zaterdag 14 januari 2012

Lot



Joop is altijd bezig. Meestal doet hij iets in de tuin. Zijn eigen tuin of in die van één van zijn buren. Bladeren vegen, onkruid weghalen, takjes wegknippen of domweg de straat een beetje aanvegen.Hij groet je vriendelijk en, als hij daar zin in heeft, maakt hij een praatje.

Niet met iedereen, hij moet je eerst een beetje kennen. Dat duurt een klein jaar en dan vertrouwt hij je voldoende.

Naast Joop woont Maria. Een lieve, maar ook onzekere, oudere vrouw. Haar man is nog geen jaar geleden volkomen onverwacht overleden. Sindsdien loopt Joop haar een beetje na. Je ziet hem meerdere keren per dag het huis van Maria inlopen. Maria schuifelt ook weer regelmatig bij Joop naar binnen.

Joop woont samen met Ruud. Ruud zie je niet zoveel. Hij is introverter. Vriendelijk, maar meer in zijn eigen wereld als je hem tegenkomt.

Regelmatig stopt er een taxi bij Joop en Ruud voor de deur. Met grote rolkoffers vertrekken ze dan naar een verre bestemming. Enkele weken later komen ze beiden bruinverbrand weer terug.

Toen wij nog maar net in ons huis woonden, hadden Ruud en Joop nog een auto. Die werd maar zelden gebruikt. Joop reed, maar dat deed hij met een ware doodsverwachting. Hij vond het duidelijk maar niks. De auto verdween dus al snel uit beeld.

Sindsdien staat de oprit naar de garage vol met grote bloempotten.

Die Joop keurig onderhoudt.

Sinds kort is er iets veranderd.

Ruud gaat dood.

Dat werd enkele weken geleden opeens duidelijk. Ruud was al wat langer ziek, maar het ging opeens snel bergafwaarts.

Er stopt nu meerdere keren per dag een autootje van de wijkverpleging.

Er werd pas geleden een ziekenhuisbed het huis ingereden.

Joop werkt minder in de tuin.

Ze zijn samen nog een keer op vakantie geweest. Ze kwamen beiden weer bruinverbrand terug. Maar ze kwamen wel eerder naar huis. Het ging niet meer.

Hoe lang ze al samen zijn. Ik weet het niet. Het gaat mij ook niet aan. Maar er gaat iets verbroken worden, dat is onafwendbaar.

Iedereen ziet hier tegenop.

vrijdag 13 januari 2012

Burgers, opgelet! De Téléphone rinkelt....



Ik maakte deel uit van een groep vrienden die de wereld zou veranderen. We waren zo'n beetje 16, 17 jaar oud. Hoe we zo op het idee kwamen, het is mij volkomen ontschoten, maar in vrij rap tempo werden we anarchist of communist, dichter en liefhebber van de tachtigers: Kloos, Verweij, Perk.

En we schreven gedichten.

Heel veel gedichten.

En we schreven onder mooie pseudoniemen: kassandrus, raro, pjotr, behalve Selma, die schreef gewoon onder haar eigen naam.

En we hadden een eigen tijdschrift: de Téléphone.

We waren er druk mee. Op warme zolderkamers en in Goudse kroegen bediscussieerden we de wereld en onze poëzie. We reisden af naar steden in heel het land om boekhandels te vermurwen ons tijdschrift te verkopen. Overigens, nooit een probleem. We organiseerden in Gouda een cultureel festival, compleet met een tentoonstelling voor beeldende kunst, een dichtersfestival en als afsluiting een popconcert.

Dat popconcert was een onaangename gebeurtenis die ons, zwevend vriendengroepje, weer met onze voeten stevig in de Goudse klei plaatste. Het concert was nog niet begonnen of de plaatselijke motorbende reed het terrein op. Een indrukwekkende hoeveelheid spieren en tatoeages verzamelde zich voor onze kippeborsten. Voor een krat bier zouden ze het concert vrijwaren van ongeregeldheden. Het cynisme ging aan ons geschrokken gemoed voorbij en snel haalden we de gevraagde krat. Dat bleek verkeerd begrepen: dat krat moest vanaf dat ogenblik voortdurend worden aangevuld. De opkomst viel tegen en de beoogde hoofdact bleek een groep oudere heren die hun roem al lang geleden hadden vergaard. Dat moment hadden ze blijkbaar gemist en ze gedroegen zich ronduit belachelijk.

Inmiddels zijn we allemaal getrouwd, de meesten hebben kinderen die soms op hun beurt weer de wereld bestormen, we hebben onze banen en de onvermijdelijke hypotheken.

Allemaal?

Nee, niet Jan Gerben.

Die rijdt alweer ruim twee jaar op zijn geliefde Harley uit 1943 door Amerika.

donderdag 12 januari 2012

Geen Zwarten in Vrijhoeven-Capelle



Hendrik Zwart is nog maar 51 jaar oud als hij sterft. Zijn hele leven heeft hij in Vrijhoeven-Capelle gewoond en daar is hij ook gestorven. Ik heb geen idee wat zijn beroep was.

Van één van zijn zonen weet ik het wel: tapper. Die heeft dus een kroeg gerund, ook weer in Vrijhoeven-Capelle. Hij had overigens een mooie naam voor een kroegbaas: Heiliger.

O ja, het is 1879, 14 februari.

Vanmorgen stond ik in de Heistraat in Vrijhoeven-Capelle. Ik stond voor een oude, gereformeerde kerk. Die was van 1884. Hendrik heeft hem nooit gezien. Dat was overigens een hoop gedoe daar in die tijd met de kerken. Capelle was een gereformeerde enclave in het katholieke Brabant. De mensen uit dit dorp werden dan ook in de wijde omgeving met de nek aangekeken, beschimpt en gewantrouwd. Dat zal Hendrik Zwart ook wel hebben meegemaakt. Niet dat de kerkgangers met een gereformeerde achtergrond hierdoor intensiever met elkaar samenwerkten en elkaar hielpen. Zeker niet, ook hier werden voor de verschillende hervormde geloofsrichtingen verschillende kerken gebouwd die elkaar onderling ook weer diep wantrouwden.

Of Hendrik Zwart zich hier erg druk om heeft gemaakt, dat weet ik niet. Als hij, als één van mijn voorouders, ook maar een klein beetje dezelfde genen heeft als ik, mijn broer en mijn vader, waarschijnlijk niet.

Het dorp is feitelijk één lange weg. Tegenwoordig zijn er een paar zijstraten naar nieuwbouwwijkjes, maar in 1879 waren die er niet.

Dat kan ik zien op een oude kaart die ik ergens op internet vond.

Dat betekende dus lopen. Heel veel lopen. Steeds weer opnieuw over die verrekte, kaarsrechte Heistraat.  Een groot deel van je dag ging verloren door het steeds maar weer moeten aflopen van die weg. Op klompen, zo schat ik in, want, alhoewel de voornaamste industrie van het dorp de schoenindustrie was, waren schoenen voor mensen als Hendrik vrijwel zeker veel te duur.

Het dorp kende drie schoenfabrieken. De kans is dus groot dat Hendrik in één van deze fabrieken werkte.

Ik heb twee kinderen van Hendrik kunnen achterhalen: Joost, hij was inderdaad schoenlapper en Heiliger, de kroegbaas. Zeer waarschijnlijk waren er meer kinderen en veel van die kinderen stierven een vroege dood.

Heiliger, de kroegbaas, werkte later bij het spoor. Als spoorwegman kwam hij in Arnhem terecht. Daar is hij gestorven: 41 was hij toen. Zijn zoon, ook een spoorwegman, trok verder naar Amsterdam. En daarmee was de familie Zwart definitief uit Vrijhoeven-Capelle vertrokken.

Ik liep nog even over het kerkhof. Natuurlijk, ook weer aan de Heistraat. Het keek uit over eindeloze en kale akkers. Ik bekeek de verschillende stenen, maar Hendrik of Joost of Antonie of Marinus of Maria of Anna Zwart....ik kwam ze niet meer tegen.

woensdag 11 januari 2012

Achteraf de schaamte en het ongemak.



"Grote zorginstellingen merken nu: de zorg is echt een markt geworden"

Aldus één van de koppen in de Volkskrant vanmorgen. Uiteraard wordt de kop ingegeven door het faillisement van de Zonnehuisgroep en haar overname door Loek Winter en de jeugdzorgorganisatie LSG-Rentray. De overname gaat enkele honderden medewerkers hun baan kosten. De onderliggende gedachte van het artikel is dat de overheid niet langer bereid is om het "omvallen" van grote zorginstellingen te voorkomen door het geven van noodsteun. Als de consequentie van een falend bestuur is dat een faillissement onafwendbaar is, dan is dat maar zo. Met alle gevolgen van dien.

Ik moet het nog zien.

Natuurlijk, de bewindslieden in het kabinet brommen en schuren als het om noodlijdende zorginstellingen gaat, maar dat is toch vooral een kwestie van windowdressing. Ivo Opstelten is de ministers hierin voorgegaan: recht in de camera kijken, en met een beheerste, doch door woede getekende stem, zwaar bassend een paar flinke, vooral flinke, one liners de wereld in helpen:"Het is onverantwoord en we zullen dit nooit pikken."

Zoiets.

En ondertussen gewoon je ding doen.

Want welke minister durft het aan om de zorg van honderden, veelal hoogbejaarde en afhankelijke ouderen van de ene op de andere dag te stoppen?

Probeer dat voor de camera maar eens te redden met een flinke one liner. Lukt je nooit.

Dus dat gaat de gemeenschap geld kosten. Vaak veel geld.

Iedereen begrijpt natuurlijk dat de oplossing nooit gevonden kan worden in een dergelijke situatie. Als een (grote) zorginstelling financieel zo in de problemen is gekomen dat een faillissement of steunhulp onafwendbaar is geworden, is hier een langdurig proces aan vooraf gegaan.

Met bestuurders, toezichthouders, zorginkopers, financiers.

Vaak heeft de inspectie ook al even meegekeken.

En steeds opnieuw blijkt dat het in een dergelijk proces ongelofelijk moeilijk is om ergens het tij te keren: Mea Vita, Philadelphia, Amsterdam Thuiszorg, Zonnehuisgroep, IJsselmeer ziekenhuizen.

Na afloop blijft de schaamte en het ongemak. Bestuurder wijst naar toezichthouder wijst naar zorgkantoor wijst naar overheid wijst naar bestuurder. Soms duikt een ondernemingsraad nog in een procedure om voormalig bestuurders aansprakelijk te stellen. Een toezichthouder blijkt een bekende uit de landelijke politiek en moet accepteren dat hij nog jarenlang zijn falen voor de voeten geworpen krijgt.

Voorlopig zie ik de impasse nog niet doorbroken.

De markt zal het antwoord niet zijn.