgen las ik een interessant bericht op de website van Skipr (http://www.skipr.nl/actueel/id7857-stichting-voor-ouderenzorg-schaft-alle-regels-af.html):

stichting voor ouderenzorg schaft alle regels af.

Hij is boeiend.

De koptekst bevat namelijk een paradox: op het moment dat je zegt: "we schaffen alle regels af", introduceer je één regel: we hebben geen regels. Maar met het introduceren van die ene regel, verlaat je de door jou gestelde regel: je hebt een regel, waarvan je zegt dat je die niet hebt.

Dit is meer dan een woordenspel.

Want wat zeg je nu eigenlijk wanneer je stelt dat er geen regels bestaan? Dan zeg je dat ieder ogenblik alles volledig kan veranderen. Dat je nergens op kunt vertrouwen. Dat je jezelf en je omgeving steeds opnieuw weer helemaal moet uitvinden.

En bovendien dat dat ook steeds weer verandert.

Dat lijkt mij geen prettige omgeving om in te verblijven. Zeker niet in een zorgomgeving, waar ik mag hopen dat een heel aantal regels gewoon overeind staan: ik denk dan aan bejegening, aan veiligheid, aan zorg- en behandelafspraken. Ga zo maar door.

Ik begrijp natuurlijk ook wel dat dit nooit de bedoeling kan zijn van het experiment. Ik voel ook wel aan van waaruit de gedachte is voortgekomen.

Ik kwam ooit als nieuwe directeur in een verpleeghuis en begon enthousiast een aantal veranderingen door te voeren.

Dat werkte natuurlijk niet.

Er gebeurde helemaal niets.

Ik vond dat de bewoners in het verpleeghuis vooral recht hadden om in een woonomgeving te verblijven. Een omgeving waar zij zich thuis zouden voelen.

Als ik in een huiskamer op een afdeling van het verpleeghuis kwam, vielen mij allerlei zaken op:
1) alle medewerkers liepen in uniform,
2) de artsen liepen meerdere keren per week visite en op sommige afdelingen werden bewoners zelfs geacht zich dan op de slaapzaal bij hun bed te bevinden,
3) fysiotherapie, de kapper, de tandarts en ga zo maar door, bepaalden, zonder overleg met de bewoner wanneer zij met hen een afspraak hadden,
4) bewoners werden op dat ogenblik, waar ze ook mee bezig waren, door vrijwilligers (hardwerkende en betrokken mensen) uit hun woonomgeving geplukt en meegenomen naar de kapper, de tandarts en ga zo maar door,
5) en nergens, werkelijk nergens hing aan de muur van de huiskamer ook maar één foto van de kinderen of kleinkinderen. Kom eens in een gemiddelde huiskamer van een hoogbejaarde buiten het verpleeghuis...

Alles bleek te maken te hebben met de visie op het wonen in een verpleeghuis. Bovendien kwamen veel regels voort uit beheersaspecten: je kan toch niet overal zomaar schilderijen of foto's van alles iedereen ophangen? Dan wordt het een zooitje.

Vond tenminste één van mijn voorgangers.

Bewoners waren dus te gast en de omgeving had te maken met behandeling en verzorging.

Niet wonen.

Dus speelden we ziekenhuisje.

En woonden de bewoners in een omgeving die ook inderdaad niet van hun was. Dat werd voor hen bedacht.

O ja, natuurlijk zijn de bewoners niet voor niets opgenomen in een verpleeghuis. En natuurlijk, soms is er sprake van een intensieve zorgbehoefte of een gecompliceerde behandeling door de arts. Maar daarom hoeft hun hele omgeving toch niet gedomineerd te worden door deze aspecten?

Thuis zijn de mensen toch ook gewoon thuis en bepaalt de huisarts en de wijkverpleegkundige toch ook niet hoe de hele woonomgeving van de cliënt eruit moet zien?

En laten we direct even vaststellen dat ook in de thuissituatie vaak sprake is van een intensieve zorgomgeving en gecompliceerde behandelingen.

We moesten dus in gesprek met elkaar. Over die visie. Over waarom we de dingen deden zoals we ze deden. Dat leverde soms verrassende wendingen op.

De uniformen. Die wilde ik uit hebben en hiervoor in de plaats gewone kleding. En een schort wanneer er bijvoorbeeld iemand onder de douche moest of wanneer er een andere verzorgingshandeling moest worden verricht.

Maar bewoners bleken die uniformen juist prettig te vinden omdat ze zo wisten wie bij de verzorging hoorde en wie niet.

Maar dat betekent dat de bewoners de verzorgende vaak gewoon niet kennen. Dat er teveel mensen zich met de bewoners bezig hielden.

Dus moesten we nadenken over hoe we dit voor de bewoners overzichtelijk konden houden. En hoe de medewerkers zich op een andere manier herkenbaar maakten.

Dat lukte.

Het kostte wel meer tijd.

We hadden dus wel regels. Maar andere dan we gewend waren. Vanuit een andere visie.

Want regels geven ook veiligheid.

Regels zijn nodig.

zaterdag 4 juni 2011

"Ik wandel in een lange traditie die ik wil eren"



Eén van de meest indrukwekkende films die ik ooit zag is "Labyrinth". Een film uit 1986. In de film krijgt het tienermeisje Sarah opdracht van haar ouders om op haar veel jongere broertje te passen. Daar heeft ze helemaal geen zin in. Ze moppert dat ze van het jongetje af wil.

Nou, daar weet de kwaadaardige prins Jarret, een prachtige rol van David Bowie, wel raad mee. Hij neemt Toby, het broertje, mee naar zijn paleis. Sarah heeft direct spijt van haar onbeheerste uitval en wil haar broertje terug. Jarret is niet de beroerdste, ze mag hem komen halen. Het paleis van Jarret ligt midden in een uitgestrekt doolhof, dat dan weer wel.

En zo begint de avontuurlijke reis van Sarah door het doolhof. Jarret doet alles om Sarah te dwarsbomen: hij verandert het doolhof voortdurend; vrienden die Sarah willen helpen, worden door hem bedreigd, betoverd of verleid, zodat zij zich tegen haar keren; hij verbreekt alle beloftes die hij aan haar doet en bovendien speelt hij ook nog met de tijd die ze had gekregen om het doolhof door te komen.

Uitgeput komt Sarah op enig moment aan op een uitgestrekte vuilstort. Tussen de enorme bergen vuilnis, vindt Sarah een ruimte waar ze kan schuilen.

Tot haar grote opluchting is de ruimte waar ze terecht komt een exacte kopie van haar slaapkamer. Alles, tot in de kleinste details, klopt. Alhoewel ze heel goed snapt dat ze niet thuis is, wil ze zo graag dat het allemaal wel klopt, dat ze op het bed in slaap valt. En zo verstrijkt de kostbare tijd....

Wanneer ze weer ontwaakt, realiseert ze zich dat ze in de maling is genomen. Dat ze zichzelf in de maling heeft genomen. Op dat ogenblik begeven de wanden van de ruimte het en stroomt het vuilnis in grote golven naar binnen. Niets blijft er nog over van de illusie van haar eigen slaapkamer.

Afgelopen week las ik het slotpleidooi van Wilders, in het proces tegen deze onderkoning. Hij refereerde aan enkele grote namen uit onze geschiedenis: de Witt, van Oldebarnevelt. Beide strijders, aldus Wilders, voor de vrijheid. Hij plaatste zich in dezelfde traditie. Alles leek te kloppen. Velen zullen zijn betoog met instemming hebben gelezen. Velen zullen hebben gedacht dat we eindelijk weer een staatsman hebben die opkomt voor onze waarden. Velen zullen zich in slaap hebben laten sussen.

En zo verstrijkt de kostbare tijd...

As you like it



Deze week publiceerde de staatssecretaris voor Volksgezondheid haar langverwachte programmabrief langdurige zorg. In dit 35 pagina's lange epistel ontvouwt Marlies Veldhuijzen van Zanten - Hyllner haar visie op de langdurige zorg en met name de zorg voor onze ouderen.

Veel is bekend.

De AWBZ is teveel een allesennogwatverzekering geworden.
De kosten voor de zorg en met name de ouderenzorg, nemen exponentieel toe en dreigen onbeheersbaar te worden.
We moeten wonen en zorg gaan scheiden.
De zorgkantoren, nu nog verantwoordelijk voor de besteding van de AWBZ-gelden, gaan verdwijnen.
Steeds meer zal worden overgenomen door gemeenten.

We hebben het allemaal al met grote regelmaat gehoord.

Al jaren.

Vermoedelijk had deze zelfde staatssecretaris enkele jaren geleden, toen ze nog als verpleeghuisarts voor de Amstelring-Osiragroep werkte, nooit kunnen bevroeden dat onder al deze toen al circulerende voorstellen, balonnetjes, fantasiën en standpunten ooit nog eens haar handtekening zou komen te staan. Als politiek verantwoordelijke. Dat zij zo de geschiedenisboeken in zou gaan.

Als de staatssecretaris die het ontmantelen van de AWBZ - en alles wat hiermee samenhangt - aan zou pakken.

Ik bedoel maar.

Ook politiek is het resultaat van diepgaander, krachtiger stromingen dan al het dagelijkse mediarumoer doet vermoeden.

Maar goed. Als je de programmabrief leest, krijg je de indruk dat Veldhuijzen alles ter plekke verzint en aan het maagdelijke papier toevertrouwt.

"Whole the world is a stage and all the men and women are merely players"

Shakespeare had ons, als gebruikelijk voor deze man, allang door. We mogen onze rol op het plankier spelen. De regisseur zien we niet en soms, heel soms, horen we de souffleur. Ook haar krijgen we niet te zien.

Hoe eindigt die prachtige monoloog van Jacques, de melancholicus in "as you like it", ook alweer? O ja.

"That ends this strange eventful history
Is second childishness and mere oblivion
Sans teeth, sans eyes, sans taste, sans everything"

Verdomd, Shakespeare voorzag zelfs de toekomst van onze ouderenzorg...

Zou hij....?

Het model voor de thuiszorg wat door de staatssecretaris wordt geschetst, lijkt op het Deense model. Ik schreef een verslag van mijn studiereis naar Denemarken. Dit is te downloaden op:http://www.erik-zwart.com/#Dementie

vrijdag 25 maart 2011

Lente



Eindelijk weer eens een vrije dag.

Dat is overigens relatief. Mijn vrouw is naar haar werk als ik beneden kom en meestal heeft ze al aan mij gedacht. Voor het geval ik me ga vervelen, ligt er een briefje op de tafel klaar. De verwachting is dat ik dit briefje afhandel voordat ze thuis is. Het briefje bevat zelden een verrassing: het is meestal een opsomming van klusjes die al weken achter me aan zeuren.

Maar toch. Buiten scheen een verrassend krachtig zonnetje, ik hoorde vogels in de tuin en het prille groen van de boomblaadjes prikten door de winterverpakking aan de takken heen. Het wordt lente. Wat kan mij dat lijstje schelen. Ik koos maar voor de activiteiten die mij naar buiten noopten.

Ik moet al tijden mijn OV-chipkaart activeren. De kaart zit allang in mijn portemonnee, maar leidt vooralsnog een zinloos bestaan. Eerst moet iemand een aantal activiteiten verrichten die mij onduidelijk zijn, voordat ik ermee op de bus of in de trein kan springen. Ik naar het station.

Voor mij, bij het loket, stond een dame. Het duurde niet lang voordat ik begreep dat ze boos was. Flink boos. De dame achter het loket wilde iets niet doen waarvan deze dame vond dat ze het wel zou moeten doen. Het bleef volstrekt onduidelijk waar het over ging. De dame, echt een dame in haar uitstraling, formuleerde zorgvuldig maar steeds vileiner haar bezwaren. Keurig articulerend werd de onthutste vrouw achter het loket uiteindelijk uitgemaakt voor "leugenaar" en "fraudeur". De dame wenste er verder geen woorden aan vuil te maken, tot mijn opluchting en draaide zich bedachtzaam om. Ze keurde mij geen blik waardig en verliet statig de ruimte.

De gekwetste vrouw achter het loket stond klaar om de volgende klap op te vangen. Ietwat wantrouwig keek ze mij aan. Het activeren van een OV-chipkaart viel niet onder bedreigd gebied. Opgelucht begon ze met een reeks mysterieuze handelingen. Of ik ook van plan was om met deze kaart met de trein te reizen? Verbouwereerd, de trein valt voor mij onder "openbaar vervoer" gaf ik een bevestigend knikje. Of ik dat ook had aangevraagd? Geen idee. Ze was echter inmiddels weer in een opperbeste stemming en begon mijn falen met nog een reeks intoetsingen te herstellen.

Weer thuis wachtte mij nog een zware klus. Contact zoeken met de belastingdienst. Dat ging alweer direct mis. Een computerstem deelde mij mee dat het sneller werkt als je je burgerservicenummer bij de hand hebt. Ik besloot dat mijn vraag zo algemeen was dat hij zonder burgerservicenummer af te handelen moest zijn. Nog geen seconde later kwam ik in een keuzemenu waarbij ik als eerste verplicht mijn burgerservicenummer moest invoeren. Ik onderbrak de verbinding, zocht mij bsn erbij en maakte opnieuw contact. Mijn vraag bleek minder eenvoudig te beantwoorden als dat ik had ingeschat. Na drie doorschakelingen en steeds opnieuw een wachttijd van een klein kwartier verder, waarbij om de 30 seconden een barse mannenstem mij mededeelde dat alle medewerkers in gesprek waren, kreeg ik eindelijk de juiste man aan de lijn. Het duurde even voordat wij elkaar begrepen. De belastingdienst denkt graag mee, maar wel vanuit haar eigen denkkader. Dat de argeloze burger dit denkkader niet altijd begrijpt, is lastig. Uiteindelijk lukte het mij om de man uit zijn wereld van vanzelfsprekendheden te lokken en opeens begreep hij mijn probleem. Toen losten we het snel samen op.

En ondertussen koerde een turkse tortel in de boom in onze achtertuin en stjilpten enkele meesjes dat het een lieve lust was. Mijn stemming was onverstoorbaar. Ik dankte de man van de belastingdienst voor zijn hulp en wenste ons nog een prachtige dag.

woensdag 16 februari 2011

handen wassen na het toiletbezoek!



Hoe weet je dat je in een verpleeg- of verzorgingshuis bent aangekomen?

Door de briefjes.

De stickers.

De plakkertjes.

Op muren, deuren, bij ramen, op tafels, op karretjes.

Overal briefjes.

Natuurlijk, voor de bezoeker is het handig te weten achter welke deur zich een toilet bevindt. En of deze is bedoeld voor mannen, dan wel vrouwen.

Irritant vind ik al de aanwijzing op een toilet dat deze alleen voor personeel is bedoeld.

Hoezo?

Zijn de andere toiletten niet schoon genoeg? Of krijgt het personeel een exclusief muziekje tijdens het toiletteren? Of wil men geen misverstand over wie personeel is, wie bezoek en wie bewoner? Helpen aparte toiletten bij het maken van dit onderscheid?

Raadselachtig.

Maar er zijn nog veel meer briefjes. Meestal handgeschreven. Of een ijverige medewerker in de nachtdienst is in de weer geweest met een etikettenmaker.

De booschappen zijn zonder uitzondering onbenullig.

Of je de deur wilt sluiten. De ramen moeten meestal ook weer dicht. Of je het licht wilt uitdoen. Of je de stoelen weer op hun plaats wilt zetten. Of je de vuile kopjes in de afwasmachine wilt doen. Of juist niet. Of iemand soms ook de afwasmachine wilt uitruimen zo nu en dan. Of juist niet.

Het hangt er helemaal van af waar iemand zich in de loop van de tijd aan heeft lopen ergeren.

Soms krijg je ook goedbedoelde, maar meestal volstrekt onzinnige adviezen.

Om niets uit het raam te gooien. Of, de mooiste wat mij betreft, om je handen te wassen als je op het toilet bent geweest.

In verpleeg- en verzorgingshuizen wonen mensen. En zij krijgen daarom ook bezoek. Ook werken er mensen. Maar in deze volgorde. Het is in de eerste plaats de woonomgeving van een heel aantal mensen.

Ik ben nog nooit bij iemand thuis geweest alwaar ik aan de lopende band door middel van briefjes aanwijzingen, geboden en adviezen kreeg. Als ik ergens het licht per ongeluk laat branden, dan wordt hier iets van gezegd. En terecht.

Wanneer ik thuis stelselmatig de afwasmachine niet vul met de vuile vaat, gegarandeerd, hier komen gewoon opmerkingen over. En terecht.

Zo gaan volwassen mensen namelijk met elkaar om.

Als we thuis gaan communiceren door middel van briefjes, dan is er iets goed mis. Dan moet ik me om heel andere zaken druk gaan maken.

Ook in een hotel kom ik ze niet tegen. Ja, een sticker waarop staat dat achter een deurtje zich een brandslang bevindt. Maar of ik mijn handen was na een toiletbezoek, dat mag ik gelukkig helemaal zelf weten. En dat ik het licht uit moet doen als ik mijn kamer verlaat, men rekent er gewoon op dat ik een weldenkend mens ben.

Het verwijderen van de briefjes is onbegonnen werk. Binnen 14 dagen hangen ze er opnieuw. Ongelezen. Natuurlijk. Dus een briefje met de tekst "verboden briefjes op te hangen", valt niemand op.

Jammer.

Ik zie daar de humor nog wel van in.

zondag 6 februari 2011

Wat is ruimte?



Ik zag de vraag op een poster.

"Wat is ruimte?"

Wat er verder op de poster stond, weet ik niet. Deze vraag bleef bij mij hangen.

Wat is ruimte.

Ik liep, toen ik de poster zag, aan de grens van Leiderdorp en verliet de stad via een jaagpad langs de Oude Rijn, richting Koudekerk. We bogen, via de Ruige Kade, af naar Hoogmade en liepen zo de uitgestrekte, groene long van de Randstad in: het Groene Hart.

Ik weet het, longen en hart zijn twee verschillende organen, maar leg dat onze planologen maar uit.

In ieder geval: dáár weet je weer wat ruimte is. Een oneindig laagland. Molens, bomenrijen, uitgestrekte plassen, een kerktoren en een lang lint van auto's die over de A4 naar Amsterdam beweegt, ze vormen het decor van die enorme ruimte. Kijk ook eens omhoog. De hemelboog is hier hoger, véél hoger dan in de stad. En je loopt alleen.

Tenminste, Anita liep natuurlijk ergens voor mij (ze loopt nu eenmaal harder dan ik), maar verder is er niemand. Een leeg land.

Ruimte.

Maar wat is nu die ruimte?

Is het het gebrek aan begrenzing? Flatgebouwen, straten, verkeerspleinen, treinrails? Is het de wind die vrij haar spel kan spelen en mijn gedachten steeds weer wegblaast? Is het nu juist die kerktoren in de verte die mij doet realiseren hoe leeg het tussenliggende land is? Of is het het waaierende geluid van haar kerkklokken? Die zwaan die met suizende vleugels over mij heenvliegt?

Misschien is het wel die hoge hemelboog die mij kleiner maakt.

Het besef dat ik nog vele kilometers moet lopen.

En dat iedere stap er één is.

Door die enorme ruimte.

Dat ik onderweg ben.

vrijdag 4 februari 2011

Pointless



Wie kent Alexander Armstrong?

Niemand?

En als ik zeg dat hij een vriend heeft, namelijk Richard....

Nu begint u breed te glimlachen...natuurlijk. Kan niet anders.

Pointless.

Een quiz en haar quizmaster. Ongeëvenaard Brits. Onmogelijk voor Nederland. Een combinatie van meligheid, saaiheid en een gietijzeren format. Iedere avond opnieuw herhaalt Alexander Armstrong op precies dezelfde momenten dezelfde zinnen. Je wéét al wat hij gaat zeggen. Omdat hij het iedere keer zegt. Je merkt het niet als je voor de eerste keer kijkt. Dat is wel knap. Elke keer hetzelfde zinnetje zo zeggen, alsof je het ter plekke verzint. Geweldig.

Het is ook een fantastisch onzinnige quiz. Het gaat helemaal niet om het goede antwoord. Je moet juist op zoek naar dat antwoord waar niemand op is gekomen.

Op het bord verschijnt de vraag. Bijvoorbeeld: "Noem een nummer 1 hit in de UK van de Beatles". Eitje. De vraag is al eerder aan 100 mensen gesteld geweest. Die hebben enthousiast alle nummer 1 hits geroepen die ze konden bedenken. De truc van de quiz is nu dat antwoord te vinden wat door zo min mogelijk mensen is genoemd. Liefst door niemand.

Een deelnemer roept een antwoord. Op een paneel begint een lichtgevende balk vanaf 100 terug te lopen naar de 0. Naarmate de 0 nadert, begint het publiek harder te joelen. Eindigt de balk op 0, dan breekt er een hels kabaal los: pointless. 0 punten.

En daar gaat het om: zo min mogelijk punten verdienen.

Maar pas op. Soms staat er zomaar een antwoord tussen dat gewoon fout is. Dus wel een enorme Beatle hit, maar geen nummer 1 hit in de UK. Dat levert 100 punten op. Richard, de vriend van Alexander, mag nu meestal iets roepen. Hij doet dat gevat, provocerend en meestal leuk.

Alexander lacht nooit voluit. Hij kijkt schalks in de camera en trekt zijn wenkbrauwen omhoog. Altijd. Het publiek joelt. De sfeer zit er goed in.

En morgenavond weer. En die avond erop weer. Al vele jaren lang.

Wat hier nu eigenlijk de zin van is?

Niks. Helemaal niks.

Pointless.

De droefheid van dingen




Vlak bij waar ik kantoor hou, is een winkelcentrum.

Ik loop hier soms tussen de middag even heen om bij de visboer een bakje kibbeling te halen.

Op de hoek zit een Thais restaurant.

Ooit, in Basel, at ik eens Thais. Ik weet echter niet meer hoe dit toen smaakte. Ik associeer het met Indonesisch eten, maar kan me hier natuurlijk ernstig in vergissen.

Enfin.

Op enig moment viel het me op dat op de deurmat van het restaurant, de stapel post groeide. Ook was het restaurant ineens Tha's geworden: de neonletter "I" was verdwenen. Dit werd niet hersteld en de stapel post en kranten bleef gestaag groeien.

Ondertussen werden klanten nog steeds door een briefje vriendelijk verzocht om voor hun afhaalmaaltijden de deur aan de zijkant te gebruiken. Ook de openingstijden bleven al die tijd ongewijzigd. Tenminste, volgens weer een ander briefje dan.

Na enkele weken hing er een poster op het raam. Er werd een faillissementsverkoop aangekondigd. Door de ramen kon ik zien dat alle spullen van het restaurant, van ovens en afwasmachines tot kopjes en glazen, in de ruimte werden verzameld. Het was een internetveiling en mensen werden aangespoord om hier hun succes te beproeven. Het werd voorgesteld als een leuke wedstrijd. Altijd prijs.

Ik denk dat ze de bank bedoelden?

De veiling was blijkbaar op enig moment achter de rug. De spulletjes konden worden opgehaald. Alsof ze een peepshow in een drukke winkelstraat verlieten, schoven mannen soms met een oven of met een lading bestek, zo stiekem mogelijk naar buiten. Het was geen feeststemming, ondanks alle prijzen.

Het restaurant was nu helemaal leeg. Ook de post was verdwenen. Het was nog steeds een "Tha's" restaurant. Het maakte niet meer uit.

Gister werden ook alle leidingen en onverkoopbare onderdelen van het restaurant verwijderd. De ruimte lag vol met sloopmateriaal.

Al die tijd heb ik geen Thai gezien.

woensdag 2 februari 2011

raadsels


Zijn manier van lopen zit tussen hollen en slenteren in. Snel schuifelen, zoiets.

Hij spreekt geen Nederlands.

Tenminste, als hij mij iets brengt, duwt hij dit letterlijk in mijn handen en mompelt iets onverstaanbaars. Hij kijkt me niet aan en draait onmiddelijk weer om.

Hij sjouwt met afvalbakken, met linnenkarren, met servieswagens volgeladen met kopjes en schotels. Hij bemoeit zich niet met de mensen in de hal. Hij werkt. Hij werkt hard.

Geen idee welke nationaliteit hij heeft. Geen idee wat hij van zijn werk vindt. Geen idee of hij zich realiseert dat hij in een verpleeghuis werkt.

Ikzelf werk niet in dit verpleeghuis, maar kom hier regelmatig omdat voor de thuiszorg de planners in dit verpleeghuis gehuisvest zijn. En enkele thuiszorgteams. Ik ben de baas van de thuiszorg. En steeds kom ik hem hier tegen.

Wie is zijn baas? Hoe communiceert zijn baas met hem? Hoe weet hij wat hij moet doen?

Het is een van die raadsels die ik dagelijks tegenkom. Die mij fascineren.

Nog zo een. Gister liep ik naar mijn kantoor. Een oudere man kwam me tegemoet. Hij zag er slordig gekleed uit en hij liep sloffend. Hij keek naar de straat. Toen ik hem passeerde, draaide hij onverhoeds zijn hoofd en brulde "lul"  tegen me. Ik begon te lachen en hij gaf me een stralende lach terug.

Geen idee wat er gebeurde. Waarom dit gebeurde. In ieder geval liepen we allebei met een grote glimlach verder.

De humor ligt op straat.

Vandaag moest ik in Amsterdam betalen voor een parkeerplaats. Dat is tegenwoordig een heikele opgave. Je moet heel precies door een menuscherm heen, op enig moment moet je je kenteken opgeven (procedure onderbreken, naar je auto lopen en kijken, weer achterin de rij gaan staan).

Inmiddels was het begonnen te regenen. Hard. Voor mij stond een vrouw net zo te stuntelen als ik. Op enig moment moest ze betalen en ze probeerde haar pinpas door een afdichtingsrand van het apparaat te halen. Dat werkte niet. Ze probeerde de andere kant van het apparaat. Dat werkte ook niet.

Ik tikte op haar schouder en ze sprong van schrik een eind in de lucht. En ondertussen werd ik natter en natter.

Ik probeerde haar duidelijk te maken waar ze haar pas in moest duwen. Ze liep echter verschrikt weg.

U heeft nu een eigenaardig beeld van mij.

Van die raadsels, bedoel ik.

dinsdag 1 februari 2011

Kopje koffie?


Afgelopen zondag waren we op de koffie bij moeder An.


Met heel Nederland.

Tenminste, degenen die met ons keken naar de televisie op Nederland 2. Dat zullen er niet zoveel zijn geweest met alle sensatie en sterrenglitter op de omliggende kanalen.

Psychiatrische patiënten doen het nu eenmaal niet zo goed. Tenminste, niet zolang ze niet te gast zijn bij Paul de Leeuw of een of andere freakshow. Maar dan gaat het ook om heel andere zaken. Kun je lachen of griezelen of tevreden zijn met je eigen lot.

Maar goed.

“Effe bij moeder An” is een initiatief van een wijkverpleegkundige, Elma de Wolf. Nadat ze zelf door een depressieve periode was heen gekomen, merkte ze dat er nergens een plek was waar ze gewoon even kon zijn. Een kop koffie drinken, een praatje. Geen bijbedoelingen, niet op basis van een zorgplan, niet op afspraak. Gewoon ergens binnen lopen waar mensen je kennen.

We maakten kennis met verschillende van haar gasten. Een blinde man die door de huiskamer van Elma weer onder de mensen kwam. Een jongen die in de gevangenis had gezeten en nu het eten voor enkele bejaarde gasten klaarmaakte en hen zorgzaam opving. Een man die niet sprak en iemand die nooit alleen was: de hele dag door hoort hij stemmen en reageert hier op. Gewone mensen die elkaar opzochten.

Behalve Cobie, dat was een angstig musje die haar kamer niet uit durfde.

Elma belde haar soms op of ging naar haar toe. Ook brachten ze haar iets van het eten als dat overbleef. Cobie zorgde namelijk niet voor zichzelf.

Elma zorgt ook voor beginnende kunstenaars. Door een inbraak is het Onno Meijer fonds in één keer al haar geld kwijtgeraakt. Elma organiseert een veiling om het fonds weer op weg te helpen.

Ze pakt gewoon aan.

Wat moet ik er nog meer over zeggen.

Ze is geweldig.



http://www.effebijmoederan.nl/

zaterdag 22 januari 2011

Wie?



Het was weer een week volgepropt met grootse gebeurtenissen.

Een 18-jarige jongen bleek al drie jaar te zijn vastgeklonken aan de muur van een gesticht; hoge ambtenaren en ministers stelden meer belang aan hun politieke doelen dan aan hun eigen integriteit; een democratisch gekozen dictator ontvluchtte zijn land maar veel van zijn minsters bleven stug doorregeren; een van top tot teen getatoeëerde jongen bleek de lieveling van sms'end Nederland en tenslotte bleek KPN er een eigen helpdesk voor BN'ers op na te houden.

Zo worden we dag in dag uit meegesleurd door de voortsnellende golven van het bestaan. Soms kijk ik stiekem naar mijn boekenkast, goed gevuld met onder andere studies geschiedenis en bedenk glimlachend dat vele eeuwen menselijk bestaan kunnen worden samengevat in een beperkt aantal pagina's. Weliswaar verschijnen over de verschillende tijdvakken vaak meerdere, soms vele verschillende studies, maar iedere studie op zichzelf betekent een enorme reductie van gebeurtenissen. Iedere beschrijving zou anders zinloos zijn.

Het is de vraag of Brandon of Ben de geschiedenisboekjes gaan halen. Scheepbouwer, die zal wel ergens een hoekje krijgen. Iemand die zijn aandeelhouders en BN'ers zo vertroetelt, verdient een plekje in de eeuwigheid. Maar zal in onze geschiedenisboekjes nu de analyse worden gemaakt dat anno 2011 onmenselijke toestanden heersten in onze opvang- en ziekenhuizen? Dat Brandon dus exemplarisch was voor onze zorg van behoeftigen?

Natuurlijk, als de omstandigheden van Brandon kunnen worden verbeterd, dan moet dat ook gebeuren. Vooralsnog hoor ik hierover vooral meningen en emotionele oprispingen, ik hoor weinig feitelijke mogelijkheden. De suggestie om de knul maar op te sluiten met TBS-gestraften zodat hij meer bewegingsruimte krijgt, lijkt mij tenminste weinig realistisch. Moet ik natuurlijk toch ook even denken aan al die gevangenen met psychiatrische problematiek. Waarvan zo nu en dan (als er niks anders te melden is), ook wordt geroepen dat dit echt zo niet kan. Waarvan moet worden vastgesteld dat media en politici hier beduidend minder hard voor lopen, want een verslaafde kruimeldief met schizofrene trekken, dat verkoopt natuurlijk weer een stuk minder dan een Brandon die er gewoon uitziet als een blozend stuk Hollands welvaren.

Dus, waar staan we nu, na een week vol golvende emoties en stoere taal?

Een staatssecretaris die de moed heeft om de jongen zelf op te zoeken. Die vervolgens verklaart dat zij ook geen mogelijkheden ziet om op korte termijn met andere oplossingen te komen. Een tweede kamer die in een spoeddebat heeft verklaart dat dergelijke situaties onwenselijk zijn. Behandelaars en begeleiders die het hier helemaal mee eens zijn maar tegelijkertijd zeggen tegen de grenzen van hun kunnen aan te lopen. Een moeder die, volkomen begrijpelijk, overal heeft geroepen haar zoon iets anders toe te wensen, maar tegelijkertijd aangeeft dat ze hem thuis gewoon niet aan kan. Twee moraalridders die glimmend van hun overtuigde gelijk, een verzorgster aan tafel uitnodigden die zei zelf ook bang te zijn voor Brandon maar ook wel vond dat het anders zou moeten (en kwam met de oplossing van een TBS-kliniek).

En ondertussen, in de bossen bij Ermelo, zit Brandon in zijn kamer.

In een tuigje.

Vastgebonden aan de muur.

Omringt door verzorgers die, aangeslagen door alle kritiek, toch weer 24 uur per dag de zorg voor hem op zich nemen.

En zijn moeder komt ongetwijfeld vanmiddag bij hem op bezoek.

Ze zullen niet de geschiedenisboeken halen.

We zullen ze weer vergeten.

zaterdag 8 januari 2011

Blijf bedanken, altijd iedereen bedanken



We liepen ruim 300 kilometer. Van de Ierse zee naar de Noordzee. Het pad had een toepasselijke naam:

het coast to coast pad.

Veel is leuk aan deze wandeling: de natuur, de afwisseling, de dorpen, het engelse eten, het bier. Maar zeker ook de Engelsen.

Die kom je hier namelijk voortdurend tegen.

Engelsen lijken op ons, maar vergis je niet. Ze denken en doen anders. Je vergist je zomaar.

Het hotel stond ergens in een lieflijk dal. Het dorp bestond uit een handvol oude huizen, een kerk, een kerkhof en dus dit hotel. Het werd gerund door een vroegere RAF-officier. Hij voldeed aan alle cliché's: grote snor, kaal hoofd, luide stem. Wij liepen door de bar richting de eetzaal. Dat was fout.

"Have you been shouted in?"

Riep hij ons na. We draaiden ons verbaasd om. In Engeland ga je nooit zomaar in een restaurant aan een tafeltje zitten. Nooit. Zelfs niet als alle tafels onbezet zijn. Je meldt je en je vraagt vriendelijk of er een plaatsje voor je is. Vervolgens zijn er een paar mogelijkheden. In een pub, of in dit plattelandshotel, bestel je je eten en je wacht aan de bar totdat iemand je aan tafel uitnodigt. Het eten komt dan direct met je mee op tafel.

Nog zo één: praat in understatements en zeg vooral niet precies wat je denkt. Tijdens de wandeling stonken we hier in het begin voortdurend in. Als in de wandelgids (een engelse gids) relativerend wordt opgemerkt dat de heuvels wel wat pittig kunnen zijn... Nou, bereid je maar voor. Dat wordt een helse tocht. Steil omhoog en dat kilometerslang. Engelsen snappen dit. Die horen vertellen dat het pad door het bos zo hier en daar misschien wat lastig loopt en ze keren resoluut om en nemen een alternatief pad. Wij niet, wij denken te horen dat het dus wel meevalt en lopen enkele uren struikelend en slippend over een loodrecht dalend pad vol losliggende en meerollende stenen. Geen Engelsman te zien.

Een laatste. Blijf bedanken. Altijd iedereen overal voor bedanken. Dat doen zij ook. Altijd. Je loopt de winkel uit zonder iets te kopen en de verkoper bedankt je. Je vraagt iemand de weg naar het toilet en je wordt bedankt. Buigen hoeft niet, het is een talig volk. Maar blijf danken.

Zo zijn we, genietend, door Engeland heen gelopen. Bevolkt door een schitterend volk.

Engelsen.


Het coast to coast pad wordt uitgebreid beschreven op deze website: coast to coast pad

Stumpers, we zijn stumpers

Gelijkenis van de blinden - Pieter Breughel

Pijn heeft geen geheugen.

Begin dit jaar werd ik enige maanden geplaagd door een hielplaatontsteking. Neem maar aan dat dit tijdens het lopen een scherpe pijn oplevert, met name als je 's ochtends uit je bed springt. Dat geeft een heel aparte vorm van ochtendgymnastiek om maar vooral overeind te blijven, vooruit te komen en tegelijkertijd de scherpe pijn te verbijten.

In het najaar vroeg mijn vrouw me op enig moment of ik nog last had van die pijn onder mijn voet...

Het was weg.

Gewoon verdwenen.

Ik piekerde me suf, maar ik kon me niet het moment herinneren dat ik pijnloos uit mijn bed was gesprongen. Het leek wel of het er nooit was geweest. Ook kon ik me niet herinneren hoe de pijn precies had gevoeld. Ik wist alleen dat het pijn had gedaan, onderaan mijn voet. Maar hoe en waar precies, en hoe lang het geduurd had, daar had ik geen herinnering aan.

Ons gehoor hoort maar de helft.

Gister zat ik de hele dag te vergaderen. De besprekingen waren intensief en de wisselende groep deelnemers was geconcentreerd. Het ging ook wel ergens over.

Op enig moment viel de electriciteit uit.

Licht ging uit. Koffiezetapparaten werden zinlose bouwsels van blik en plastic. Computerschermen werden zwart. En de luchtverversing viel uit.

Behalve het duister, daalde er een weldadige rust in de kamer neer. Allerlei bijgeluiden vielen weg.

Nooit, op enig moment, ben ik me bewust geweest van al die geluiden in deze omgeving.

Ik hoorde ze domweg niet.

Totdat ze er niet meer waren.

We zien ook maar de helft.

Vanmorgen liep ik met de honden naar het parkje. Het was stil op straat. Er stonden enkele auto's half op de stoep geparkeerd. Ik wrong mij tussen deze auto's en de heg aan de andere kant van de doorgang door. Dat ging gemakkelijk, de honden trokken mij er rap doorheen.

Door een autoruitje zag ik opeens een flits van een passerende fietser. Ik keek nog om, maar de auto's verhinderden mij het zicht.

Als ik de flits niet had waargenomen, was ik me er nooit van bewust geweest dat, behalve ikzelf met de honden, op nog geen 2 meter afstand van mij, nog iemand anders op straat was.

Ik had hem of haar gewoon niet gezien.

Ik zou ook onder ede hebben getuigt dat er, behalve ikzelf, niemand op straat was geweest.

We zijn stumpers. Ons past bescheidenheid.

donderdag 6 januari 2011

Groot nieuws!


Nu hebben we iemand die zijn gezonde verstand blijft gebruiken, is het weer niet goed.

Het was natuurlijk wel Welten die het zei en hij is een belangrijke politieman. Blijkbaar gelden voor hem andere waarden.

Dat probeerden verschillende kamerleden mij tenminste duidelijk te maken.

En dat deden ze op de inmiddels gebruikelijke blazende en opgewonden wijze. De heer Brinkman, zelf ooit politieman, sprak zelfs over de vooruitzichten op een politiestaat.

Waar ging het allemaal over? Over een nog niet bestaande wet over het dragen van boerka's. Begrijp me goed, ik ben geen liefhebber van boerka's en ben ook kritisch over het dragen van een dergelijk kledingstuk. Maar dat ben ik ook over de gewoonte van mijn zoon, en met hem vele, vele andere jongemannen, om een broek halverwege de heup te dragen.

Toch zou ik verbaasd, sterker, verbijsterd zijn als hier een verbod op zou komen en mijn zoon om die reden als halve crimineel kan worden beschouwd door deze, inderdaad, absurde gewoonte van hem.

Of jonge meisjes die over straat gaan met hun buiken bloot en als bovenkleding een extreem strak truitje. Vind ik ook bedenkelijk en, als vader, zou ik hier een stokje voor steken. Maar een wet die dit gedrag verbied?

Tegelijkertijd zie ik de heer Brinkman en, met hem, vele van zijn collega's gedrag vertonen waar ik me ook zorgen over maak. Bijvoorbeeld de voortdurende neiging om, met de in razend tempo op ons afkomende actualiteiten, direct voor de camera allerlei zaken te gaan roepen. Wat dan onmiddellijk als groot nieuws verder wordt gezonden.

Bijvoorbeeld een Diederik Samson, hé, ook tweede kamerlid, die voor de camera begint te roepen over het chemiebedrijf wat gister in brand stond en over rapporten van jaren geleden. Toen zouden er zaken niet op orde zijn geweest. Werd onmiddelijk overgenomen door andere media en kranten en daar ga je.

En zo roepen we elkaar maar na en hollen we als dolle kippen zonder kop door de dagen heen. Zo vullen we onze gesprekken en alle kostbare zendtijd.

Geef mij Welten maar: laten we allemaal maar weer eens zelf wat meer nadenken.

In stilte graag.

woensdag 5 januari 2011

Hoe ruikt urine?


"Laat mij eens ruiken?"

Enigszins bevreemd overhandigde ik de po aan de arts. De po zat vol met urine van een patient die al dagen buikklachten had.

Hij hing met zijn neus boven de urine en snoof eens diep in.

Nou, hij wist het wel. Hij liep naar de verpleegpost en schreef wat medicatie voor.

Dat zijn we niet meer gewend. Een dokter die aan de pis ruikt, met zijn vingers de consistentie van poep beoordeeld of vol interesse de spuug in een sputumbakje bekijkt.

Deze dokter deed het wel. Hij verfoeide al zijn nieuwbakken collegae die altijd maar begonnen met het afspreken van allerlei laboratoriumonderzoeken. Een laboratoriumuitslag levert een mooi formuliertje op met allerlei aangetroffen waarden van bestanddelen van het afgenomen materiaal, al of niet afwijkend. Meestal hadden ze op dat moment de patient nog maar even vluchtig aangehoord.

Overigens, deze dokter vergiste zich zelden in zijn diagnose. Hij werd beschouwd als een zonderling, maar wel een die meestal gewoon gelijk had.

Er was ooit een tijd dat ik met enige regelmaat de oliestand van mijn auto bekeek. Ik moest dan de motorklep opendoen. Ergens achter het motorblok stak een ijzeren staaf met een oog als uiteinde, omhoog. Die moest ik er dan uittrekken, vervolgens met een doek de olie eraf wrijven om vervolgens de staaf opnieuw in het motorblok steken en weer omhoog trekken. Ik kon dan aflezen of er nog voldoende olie aanwezig was.

Tegenwoordig maak ik alleen de motorklep nog open om ruiterwisservloeistof aan te vullen. Voor de rest vertrouw ik op de vele metertjes en lampjes die mijn dashboard rijk is. Een computer registreert alles voor mij en ik heb, eerlijk gezegd, geen idee wat ik zou moeten doen als er iets gaat branden of piepen. Ja, natuurlijk, de ANWB bellen.

De laatste jaren heeft het genereren van managementinformatie voor zorginstellingen een hoge vlucht genomen. Ik hoef mijn pc maar aan te doen en ik kan op allerlei schema' s en tabellen zien of we op de goede weg zijn. Of niet. Mijn rapportages schrijf ik aan de hand van deze digitale informatie.

Als ik niet oppas kom ik niet meer op de afdelingen waar het werk wordt gedaan. Alle informatie krijg ik immers achter mijn bureau panklaar gereserveerd.

Toch?

Daarom loop ik nog steeds graag een dagje mee met de medewerkers. Dan ruik ik weer de pislucht of ik zie wat er gebeurt als het ziekteverzuim hoog is. Ik ervaar hoe men al of niet met elkaar samenwerkt en ik zie welke achterlijke consequenties van door mij achter mijn bureau bedachte " maatregelen" kunnen hebben.

Dan heb ik al die cijfers echt niet altijd nodig.

Ik weet gewoon wat er aan de hand is en wat er moet gebeuren.

zaterdag 1 januari 2011

Angst



Eén van onze honden is bang voor mij.

Dat heeft niet zoveel met mij te maken. Maar ik ben in haar ogen de baas in huis. Ik heb een zware stem, ik ben lang en ik ben zwaar. Dan ben je in het brein van een hond al snel de baas.

Zij heeft in haar leven één ding geleerd: om heel bang te zijn voor de baas.

Ze is namelijk een voormalige fokhond van een illegale broodfokker uit België.

Uit haar schichtige gedrag kun je een beetje opmaken welke lessen deze fokker haar in haar leven als fokhond heeft geleerd.

Nu ontstaat er een merkwaardig fenomeen.

Ik kom de huiskamer binnen met geen enkel andere bedoeling dan een kop koffie voor mezelf te zetten.

Zodra ik de kamer binnenkom, stuift deze hond weg. Meestal gaat ze bij de schuifdeur naar de tuin zitten. Niet dat ze hierdoor weg kan, maar het lijkt haar de meest veilige plek op dat moment.

Ik zet een kop koffie en loop naar de bank in de televisiekamer. Dan passeer ik de schuifdeur naar de tuin.

De hond trekt weer een razendsnelle sprint, weg van mij.

Voor mij heeft mijn aanwezigheid en mijn handelen geen enkele relatie met de aanwezigheid en het handelen van de in de huiskamer levende dieren. Meestal klopt dat ook.

Maar deze hond doorbreekt het patroon. Of ik het nu leuk vind of niet, of ik het nu wil of niet, zij zorgt wel dat mijn aanwezigheid relatie krijgt met haar handelen.

Ze is immers bang voor mij.

Dit is onontkoombaar. Wat ik ook doe of laat altijd zal zij op mij reageren. Altijd. En altijd zal zij laten zien dat ze vooral angstig is.

En hond.

En ik ben voor haar de baas.

Dus zal ze ook weer naar mij toekomen en haar aanhankelijkheid tonen.

Ze is gevangene van haar eigen angst en haar instincten. Onontkoombaar.

Soms laat ik me meetrekken in haar gevangenis. Dan raak ik gefrustreerd door haar achterlijke gedrag. Ik schop haar niet. Ik sla haar niet. Haar angst vind ik dan onredelijk.

En dat is precies wat het is.

Onredelijk.

Het heeft niets met verstand te maken. Het zijn diep ingesleten gedragspatronen. En ze heeft geen mogelijkheid om hier van los te breken.

Het is niet anders.

Maar een goed gesprek zou welkom zijn.