vrijdag 25 maart 2011

Lente



Eindelijk weer eens een vrije dag.

Dat is overigens relatief. Mijn vrouw is naar haar werk als ik beneden kom en meestal heeft ze al aan mij gedacht. Voor het geval ik me ga vervelen, ligt er een briefje op de tafel klaar. De verwachting is dat ik dit briefje afhandel voordat ze thuis is. Het briefje bevat zelden een verrassing: het is meestal een opsomming van klusjes die al weken achter me aan zeuren.

Maar toch. Buiten scheen een verrassend krachtig zonnetje, ik hoorde vogels in de tuin en het prille groen van de boomblaadjes prikten door de winterverpakking aan de takken heen. Het wordt lente. Wat kan mij dat lijstje schelen. Ik koos maar voor de activiteiten die mij naar buiten noopten.

Ik moet al tijden mijn OV-chipkaart activeren. De kaart zit allang in mijn portemonnee, maar leidt vooralsnog een zinloos bestaan. Eerst moet iemand een aantal activiteiten verrichten die mij onduidelijk zijn, voordat ik ermee op de bus of in de trein kan springen. Ik naar het station.

Voor mij, bij het loket, stond een dame. Het duurde niet lang voordat ik begreep dat ze boos was. Flink boos. De dame achter het loket wilde iets niet doen waarvan deze dame vond dat ze het wel zou moeten doen. Het bleef volstrekt onduidelijk waar het over ging. De dame, echt een dame in haar uitstraling, formuleerde zorgvuldig maar steeds vileiner haar bezwaren. Keurig articulerend werd de onthutste vrouw achter het loket uiteindelijk uitgemaakt voor "leugenaar" en "fraudeur". De dame wenste er verder geen woorden aan vuil te maken, tot mijn opluchting en draaide zich bedachtzaam om. Ze keurde mij geen blik waardig en verliet statig de ruimte.

De gekwetste vrouw achter het loket stond klaar om de volgende klap op te vangen. Ietwat wantrouwig keek ze mij aan. Het activeren van een OV-chipkaart viel niet onder bedreigd gebied. Opgelucht begon ze met een reeks mysterieuze handelingen. Of ik ook van plan was om met deze kaart met de trein te reizen? Verbouwereerd, de trein valt voor mij onder "openbaar vervoer" gaf ik een bevestigend knikje. Of ik dat ook had aangevraagd? Geen idee. Ze was echter inmiddels weer in een opperbeste stemming en begon mijn falen met nog een reeks intoetsingen te herstellen.

Weer thuis wachtte mij nog een zware klus. Contact zoeken met de belastingdienst. Dat ging alweer direct mis. Een computerstem deelde mij mee dat het sneller werkt als je je burgerservicenummer bij de hand hebt. Ik besloot dat mijn vraag zo algemeen was dat hij zonder burgerservicenummer af te handelen moest zijn. Nog geen seconde later kwam ik in een keuzemenu waarbij ik als eerste verplicht mijn burgerservicenummer moest invoeren. Ik onderbrak de verbinding, zocht mij bsn erbij en maakte opnieuw contact. Mijn vraag bleek minder eenvoudig te beantwoorden als dat ik had ingeschat. Na drie doorschakelingen en steeds opnieuw een wachttijd van een klein kwartier verder, waarbij om de 30 seconden een barse mannenstem mij mededeelde dat alle medewerkers in gesprek waren, kreeg ik eindelijk de juiste man aan de lijn. Het duurde even voordat wij elkaar begrepen. De belastingdienst denkt graag mee, maar wel vanuit haar eigen denkkader. Dat de argeloze burger dit denkkader niet altijd begrijpt, is lastig. Uiteindelijk lukte het mij om de man uit zijn wereld van vanzelfsprekendheden te lokken en opeens begreep hij mijn probleem. Toen losten we het snel samen op.

En ondertussen koerde een turkse tortel in de boom in onze achtertuin en stjilpten enkele meesjes dat het een lieve lust was. Mijn stemming was onverstoorbaar. Ik dankte de man van de belastingdienst voor zijn hulp en wenste ons nog een prachtige dag.