zaterdag 8 januari 2011

Blijf bedanken, altijd iedereen bedanken



We liepen ruim 300 kilometer. Van de Ierse zee naar de Noordzee. Het pad had een toepasselijke naam:

het coast to coast pad.

Veel is leuk aan deze wandeling: de natuur, de afwisseling, de dorpen, het engelse eten, het bier. Maar zeker ook de Engelsen.

Die kom je hier namelijk voortdurend tegen.

Engelsen lijken op ons, maar vergis je niet. Ze denken en doen anders. Je vergist je zomaar.

Het hotel stond ergens in een lieflijk dal. Het dorp bestond uit een handvol oude huizen, een kerk, een kerkhof en dus dit hotel. Het werd gerund door een vroegere RAF-officier. Hij voldeed aan alle cliché's: grote snor, kaal hoofd, luide stem. Wij liepen door de bar richting de eetzaal. Dat was fout.

"Have you been shouted in?"

Riep hij ons na. We draaiden ons verbaasd om. In Engeland ga je nooit zomaar in een restaurant aan een tafeltje zitten. Nooit. Zelfs niet als alle tafels onbezet zijn. Je meldt je en je vraagt vriendelijk of er een plaatsje voor je is. Vervolgens zijn er een paar mogelijkheden. In een pub, of in dit plattelandshotel, bestel je je eten en je wacht aan de bar totdat iemand je aan tafel uitnodigt. Het eten komt dan direct met je mee op tafel.

Nog zo één: praat in understatements en zeg vooral niet precies wat je denkt. Tijdens de wandeling stonken we hier in het begin voortdurend in. Als in de wandelgids (een engelse gids) relativerend wordt opgemerkt dat de heuvels wel wat pittig kunnen zijn... Nou, bereid je maar voor. Dat wordt een helse tocht. Steil omhoog en dat kilometerslang. Engelsen snappen dit. Die horen vertellen dat het pad door het bos zo hier en daar misschien wat lastig loopt en ze keren resoluut om en nemen een alternatief pad. Wij niet, wij denken te horen dat het dus wel meevalt en lopen enkele uren struikelend en slippend over een loodrecht dalend pad vol losliggende en meerollende stenen. Geen Engelsman te zien.

Een laatste. Blijf bedanken. Altijd iedereen overal voor bedanken. Dat doen zij ook. Altijd. Je loopt de winkel uit zonder iets te kopen en de verkoper bedankt je. Je vraagt iemand de weg naar het toilet en je wordt bedankt. Buigen hoeft niet, het is een talig volk. Maar blijf danken.

Zo zijn we, genietend, door Engeland heen gelopen. Bevolkt door een schitterend volk.

Engelsen.


Het coast to coast pad wordt uitgebreid beschreven op deze website: coast to coast pad

Stumpers, we zijn stumpers

Gelijkenis van de blinden - Pieter Breughel

Pijn heeft geen geheugen.

Begin dit jaar werd ik enige maanden geplaagd door een hielplaatontsteking. Neem maar aan dat dit tijdens het lopen een scherpe pijn oplevert, met name als je 's ochtends uit je bed springt. Dat geeft een heel aparte vorm van ochtendgymnastiek om maar vooral overeind te blijven, vooruit te komen en tegelijkertijd de scherpe pijn te verbijten.

In het najaar vroeg mijn vrouw me op enig moment of ik nog last had van die pijn onder mijn voet...

Het was weg.

Gewoon verdwenen.

Ik piekerde me suf, maar ik kon me niet het moment herinneren dat ik pijnloos uit mijn bed was gesprongen. Het leek wel of het er nooit was geweest. Ook kon ik me niet herinneren hoe de pijn precies had gevoeld. Ik wist alleen dat het pijn had gedaan, onderaan mijn voet. Maar hoe en waar precies, en hoe lang het geduurd had, daar had ik geen herinnering aan.

Ons gehoor hoort maar de helft.

Gister zat ik de hele dag te vergaderen. De besprekingen waren intensief en de wisselende groep deelnemers was geconcentreerd. Het ging ook wel ergens over.

Op enig moment viel de electriciteit uit.

Licht ging uit. Koffiezetapparaten werden zinlose bouwsels van blik en plastic. Computerschermen werden zwart. En de luchtverversing viel uit.

Behalve het duister, daalde er een weldadige rust in de kamer neer. Allerlei bijgeluiden vielen weg.

Nooit, op enig moment, ben ik me bewust geweest van al die geluiden in deze omgeving.

Ik hoorde ze domweg niet.

Totdat ze er niet meer waren.

We zien ook maar de helft.

Vanmorgen liep ik met de honden naar het parkje. Het was stil op straat. Er stonden enkele auto's half op de stoep geparkeerd. Ik wrong mij tussen deze auto's en de heg aan de andere kant van de doorgang door. Dat ging gemakkelijk, de honden trokken mij er rap doorheen.

Door een autoruitje zag ik opeens een flits van een passerende fietser. Ik keek nog om, maar de auto's verhinderden mij het zicht.

Als ik de flits niet had waargenomen, was ik me er nooit van bewust geweest dat, behalve ikzelf met de honden, op nog geen 2 meter afstand van mij, nog iemand anders op straat was.

Ik had hem of haar gewoon niet gezien.

Ik zou ook onder ede hebben getuigt dat er, behalve ikzelf, niemand op straat was geweest.

We zijn stumpers. Ons past bescheidenheid.

donderdag 6 januari 2011

Groot nieuws!


Nu hebben we iemand die zijn gezonde verstand blijft gebruiken, is het weer niet goed.

Het was natuurlijk wel Welten die het zei en hij is een belangrijke politieman. Blijkbaar gelden voor hem andere waarden.

Dat probeerden verschillende kamerleden mij tenminste duidelijk te maken.

En dat deden ze op de inmiddels gebruikelijke blazende en opgewonden wijze. De heer Brinkman, zelf ooit politieman, sprak zelfs over de vooruitzichten op een politiestaat.

Waar ging het allemaal over? Over een nog niet bestaande wet over het dragen van boerka's. Begrijp me goed, ik ben geen liefhebber van boerka's en ben ook kritisch over het dragen van een dergelijk kledingstuk. Maar dat ben ik ook over de gewoonte van mijn zoon, en met hem vele, vele andere jongemannen, om een broek halverwege de heup te dragen.

Toch zou ik verbaasd, sterker, verbijsterd zijn als hier een verbod op zou komen en mijn zoon om die reden als halve crimineel kan worden beschouwd door deze, inderdaad, absurde gewoonte van hem.

Of jonge meisjes die over straat gaan met hun buiken bloot en als bovenkleding een extreem strak truitje. Vind ik ook bedenkelijk en, als vader, zou ik hier een stokje voor steken. Maar een wet die dit gedrag verbied?

Tegelijkertijd zie ik de heer Brinkman en, met hem, vele van zijn collega's gedrag vertonen waar ik me ook zorgen over maak. Bijvoorbeeld de voortdurende neiging om, met de in razend tempo op ons afkomende actualiteiten, direct voor de camera allerlei zaken te gaan roepen. Wat dan onmiddellijk als groot nieuws verder wordt gezonden.

Bijvoorbeeld een Diederik Samson, hé, ook tweede kamerlid, die voor de camera begint te roepen over het chemiebedrijf wat gister in brand stond en over rapporten van jaren geleden. Toen zouden er zaken niet op orde zijn geweest. Werd onmiddelijk overgenomen door andere media en kranten en daar ga je.

En zo roepen we elkaar maar na en hollen we als dolle kippen zonder kop door de dagen heen. Zo vullen we onze gesprekken en alle kostbare zendtijd.

Geef mij Welten maar: laten we allemaal maar weer eens zelf wat meer nadenken.

In stilte graag.

woensdag 5 januari 2011

Hoe ruikt urine?


"Laat mij eens ruiken?"

Enigszins bevreemd overhandigde ik de po aan de arts. De po zat vol met urine van een patient die al dagen buikklachten had.

Hij hing met zijn neus boven de urine en snoof eens diep in.

Nou, hij wist het wel. Hij liep naar de verpleegpost en schreef wat medicatie voor.

Dat zijn we niet meer gewend. Een dokter die aan de pis ruikt, met zijn vingers de consistentie van poep beoordeeld of vol interesse de spuug in een sputumbakje bekijkt.

Deze dokter deed het wel. Hij verfoeide al zijn nieuwbakken collegae die altijd maar begonnen met het afspreken van allerlei laboratoriumonderzoeken. Een laboratoriumuitslag levert een mooi formuliertje op met allerlei aangetroffen waarden van bestanddelen van het afgenomen materiaal, al of niet afwijkend. Meestal hadden ze op dat moment de patient nog maar even vluchtig aangehoord.

Overigens, deze dokter vergiste zich zelden in zijn diagnose. Hij werd beschouwd als een zonderling, maar wel een die meestal gewoon gelijk had.

Er was ooit een tijd dat ik met enige regelmaat de oliestand van mijn auto bekeek. Ik moest dan de motorklep opendoen. Ergens achter het motorblok stak een ijzeren staaf met een oog als uiteinde, omhoog. Die moest ik er dan uittrekken, vervolgens met een doek de olie eraf wrijven om vervolgens de staaf opnieuw in het motorblok steken en weer omhoog trekken. Ik kon dan aflezen of er nog voldoende olie aanwezig was.

Tegenwoordig maak ik alleen de motorklep nog open om ruiterwisservloeistof aan te vullen. Voor de rest vertrouw ik op de vele metertjes en lampjes die mijn dashboard rijk is. Een computer registreert alles voor mij en ik heb, eerlijk gezegd, geen idee wat ik zou moeten doen als er iets gaat branden of piepen. Ja, natuurlijk, de ANWB bellen.

De laatste jaren heeft het genereren van managementinformatie voor zorginstellingen een hoge vlucht genomen. Ik hoef mijn pc maar aan te doen en ik kan op allerlei schema' s en tabellen zien of we op de goede weg zijn. Of niet. Mijn rapportages schrijf ik aan de hand van deze digitale informatie.

Als ik niet oppas kom ik niet meer op de afdelingen waar het werk wordt gedaan. Alle informatie krijg ik immers achter mijn bureau panklaar gereserveerd.

Toch?

Daarom loop ik nog steeds graag een dagje mee met de medewerkers. Dan ruik ik weer de pislucht of ik zie wat er gebeurt als het ziekteverzuim hoog is. Ik ervaar hoe men al of niet met elkaar samenwerkt en ik zie welke achterlijke consequenties van door mij achter mijn bureau bedachte " maatregelen" kunnen hebben.

Dan heb ik al die cijfers echt niet altijd nodig.

Ik weet gewoon wat er aan de hand is en wat er moet gebeuren.