dinsdag 30 december 2014

Regelen we toch?





Als we ergens goed in zijn, dan is het in het regelen.

We regelen er op los. Dat zit in onze aard en daar zijn we ook gewoon goed in. Niet voor niets luidt het gezegde in Ierland: "geef de Ieren een half jaar Nederland en ze zijn verdronken, geef de Nederlanders een half jaar Ierland en het land is geregeld."

Is er een probleem? Geen nood, de tweede kamer, de gemeenteraad, het bestuur buigt zich erover en regelt het. Een nieuwe wet, een nieuwe regel, het doet er niet zoveel toe: we regelen het.

Lossen we daarmee ook de problemen op?

Ehm....

U bedoelt?

Niet natuurlijk. Dat weten we ook. Reeds talloze documentaires, gesprekken, symposia, forumdiscussies, artikelen hebben het aangetoond: regels lossen niet per definitie de problemen op. Sterker, regels maken weer nieuwe problemen. En daarvoor komen dan weer nieuwe regels. Het is een warboel van regels, wetten, maatregelen, huishoudelijke reglementen en ga zo maar door. We brengen hiërarchie aan en uiteindelijk hebben we de rechter die de knoop mag doorhakken.

Niet dat we daarom minder regels gaan produceren: het zit gewoon in ons bloed. We regelen onszelf helemaal kapot.

Vergeeft u mij mijn uitbarsting.

Maar ik ben boos.

Recent ontmoette ik een dame en die vertelde mij dat ze, als jong meisje, ooit een ernstig auto-ongeluk heeft gehad. Het gevolg is dat ze hierdoor blijvend hersenletsel heeft opgelopen. Het gevolg hiervan is weer dat ze wat chaotisch is, veel moeite heeft om zich te concentreren, zich geen raad weet met formulieren (al of niet digitaal) omdat ze hier het overzicht totaal bij kwijt raakt en ook zo nu en dan een epileptische aanval heeft.

Dat zou je niet zeggen als je haar tegenkomt. Ze is intelligent, wel bespraakt en weet wat ze wil. Maar toch...

Je kan beter een beenamputatie hebben ondergaan: dan ziet men tenminste onmiddellijk dat je blijvend iets mankeert.

Deze dame krijgt dus een uitkering omdat het dagelijks werken voor haar onmogelijk is. Niet iedere regel is natuurlijk verkeerd en het is fantastisch dat we dergelijke voorzieningen hebben gecreëerd. Mensen als deze dame zijn hier nu eenmaal volledig van afhankelijk.

We hebben echter ook met elkaar iets zurigs gekregen, als het gaat om deze voorzieningen. Wantrouwig bekijken we degenen die "zomaar" een uitkering ontvangen en roepen dan dat er veel misbruik wordt gemaakt. We gaan controleren.

Uit onderzoek blijkt keer op keer dat het misbruik alleszins meevalt en dat alle controlemaatregelen waarschijnlijk meer geld kosten dan dat ze opleveren door het vermeende misbruik te bestrijden, maar daar luisteren we bedroevend slecht naar. Maar dit terzijde.

Deze dame zou wat willen bijverdienen. Een zakcentje, meer is het niet. Ze zoekt contact met de uitkeringsinstantie: het UWV.

Het UWV heeft alles goed geregeld. Vele lokale kantoren zijn inmiddels gesloten en hiervoor in de plaats is een allesomvattende website gekomen. Werkelijk, het antwoord op iedere vraag is hierop te vinden. Kom je er niet uit? Dan is er, maar daar houden ze niet zo van, met veel pijn en moeite én extra kosten, nog iemand telefonisch te bereiken.

Deze dame kan echter niet overweg met een website. Ze raakt het overzicht totaal kwijt en weet na 10 minuten niet meer hoe ze de enorme brei aan informatie op een rij moet krijgen. Ze weet dus uiteindelijk iemand telefonisch te pakken te krijgen. Die verwijst haar naar de website en de formulieren die ze moet invullen om antwoord op haar vraag te krijgen. En nee, een face to face contact is uitgesloten: we hebben niet voor niets onze "front office" zo goed geregeld dat alles op de website te vinden is.

Deze dame is wanhopig. Ze heeft geen antwoord op haar vraag en komt in een cirkelgang terecht, waarbij ze steeds weer wordt doorverwezen naar een website die ze niet begrijpt.

Na enkele maanden ligt er een enveloppe bij haar op de deurmat: een flinke boete. U aangeboden door het UWV. U heeft namelijk gewerkt en dit niet aan ons gemeld.

Deze dame belt opnieuw: ze heeft het toch gemeld?

Ehm....

"U heeft niet het goede formulier ingevuld."

(dat is, volgens mij, iets anders....)

"Maar ik kom er gewoon niet uit....uit die formulieren....dat heb ik u óók gemeld....."

Ze werd opnieuw verwezen naar de website. Want zo hebben we het nu eenmaal geregeld.

Tja, het UWV.....werken aan perspectief....

dinsdag 9 december 2014

De Troost der Armen



In een klein en slordig gebonden boekwerkje uit 1721, vind ik het volgende recept:

  • een half pinte Olyf Olye, gheseyt Boom Olye
  • een once root Salderhaut, fijn gestampt of ghemalen
  • een once geele Was
  • een once Peter Olye
  • een once Spyk Olye
  • een half muddeken Roosewater
  • een half vierendeel Veneetschen Terpentyn
Voordat ik het recept verder met u deel, eerst deze "korte aanwysinghe van de sonderlinge kracht, deugt ende eyghenschap van desen wonderbaeren Balsem of unguentum mirable, ende geneest meer in eenen dagh, als andere salven in twee of dry daghen...."

Nou, dat spreekt voor zich.

Maar wát geneest dit wonderbalsem dan precies?

Gaat u er maar even voor zitten:
  1. zwijmelingen in het hoofd
  2. pijn in het hoofd
  3. tandpijn
  4. lendezweer, pijn aan de borst, mage en koude humeuren
  5. verstuikingen of verrekkingen
  6. schorheid
  7. verse wonden
  8. stoot of slag op de ogen
  9. koortsen
  10. kolieken
  11. pleuris
  12. pest of andere kwade ziekten
  13. walgingen
  14. dikke lippen of dikke neus
  15. pijn na valpartijen
  16. pijn na slagen of klappen
  17. zeer in de keel
  18. splinters, doornen
  19. lammigheid
  20. bloedspuwen
  21. klieren
  22. nagelzweren
  23. gangreen
  24. apoplexie (beroerte)
Kortom, wat heeft een mens nog meer nodig?

Het recept: men neemt een nieuwe aarden staartpan, waarin ongeveer drie pinten "nat". Doe hierin eerst de olijfolie, met de was (in stukken gebroken). Zet dit op een confoor om te smelten. Ondertussen doet u het roosenwater in een schotel en voeg de terpentijn toe. Roer dit met een mes zolang totdat de terpentijn wit is. Als de was gesmolten is, doe het salderhaut en de peter-oly en dan het roosenwater met de terpentijn erbij. Laat dit samen ongeveer een uur koken (totdat het vocht niet meer opkomt en het schuim is weggetrokken). Blijf ondertussen het mengsel roeren... Tenslotte moet het mengsel door een dunne, rauwe linnen doek worden geperst.

Over de Spyk Oly wordt door de auteur niet meer gerept. Dit is overigens lavendelolie en ik kan me voorstellen dat dit vooral bedoeld is om de geur in uw keuken leefbaar te houden, tijdens het maken van het recept.

Ik wilde u dit wondermiddel niet onthouden.

Prettige feestdagen. 

zaterdag 22 november 2014

En nu is het genoeg!!



"Nu is het genoeg!"

Zo sprak ik afgelopen nacht, zo rond een uur of drie.

Aldus mijn vrouw.

Heel duidelijk en kordaat.

Ik kon me er niets meer van herinneren. Dat vond ik spijtig want ik was wel nieuwsgierig naar de aard van deze stellige uitspraak.

Ook mijn vrouw kon me niet verder helpen: het schijnt dat ik na het doen van deze mededeling, weer in alle toonaarden heb gezwegen. Of, dat is waarschijnlijker, ik verviel weer in mijn redeloze en snuivende gesnurk.

Maar ook daar weet ik niets van.

Het leverde me toch wel wat gepieker op. Als ik de theorieën mag geloven, worden 's nachts onverwerkte emoties alsnog in goede banen geleid. Ergens in die vreemde achtbaan die emoties heten, was ik blijkbaar een punt gepasseerd die ik net een teveel van het goede had gevonden.

Maar wat?

Probeerde mijn onbewuste zich met dergelijke uitgesproken zinnen, een weg naar het bewuste te banen? Maar als mijn vrouw niet wakker was geweest, was ook deze zin verloren gegaan. In ons donkere huis had midden in de nacht opeens mijn stem geklonken:

"Nu is het genoeg!"

Maar het was niemand opgevallen.

Nou ja, mogelijk dat onze hond, toch al meer op mijn stem gefixeerd dan veel andere wezens om mij heen, even de kop had opgetild. Maar, omdat ik niet naar beneden was gekomen, had ook de hond zich waarschijnlijk alweer snel overgegeven aan de slaap.

Het is ook wel een beetje triest, als ik het nog eens bedenk. Verhef ik mijn stem en stel ik een keer paal en perk, is er niemand die het hoort. Het is zelfs mijzelf ontgaan.

Okay, mijn vrouw dan, die heeft het gehoord. Maar ze heeft haar schouders opgehaald en heeft zich weer omgedraaid. Het is dat ze er vanmorgen nog even aan dacht, anders was de gebeurtenis volledig in het duister verdwenen. Ze heeft niet sidderend geluisterd naar mijn stem. Haar kennende heeft ze waarschijnlijk gelachen.

Ik zuchtte nog maar eens en keek naar het vallende duister van alweer een volgende nacht.

Ik had mijn stem verheft en de boodschap was volkomen verloren gegaan. Het was me een raadsel wat ik eigenlijk "genoeg" had gevonden.

Behalve dit verhaaltje dan....het is wel genoeg zo.

vrijdag 7 november 2014

Een kinderfeest



Op een onzalig moment besloot mijn zoon dat hij toch liever op voetballen ging.

Al zijn schoolvriendjes zaten immers ook op voetbal.

En als je kind op voetbal gaat, dan ga je als ouder ook mee. De kantine in, rijden voor wedstrijden en ga zo maar door. Het eerste vertikte ik stelselmatig, dus ik moest extra vaak het jonge voetbaltalent naar voetbalvelden buiten Gouda rijden.

Voordat ik verder ga, moet ik een bekentenis doen.

Ik heb h-e-l-e-m-a-a-l niets met voetbal. Ik kan ook niet zeggen dat ik er een hekel aan heb: de sport doet me gewoon niks. Ik sta volstrekt emotieloos en ook zonder enig begrip voor wat zich voor mijn ogen afspeelt, aan de lijn naar een heen en weer stuiterende bal te kijken. Omwille van mijn zoon stak ik zo nu en dan, op goed geluk, mijn duim omhoog, maar daar bleef het dan ook wel bij.

Dit in volstrekte tegenstelling tot verschillende andere ouders: vaders en moeders. Hard brullend zwiepten zij de prestaties van het team dreumessen op. De middelvinger ging regelmatig omhoog om de fluitende scheidsrechter duidelijk te maken dat hún prinsje toch echt correct had gehandeld. De jongens werden aangemoedigd om "de poten onder die klootzakken (dat waren de dreumessen met andere clubkleuren aan hun lijf) vandaan te schoppen". En soms, als prins-dreumes niet onmiddellijk op een tegenstander begon in te meppen, holde vader het veld op om hem schreeuwend hiertoe te bewegen. Als een dreumes van de tegenpartij een fout maakte, begon het ouderpubliek hard te fluiten en verontwaardigd te gillen, wat schichtige blikken van de betreffende kleuter opleverde.

Kortom...

ik stond met het schaamrood op de kaken angstvallig naar mijn zoon te turen hoe hij op al dit geweld langs de zijlijn reageerde. Hij speelde onverstoorbaar zijn spel. Zoals overigens de meeste kinderen...

Om de één of andere reden dringt het bovenstaande beeld zich aan mij op wanneer ik weer eens een boze brief lees over de komst van onze goede jeugdvrienden: Sinterklaas en Zwarte Piet. Met name de komst van de laatste, doet veel ouderen verzanden in een oorverdovend commentaar, soms verpakt in een redelijk betoog, maar soms ook op vergelijkbare wijze als de voetbalouders aan de zijlijn van het veld.

Ook als niet-voetbal-liefhebber, heb ik mezelf zeer regelmatig voor moeten houden dat voetbal op zichzelf gewoon een onschuldig balspel is. Het heeft veel goede en ook sportieve elementen: je speelt in een team en moet dus samenwerken, er zijn regels en die bepalen wat kan en wat niet kan, er is een scheidsrechter die bewaakt of het spel eerlijk verloopt en hier moet je als speler leren accepteren dat iemand anders soms het laatste woord heeft. Allemaal uitstekende zaken om te leren.

Die dames en heren aan de zijlijn, creëren echter een heel ander kader. Het gaat helemaal niet om samenwerken: het gaat om hun eigen prinsje die toch op zijn minst de belabberde voetbalprestaties van pa zal moeten verbeteren; de scheidsrechter is een stoorzender die werkelijk nooit begrijpt dat hij alleen maar belemmerend werkt in de eindeloze opgang van het prinsje en vooral: ouders die geen opvoeders zijn, maar gefrustreerde, onvolgroeide kinderen.

 Dat heeft natuurlijk helemaal niets meer met voetbal te maken. En toch zijn er velen die over voetbal praten alsof dit spel de oorzaak van veel ellende in onze samenleving is....

Het is gewoon een spelletje....

Sinterklaas is een kinderfeest....

Moeten wij, volwassenen, nu werkelijk alles kapot maken?

zondag 19 oktober 2014

Over de Leer en het Leven ...




Het werd ook wel een keer tijd.

Maar toen het gebeurde, was het ook direct wereldnieuws.

De paus had iets positiefs gezegd over homofilie. En over ongehuwd samenwonen. En ook nog eens over hertrouwde katholieken. De kerk moest zich minder richten op het veroordelen van voornoemde groepen en meer de positieve elementen van deze samenlevingsvormen benoemen.

Het eerste deel van de zin begrijp ik, het tweede ontgaat mij nog wat, maar het was genoeg om wereldwijd een golf van opluchting tot stand te brengen. Eindelijk een paus die zijn armen opende in plaats van dat hij bozig een vinger de lucht in priemde. Velen, onze eigen kardinaal van Eijck voorop, haasten zich om uit te leggen dat er nog helemaal niets was gebeurt en dat het ook onwaarschijnlijk was dat er iets zou gaan gebeuren.

Je kunt de leer van de kerk nu eenmaal niet veranderen, mompelde onze vaderlandse farizeeër. Ondenkbaar, dat zou betekenen dat de kerk leefde en mee zou gaan bewegen met de tijd. Dat zou betekenen dat regels ondergeschikt werden aan verhoudingen.

Onmogelijk.

En ondertussen rijdt diezelfde paus in een afgetrapte Renault 4, draagt hij eenvoudige sandalen en woont hij in een bescheiden kamertje in een pension.

Ooit was er een jongeman die, door zijn afkomst, kon leven in grote weelde. Hij genoot van het leven, de drank, de vrouwen en alle luxe om hem heen. Op enig moment kwam hij terecht op een plek waar melaatsen werden opgevangen, ver weg van de steden. Hij schrok van de erbarmelijke omstandigheden waarin deze mensen moesten leven. Hij besloot al zijn rijkdom op te geven en te verdelen onder de melaatsen. Ook besloot hij zijn leven als monnik te wijden aan God. In die tijd organiseerde de kerk kruistochten om Jeruzalem en het Heilige Land terug te veroveren van de Saracenen, een islamitische stam (waar doet dit me toch aan denken?). Ook deze jongeman trok mee met de legers van de kerk, maar in plaats van te vechten, koos hij ervoor om de dialoog aan te gaan, vanuit een houding van dienstbaarheid. Tegenover geweld, plaatste hij geweldloosheid; tegenover superioriteit, plaatste hij nederigheid. Toen hij terugkeerde naar Italië, bleek de door hem gestichte kloosterorde zo succesvol, dat zij inmiddels één van de rijkste orden van de kerk was geworden. Uit protest trad de jongeman uit de orde en trok weer als bedelmonnik rond. Soms klopte hij op de poort van een door hem gesticht klooster, met de vraag om een aalmoes.

De jongeman heette Franciscus.

De kerk van die tijd heeft hem niet begrepen.

De paus van nu heet Franciscus.

In ieder geval kardinaal van Eijck heeft hem nog niet begrepen....

vrijdag 10 oktober 2014

Lost...



Bij het begin van deze blog, word ik direct geconfronteerd met een probleem. Ik wil schrijven dat ik de laatste tijd een bepaalde televisieserie volg, maar ik kijk hiernaar via een tablet en soms via mijn smartphone en, alleen doordat ik via google een apparaatje in mijn televisie heb gestoken, kan ik ook via mijn televisie kijken. Hoezo, televisieserie? Het is dus een serie, maar dat levert weer de vraag op naar de aard van de serie en ben ik feitelijk weer terug bij af....

Hoe dan ook, u begrijpt door deze omslachtige uitleg wel wat ik bedoel.

De serie heet "Lost" en handelt over een groep mensen die, doordat hun vliegtuig is neergestort, moeten zien te overleven op een tropisch eiland, ergens in de Stille Oceaan. Het blijkt al snel geen onbewoond eiland te zijn, maar de andere bewoners blijven gedurende de loop van de serie onduidelijke figuren, die om de één of andere reden meestal zelf ook op het eiland zijn aangespoeld. Het zijn wel echt mensen, want, ondanks dat iedereen voor de opgave staat om te overleven, maken ze zich allemaal direct erg druk over territoria en grenzen. Ze maken elkaar dan ook het leven behoorlijk zuur. Tot zover is het hele verhaal een tropische variant op "Peyton Place" of "Goede tijden, Slechte tijden"en ik had eigenlijk al besloten om de hele serie weer vaarwel te zeggen, toen de schrijvers een geniale wending aan het verhaal gaven.

Twee overlevers van de vliegramp vinden een betonnen plaat, waarin een luik. Lang verhaal kort: ze krijgen uiteindelijk het luik geopend en deze blijkt toegang te geven tot een betonnen bunker, diep onder de grond. In de bunker, voorzien van alle moderne gemakken: elektriciteit (niemand vraagt zich af waar dit vandaan komt), keuken (gas!), badkamer (stromend water!), geluidsapparatuur, woont een man. De man reageert verschrikt op de binnendringers. Tijdens dit moment klinkt er een alarm. De man sprint weg en holt naar een ruimte waar een computer staat opgesteld. Hij tikt een cijfercode in en drukt op de entertoets. Het alarm stopt en boven de man is zichtbaar dat een klok (zo'n ouderwetse met cijfers op blaadjes die draaien) terugdraait naar 108 minuten.

De man vertelt dat hij om de 108 minuten de cijfercode moet intoetsen en op de entertoets moet drukken. De klok springt dan weer naar 108 en telt weer terug. Dit blijkt de man al jaren te doen. Hij weet niet wat er precies gebeurt als hij de code niet intoetst. Hij geeft aan dat hij niet minder doet dan de wereld redden door zo nauwgezet iedere 108 minuten, al jaren de code in te toetsen.

Opeens lijkt de man een ingeving te hebben: hij wenst de nieuwkomers succes en maakt dat hij wegkomt.

Na bijna 2 uur gaat opnieuw het alarm af en nu kijkt iedereen elkaar aan: moeten we de cijfercode intoetsen of niet?

Het verhaal krijgt een bijna absurdistische wending, doordat vanaf dat moment het intoetsen van de cijfercode en alle verwikkelingen hier omheen, een belangrijk onderdeel van de spanning van het verhaal gaat worden.

Het op tijd intoetsen van een cijfercode in een bunker op een eiland in de Stille Oceaan, waar het om wat voor reden dan ook zo'n beetje krioelt van groepjes en individuen die op de één of andere manier hier zijn aangespoeld. Niemand die weet wat er gebeurt wanneer de code niet op tijd wordt ingetoetst.

Het is bizar.


Het gaat helemaal nergens over.


Ik besluit toch maar snel nog even een aflevering te bekijken....

woensdag 17 september 2014

Dankbaarheid

puja, een dankbaarheidsritueel van Bali


Op facebook kom ik sinds enkele weken schrijvers tegen die elkaar uitdagen om gedurende enkele dagen redenen voor dankbaarheid op te schrijven. Velen van hen ken ik: ze zijn vrijwel allen apostolisch en het lijkt er dan ook op dat juist leden vanuit deze kerk elkaar uitdagen om hun dankbaarheid te beschrijven. De één is meer met de gave van het woord begenadigd dan de ander, maar dat zegt natuurlijk helemaal niets over de mate van dankbaarheid.

Mijn vrouw, niet-apostolisch, bekritiseerde mij toen ze ontdekte dat ook ik begonnen was met een reeks over "mijn" dankbaarheid. Daar loop je nu eenmaal niet mee te koop en bovendien de grens met zelfgenoegzaamheid is een dun stippellijntje.

Ik begrijp haar.

Mag je dan niet dankbaar zijn? Zeker wel, graag zelfs....Mag je je dankbaarheid dan niet tonen? Nou, daar wilde ik het nou net over hebben.

In de prachtige trilogie "the Lord of the Ring" door Tolkien figureert een alleraardigst volkje. Ze leven in volle tevredenheid in hun overzichtelijke, agrarische wereld. Het volkje kent meerdere families die al eeuwenlang met elkaar optrekken, met soms diepgevoelde onderlinge afkeer en vetes, maar ook groots opgezette feesten waarin alle oneffenheden weer voor een tijdje worden weggepoetst. Het is het volk van de Hobbits en zij leven in de Gouw. Buitenstaanders zie je hier niet snel verschijnen en dezen worden goed in de gaten gehouden: alles wat van buiten komt wordt toch wel wat gewantrouwd, zelfs al is het de goede vriend Gandalff, een tovenaar van buiten de Gouw. Alhoewel het leven hier goed is, zijn er toch Hobbits die dromen over het leven buiten de Gouw. Zij ervaren het leven in de Gouw als zelfgenoegzaam. Het leven is er goed, maar is dit dan alles wat er is? Zeker als er een donkere wolk over de verschillende landen van Midden-Aarde tot aan Mordor trekt. Het is slechts een enkele Hobbit die ervoor kiest om te helpen in de strijd om de toenemende macht van Gondor te breken: Frodo en enkele van zijn vrienden. De anderen blijven hun leven leiden zoals ze dat gewoon zijn.

En daarmee begint een van de mooiste heldenepossen die onze moderne tijd heeft voortgebracht.

Weer terug naar het thema "dankbaarheid".....het verhaal over het leven in de Gouw, laat zien hoe gemakkelijk dankbaarheid kan uitmonden in zelfgenoegzaamheid. Zelfgenoegzaamheid betekent in deze context: alleen op zichzelf gericht. Het vraagt werkelijk wel wat zelfonderzoek om uit te maken waar je jezelf eigenlijk bevind....Ik durf het niet zonder meer hardop voor mezelf te zeggen.

Een oud apostolisch lied begint met de tekst: "Lieve Vader, leer mij danken..." Dat zingen we niet meer. In de eerste plaats, we zijn niet meer gewend om "God" aan te spreken met "Lieve Vader". Een dergelijke relatie wordt tegenwoordig teveel als patriarchaal beoordeeld. Toch heb ik persoonlijk nooit zo'n moeite gehad met het beeld dat we allemaal "kinderen van één Vader" zijn. Het geeft een belangrijke duiding over hoe ik mijn relatie met mijn medemens wil zien. En dat ik, als ruim 50-jarige, nog altijd veel moet leren..... daar schaam ik me helemaal niet voor. Het "leren danken" is daar zeker een blijvend onderdeel van, want zo vanzelfsprekend is dankbaarheid helemaal niet. In die zin hoop ik toch nog lang "kind" te blijven.

Ik realiseer me dat dankbaarheid, in religieuze zin, ook altijd gekoppeld is geweest aan een "offer". Dat vind ik een mooi beeld om over door te denken. Het voorkomt in ieder geval dat je in de val van zelfgenoegzaamheid stapt: je geeft immers een deel terug aan "God" (of aan wie je je offer ook gewend bent te brengen), als "reminder" dat je het allemaal niet aan jezelf te danken hebt....Zodoende wordt een deel van de opbrengst van de eerste oogst bestemd als offer; een deel van je salaris....

Iets terug geven.

Gelukkig zie ik bij velen om mij heen dat deze behoefte bestaat: door hulp te geven aan een weeshuis in India, door hulp te geven aan pleegkinderen die zwerven van het ene naar het andere gezin, door te helpen in een ziekenhuis ergens diep in Afrika, maar ook door op bezoek te gaan bij die hoogbejaarde die haar dagen in eenzaamheid op een kamertje in een verpleeghuis doorbrengt....

Ik denk dat velen die relatie uit het oog zijn verloren: dankbaarheid en "iets terug doen". Dan kom je alleen op dankbaarheid uit en dat is hierdoor wel erg op zichzelf gericht. Het beeld wat ik hierbij heb is dat van "thanksgiving-day", zoals dat in Amerikaanse films tot ons komt, waarbij de kalkoen in het, meestal al goed bedeelde gezin wordt aangesneden. Ik zei het al: de grens tussen dankbaarheid en zelfgenoegzaamheid is zomaar overgestoken.

Hoe moet je al die verhalen over dankbaarheid dan begrijpen? Misschien wel met het lied "Lieve Vader, leer mij danken...." zachtjes in je achterhoofd.

Een oefening.

zaterdag 23 augustus 2014

The answer, my friend.....



Gister liepen mijn vrouw en ik door Culemborg, een aardig stadje aan de Lek. We liepen het centrum uit richting de rivier. Uit één van de huizen klonken pianoklanken. Natuurlijk keek ik door het raam de kamer in waar de klanken vandaan kwamen. Ik keek op de rug van een oude vrouw die zorgvuldig een aantekening maakte in haar muziek. Vervolgens probeerde ze haar vondst met één vinger uit.

Ze vormde een cocon van geconcentreerde aandacht. Het duurde drie stappen en toen was ik het raam gepasseerd. Het beeld van deze oude vrouw bleef in mijn hoofd rondhangen.

Hoe lang was het geleden dat ik iemand zo geconcentreerd bezig had gezien? Ik kon het me, eerlijk gezegd, niet goed herinneren. Dat de wereld is buiten gesloten. Dat alles gericht is op die handeling of op die gedachte. Dat alles om je heen vervaagt en iedere belangstellende bemoeienis afbreuk doet aan het moment.

In onze tuin hangen enkele Tibetaanse gebedsvlaggetjes. Ik begrijp de tekens niet die erop staan afgedrukt. Ze zijn overigens in de loop van de jaren door de regen, de sneeuw, de hagelbuien, vrijwel volledig afgesleten. Tibetanen geloven dat de teksten door de wind worden meegenomen. Dat ze zich verspreiden over de aarde als zaadpluisjes. Dat het werkt. De teksten zouden te maken hebben met de wens om van Tibet weer een vrij land te maken. Een land waar boeddhisten en andere gelovigen zich niet langer hoeven te onderwerpen aan de centralistische dictatuur van China.

Ooit liep ik, als jonge, wat onhandige stagiaire, tijdens een avonddienst de gang op van de afdeling op de Oude Ramaerkliniek in Den Haag, waar ik toen werkte. Het was buiten herfstig weer en de regen stormde luidruchtig tegen de ramen van de serre. In het donker van de serre zag ik het silhouet van één van de patiënten, Trees. Trees woonde al tientallen jaren in het psychiatrisch ziekenhuis en sinds enkele maanden woonde ze dan hier. Trees was mager en haar lijf was kromgetrokken door al het leed dat ze altijd met zich meedroeg. Ze rookte bedachtzaam een sigaret en bladerde door een dik boek. Het was te donker om te lezen. Ik ging tegenover haar zitten. Ze pakte mijn hand en keek me opeens doordringend aan:

"Broeder, gelooft u in God?"

Ik knikte.

Trees glimlachte voor zich uit en nam opnieuw een trek van haar sigaret.

Ze knikte langdurig met haar hoofd.

Buiten begon het te onweren en een nieuwe regenbui sloeg met veel geweld tegen de ramen. We keken beiden zwijgend het duister in.




woensdag 28 mei 2014

Over oude wijn en het scherp van de snede....

Hij moet ergens in het jaar 800 zijn begonnen en zijn product werd zo geliefd dat het zelfs na zijn dood is gemaakt. De jongste exemplaren zijn van het jaar 1000.

Ze zijn dus 200 jaar gemaakt.

Het had ook een eigen beeldmerk: je ziet en herkent het onmiddellijk. Honderden zijn ervan gevonden. En dat terwijl het niet goedkoop was, alleen de welvarenden konden zich er één veroorloven.

Met name de Vikingen waren er gek op. Zij kwamen zo ongeveer over de hele wereld. Je vindt ze dus overal.

Omdat het zo'n geliefd product was, werd het ook nagemaakt.

Inclusief het beeldmerk.

Helaas, ook toen al, bleken de kopieën vaak van bedenkelijke kwaliteit. Ze kwamen overigens opvallend vaak uit een Aziatisch land.

Die kopieën dan.

Waar de maker of de makers van het originele product woonden en werkten, weet men niet zeker. Men vermoedt ergens in het Rijnland.

Ik heb het over een zwaard.

Een Ulfberht-zwaard.


Echt, het diertje dat we mens noemen is niet zo verschrikkelijk veranderd in al deze eeuwen...


Maar of Apple het 200 jaar zal uithouden??

zondag 20 april 2014

Variaties op een rij



Het is een bekend fenomeen: als in Engeland een grote groep mensen op hun beurt moet wachten, vormt zich spontaan een rij. Of het nu gaat om het betreden van de bus, het kopen van een kaartje bij de bioscoop of het bestellen van een kilo kaas bij de kaasboer, zwijgend verandert de massa net zo lang van vorm totdat zich een overzichtelijk lint heeft gevormd.

Kom daar in Nederland maar eens om.

Gister vervoegde ik me vroeg bij een Hema bij ons in de buurt. Mijn vrouw houdt erg van Tom Poucen en dan met name van die van de Hema. Dus een feestdag is pas een feestdag wanneer we een tom pouce bij de koffie hebben. Ik heb hier geen enkel bezwaar tegen, maar de consequentie is dat ik vroeg mijn bed uit moet om de begeerde gebakjes in huis te halen: wij zijn met velen als het gaat om de liefde voor Tom Pouce.

Waarom het nu persé de Tom Poucen van de Hema moeten zijn, ik weet het niet. We komen verder nooit in deze zaak, alleen voor de rookworst en dus de Tom Pouce. Het zal ook wel domweg gewoonte zijn.

Hoe dan ook, ik kwam de Hema dus al vroeg binnen en werd bij de kassa onmiddellijk aangestaard door verschillende mensen. Ze stonden te wachten en allemaal wilden ze ook gebak bestellen. Ik nam de mensen voor de kassa in me op, het waren er 7 en wist genoeg: een ieder die zich als nieuweling zou melden, zou onherroepelijk na mij aan de beurt zijn. Vervolgens concentreerde ik me op de Tom Poucen in de vitrine en begon aan het gedachtenspel dat zo ongeveer voorafgaat aan iedere door mij ondernomen actie: het berekenen van het "worst case scenario". In dit geval: ik telde het aantal Tom Poucen en deelde dat door het aantal mensen voor mij: 80/7= 11,4.... als iedereen dus 12 Tom Poucen zou bestellen, zouden ze op zijn voordat ik aan de beurt ben. Ik weet genoeg van kansberekening om me te realiseren dat dit een onwaarschijnlijk scenario is. Ik haalde opgelucht adem en begon op mijn beurt te wachten.

Dit alles speelt zich overigens binnen enkele seconden af.

Voor mij bleek één van de dames het klontje wachtenden onvoldoende te vertrouwen. Ze begon rond te vragen wie in welke volgorde was binnen gekomen. Op basis van het antwoord, duwde de dame de wachtende vriendelijk in een overzichtelijk rijtje. Tenslotte keek ze naar mij.

"U kwam toch na mij naar binnen?"

Het is altijd ingewikkeld om jezelf voor een ander te positioneren.

"U mag voor mij staan, mevrouw."

Ze voelde zich geroepen om uit te leggen waarom ze iedereen in een rij wilde hebben. Ik luisterde glimlachend en kon mijn wat spottende blik blijkbaar niet goed uit mijn ogen bannen.

"Ik vind het prima hoor, mevrouw. Ikzelf vertrouw op de argusogen die we allemaal hebben, maar zo wordt het wel zo overzichtelijk."

Ze besloot geen aandacht meer aan mij te besteden. Achter mij wilde het geen rij worden. De mensen kwamen uit verschillende gangpaden aanlopen en bleven ter plekke staan. Het was een wat klonterig geheel.

Ondertussen deden de twee dames achter de taartenbalie hard hun best om de bestellingen te verwerken. Dat viel nog niet mee. Velen gingen blijkbaar pas nadenken over wat ze wilden, als ze aan de beurt waren. Dus een taart werd geroepen, tevoorschijn gehaald en, o nee, toch maar een vlaai en als de vlaai eenmaal in een doos zit, op de handen gaan tellen of iedereen zo genoeg zoetigheid zou krijgen. Ook dat tellen viel niet mee. Tegelijkertijd sloop een dame tussen de wachtenden door en begon uitgebreid de collectie taarten en taartjes te bestuderen. Niemand die iets zei, maar de ruggen werden strakker, de stemmen staakten en ogen begonnen te priemen.

Achter me werd de spanning een man teveel. Brommend mopperde hij dat het allemaal zo lang duurde. Hij begon commentaar te geven op de handelswijze van de twee Hema-dames, waarvan één duidelijk nog niet zo bedreven was in het taartenverkoopvak. Haar hoofd werd steeds roder en haar handelingen onhandiger. Haar, oudere collega duwde haar op enig moment naar de kassa en bleef stoïcijns onder de commentaren. De man probeerde zijn medewachters mee te krijgen in zijn onvrede, maar hier onderschatte hij zijn medemens: hij ontving afkeurende blikken van de dames om hem heen. Hij kroop zeurderig in zijn schulp.

Inmiddels kon ik mijn bestelling plaatsen. De dame gaf me een knipoog en verklaarde dat ze maar één paar handen had. Ik keek en moest haar gelijk geven. Die handen visten behendig de 9 Tom Poucen uit de vitrine, welke ze soepel in een doos liet glijden die ze al had voorgevouwen. Ze wierp een blik naar de man achter mij en ook hij kreeg een vriendelijke knipoog. Hij liet zich niet vermurwen en zij haalde haar schouders op.

Opnieuw kwam de dame die de taartjes al uitgebreid had bestudeerd, naar voren, deze keer met haar man en nu keken ze samen naar al het lekkers. Achter mij voelde ik de spanning weer toenemen, maar het echtpaar besloot later terug te komen. Gearmd liepen ze de winkel uit.

Mijn wachten was voorbij. Ik wandelde naar de rolband die me naar het dakterras zou brengen want daar stond mijn auto. Deze rolband is geschikt voor winkelwagens, waarvan de wieltjes op de band blokkeren zodat de gevulde karren moeiteloos naar boven worden getild. Vlak voordat ik de rolband wilde opstappen, duwde een dame nerveus haar volle winkelwagen snel nog voor mij de band op.

Ik zuchtte en sloot aan in de rij die zich achter haar geblokkeerde wagen vormde.


vrijdag 18 april 2014

Hebban olla vogala




Die vogel bij ons in de straat, heeft het begrepen.

Wanneer de eerste zonnestralen voorzichtig door het duister prikken, zwelt zijn keel en begint hij te tjilpen. Dit houdt hij vol totdat de zon weer achter de horizon is verdwenen.

Hij maakt dus lange dagen.

En geloof maar niet dat hij pauzes houdt. Hij gaat gewoon achter elkaar door.

Ik heb géén idee hoe hij zichzelf in leven houdt, maar zijn territorium is veilig gesteld. En daar gaat het allemaal om. Want dáár houden de vrouwtjes weer van: een zeker bestaan.

Ik heb het natuurlijk over vogeltjes.

Het kreng tjilpt en tjilpt en tjilpt en tjilpt. Hij laat zich door niemand of niets verjagen. Het enige wat zal helpen om hem de snavel te snoeren, is een lekkere vrouwtjesvink die een avontuur met deze rakker wel ziet zitten.

Zolang zij zich nog niet heeft aangemeld, schreeuwt hij de longen uit zijn lijf.

Hij is vrijwel de enige. Soms hoor je wat voorzichtig getjilp van verder uit de straat, maar die maakt geen schijn van kans tegen onze supertjilper. Wat een machtig geluid weet deze te produceren.

Blijkbaar hebben deze vogeltjes, hoe klein ze ook zijn, nooit last van een zere keel. Ik heb tenminste nog nooit een vinkje horen hoesten. Ook blijft het geluid continu dezelfde schrille, maar heldere klank houden. Geen spoor van een versleten, rood aangelopen keel. Geen last van angina pectoris of een ordinaire verkoudheid: hij zit toch maar de hele dag buiten op een tak, in weer en wind. Niks.

Geen spoor van vermoeidheid.

En dat al bijna de hele week door.

Een echte machotjilper.

Veel vrouwtjes trekt hij nog niet. Die laten zich niet zien.

Je zou denken, dan gaat hij wel een toontje lager zingen. Maar nee. Hij zet alles op alles. Het moet en zal gebeuren. Ook al moet hij ze helemaal uit het park weglokken. Dat is wel een paar honderd meter van hier.

Opeens...

is het stil.

Een bijna enge stilte.

Heeft hij een vrouwtje gestrikt of is hij dood neergevallen?

Het is doodstil, maar dan begint het weer.

Eerst nog zachtjes en dan zwelt het geluid weer aan.

Ze is doorgevlogen.

Dat moest hij toch even verwerken...

vrijdag 11 april 2014

Ontmoeting met rauwe kippenpootjes



Ik was wat te vroeg voor een afspraak en het zonnetje scheen. Ik zocht daarom een bankje in een park vlakbij de plek waar ik mijn afspraak zou hebben.

Schuin tegenover mij zat een man op een ander bankje.

Hij had zijn handen in een plastic tas en diep voorover gebogen rommelde hij wat. Vervolgens trok hij een stuk vlees uit de tas en begon hier omstandig op te kauwen. Blijkbaar was het gemarineerd vlees want het gebied rond zijn mond kleurde rood. Ook trok hij een fles tevoorschijn en zette deze na het kauwen aan zijn lippen.

Toen zag hij mij.

En hij zag mij kijken.

Moeizaam stond hij op en kwam waggelend op mij aflopen. De plastic tas klemde hij tegen zich aan. Hij plofte naast me neer.

Hij stonk. Naar alcohol en vettige viezigheid.

"Dat was rauwe kip...."

Verbaasd keek ik hem aan. Hij hief zijn handen in de lucht.

"Ik heb geen mogelijkheid om die kip te braden of zo....en ik had vreselijke honger....dus wat moet je dan?"

Ik vroeg hem of hij op straat leefde. Dat bleek zo te zijn.

"Vannacht heb ik op een matras geslapen dat ik in een vuilcontainer bij de Karnemelksloot vond."

De Karnemelksloot is een smal watertje dat de Goudse singel verbindt met de Reeuwijkse Plassen.

Ik vroeg hem of het koud was geweest, maar dat was meegevallen. En het was gelukkig droog geweest. Ik ben een leek op het gebied van het straatleven en waarschijnlijk ook grenzeloos naïef, want mijn suggestie om 's nachts bij het Leger des Heils te slapen, werd smalend aangehoord.

"Weet je wel wat dat kost?"

Dat wist ik niet.

"€ 3,50..."

Ik vroeg hem of hij een uitkering had waar hij dat dan van kon betalen, maar natuurlijk niet. Hij had immers geen adres dus ook geen uitkering.

"Hoe kom je dan aan € 3,50?"

Ik zag hem niet zo snel aan het werk.

Hij keek mij bedachtzaam aan:

"Wat denk je zelf?"

"En hoe moet het dan nu verder met jou?"

Hij vertelde dat hij vanmorgen een goed gesprek had gehad, bij de reclassering. In dit gesprek was hem aangeboden dat hij naar Vlissingen kon om hier geholpen te worden.

"Waarom Vlissingen?"

"Weet ik veel, maar daar zien ze blijkbaar nog mogelijkheden voor me....ik kan er alleen pas in augustus terecht....het is nu april....godverdomme."

Hij vloekte zachtjes in zichzelf en staarde in de verte. Dat werd een lange zomer.

"Zijn er nog andere adressen waar je terecht kan?"

Hij begon een lang en onsamenhangend verhaal waarin de clou doorklonk dat hij steeds maar weer door iedereen bedonderd werd. Niemand die hem wilde helpen....nou ja, behalve dan de politie. Het werd me alleen niet duidelijk hoe zij hem hielpen, maar ik vermoed dat ze hem soms een nachtje opsluiten. Had hij in ieder geval een bed en 's ochtends een douche en ontbijt. Kon hij er weer even tegen.

Ik moest naar mijn afspraak. Ik gaf de man € 3,50, dan kon hij komende nacht tenminste in een bed slapen. Hij bood me verrast een slok uit zijn fles aan. Ik zwaaide afwerend en liep het park uit.

Toen ik omkeek zat hij weer te kauwen.

Op een rauwe kippenpoot.

vrijdag 4 april 2014

Van die koele meren...



Het voordeel van even geen opdracht hebben, is dat je ook door de week tijd hebt om met je hond een flink eind te gaan wandelen. Gezien het weer van de afgelopen dagen, was dat dus een dagelijks terugkerend ritueel.

De wandeling voert mij door een door mensen bedacht en aangelegd gebied, de Goudse Hout. De mens heeft zich echter weer teruggetrokken en de natuur gaat haar eigen gang. Het koolzaad staat in bloei, de wilgen lopen uit en overal laten vogels aan elkaar horen dat ze een stukje van deze wereld hebben opgeëist. Mijn hond scharrelt zich hier volstrekt onwetend doorheen. Hij snuffelt en tilt voortdurend zijn achterpoot op zodat medehonden weten dat hij in de buurt is. Ik loop vrijwel in mijn eentje rond. Een enkeling draaft me met een hoogrode kleur puffend voorbij en soms ontmoet ik een medewandelaar, meestal met hond.

Zo langzamerhand leer ik de vaste bewoners van dit gebiedje ook wat beter kennen.

Het gebied is waterrijk: sloten, plassen, tussen de bomen, overal is water.

Op één van deze plassen drijft een zwaan.

Om hem heen zwemmen wat eenden en meerkoetjes. Hij staat dit grootmoedig toe. Hun gekwetter en gedoe contrasteert op een prettige manier met zijn statige manier van zwemmen.

Hij haat ganzen.

Soms haalt een troep ganzen het in hun botte hersens om af te dalen op zijn waterplas. Luid gakkend drijven de beesten dan rond.

De zwaan bedenkt zich geen ogenblik.

Hij zet de aanval in.

Met de kop laag op het water zwemt hij zo snel mogelijk op één van de ganzen af. De gans protesteert heftig. Hij kiest altijd eieren voor zijn geld: hij zwemt van de zwaan weg. Die blijft de gans echter achtervolgen.

Het is een vreemde strijd.

De gans zwemt rondjes en gakt bozig naar de zwaan. De zwaan blijft onverdroten op ramkoers.

Totdat de gans het zat is en het luchtruim in vlucht. Gakkend vertrekt hij naar een ander water. De zwaan verandert onmiddellijk van koers en zoekt de volgende gans op. Het ritueel herhaalt zich van begin tot eind. Onvermoeibaar blijft de zwaan de ganzen opjagen.

Ik ontdekte dat er een verborgen wet ligt in dit spel. Wanneer zo ongeveer de helft van het aantal ganzen individueel de vlucht heeft genomen, besluit de rest van de troep dat het genoeg is. Ze kiezen in één keer met elkaar het luchtruim.

De zwaan draait tevreden een rondje en duikt even met zijn kop diep het water in.

Mijn hond heeft ongeduldig staan wachten en besluit op enig moment het water maar in te duiken.

Dat vindt de zwaan helemaal geen goed idee.

Ook mijn hond is in een mum van tijd het water weer uit.

Hij zwijgt en schudt zijn natte vacht.

donderdag 20 maart 2014

Wat willen we?



Het kon natuurlijk niet uitblijven. De ene na de andere actualiteitenrubriek besteedde er aandacht aan.

De toespraak van Wilders.

Nou ja, toespraak....

Ondanks het feit dat hij maar in twee gemeentes meedeed.

Ondanks het feit dat hij in beide gemeentes stemmen had verloren,

waren de spotlights toch weer op hem gericht en we werden niet teleurgesteld: hij haalde keihard uit en beledigde opnieuw vele van onze gewaardeerde medeburgers. En ja, zo is hij dan ook wel weer, vandaag krabbelde hij natuurlijk terug. We hadden het met ons allen weer verkeerd begrepen.

Er is van alles over gezegd. En toch... ik mis nog één belangrijk perspectief....

We spreken alleen Wilders aan....maar er stonden toch velen te juichen, te roepen en zij scandeerden toch dat ze "minder Marokkanen" in Den Haag willen? Zij gaven hem toch antwoord?

We hebben ze niet gezien want de camera heeft alleen maar oog voor die man achter de microfoon. Of toch, want er stond er eentje naast hem...ook hij juichte en joelde en had de avond van zijn leven: Leon de Jong. Maar ik weet zeker dat ook de mensen die op de lijst van PVV Den Haag stonden, Wilders hard toeriepen dat ze minder Marokkanen willen: Daniëlle de Winter, Elias van Hees, Karen Gerbrands, Chris van der Helm, André Elissen, Willie Dille, Bart Brands, Norbert Solms, Tim Vermeer, Ingrid Wulff, Shaillaya Harangi-Nanda, Bart Privé, Teun van Dijk en Machiel de Graaf.

Waarom worden zij niet aangesproken?

Want iemand als Wilders kan alleen bestaan doordat anderen hem steunen. Hij begint niks als hij voor een lege zaal staat. Als niemand een kruisje achter zijn naam zet. En ik weet toch verdomd zeker dat ik een hele zaal enthousiast hoorde schreeuwen om "minder Marokkanen"

Ik hoop dat de journalisten hun werk doen en die hele bende face to face, met camera, vragen waar ze gisteravond waren en wat ze deden toen Wilders vroeg of ze "meer of minder Marokkanen" wensen.

Wedden dat ze aarzelen? Dat ze terugkrabbelen?

Raymond de Roon, tweede kamerlid namens de PVV, ging ze al voor:

"Ik was er niet bij en kan pas iets zeggen als ik de beelden heb gezien...."

Hij had ze namelijk nog niet gezien.

Als enige in Nederland.

Lafaard.

Bah.

woensdag 19 maart 2014

Tegen beter weten in



Ik heb vandaag gestemd.

Ik hoop u met mij.

Natuurlijk, ik ken het cynisme: wat doet mijn stem er toe.... uiteindelijk doen ze toch wat ze zelf willen....het zijn allemaal zakkenvullers.

Cynisme is niets anders dan dat je je geloof hebt opgegeven. Het geloof dat het anders kan. Het geloof dat verandering mogelijk is. Het geloof in de mens....je medemens....jezelf.

"Maar, jij leest toch ook de krant? Je ziet toch wat een zooitje het is?"

Jawel.

Ik heb ook nooit gezegd dat "geloven in" een gemakkelijke weg is. Het is een weg vol kuilen, bergen, teleurstellingen, tegenvallers, vallen en weer opstaan. Vooral dat laatste, opnieuw weer opstaan. Het heeft niks te maken met roze wolken. Het is ploeteren en metertje voor metertje terrein winnen.

En soms weer een heel stuk verliezen.

En dan toch weer opnieuw beginnen...dat is nu eenmaal geloven. Geloven dat het kan.

Hoe denk je dat ons land ooit tot stand is gekomen? Ons land, een moerassige delta aan zee. Ooit was het grootste deel domweg onbewoonbaar moeras. Het heeft tientallen eeuwen geduurd voordat hier bewoonbare grond ontstond. Door ploeteraars, harde werkers: geulen graven, dijken opwerpen, terpen ophogen en na de zoveelste overstroming weer overnieuw beginnen. Ploeteren maar ook samenwerken: alleen begin je niks. Zo is ons land langzamerhand ontstaan.

Dankzij die ploeteraars.

Wie realiseert zich nog dat de meesten van ons meters onder de zeespiegel wonen?

Dankzij die ploeteraars.

Die geloofden dat het kon. Soms met hun laarzen in het water. Soms met de moed der wanhoop.

Vandaag heb ik gestemd.

Ik heb gestemd op een jonge Marokkaan.

Omdat hij gelooft dat het anders kan.

Soms tegen beter weten in.


dinsdag 18 maart 2014

Machiavelli in de polder, deel 2



Nog twee dagen en er zijn gemeenteraadsverkiezingen. Onze koffiedik- zwaluwvlucht- en piskijkers voorspellen de laagste opkomst sinds tijden.

Dat beloofde niet veel goeds voor het verkiezingsdebat wat gisteravond in Gouda door de Raad van Kerken was georganiseerd.

Het zat bommetje vol.

Er werden extra stoelen bijgezet en nog steeds bleef langs de randen van de zaal een grote groep mensen noodgedwongen staan.

Het deerde ze niet.

Zoals het in een democratie gaat, werden woordvoerders vanuit de verschillende partijen klappend en juichend ondersteunt door hun partijgenoten in de zaal. Anderen sisten of bromden afkeurend. De meesten luisterden geconcentreerd.

Democratie kun je voelen.

Vanavond voelde je het. Het was aanwezig. In deze zaal.

Er werden stellingen naar voren gebracht. Scherp geformuleerd. Je moest kiezen: voor of tegen. De zaal had rode en groene kaartjes gekregen, maar lang niet iedereen deed hieraan mee. Eerst maar eens kijken wat de woordvoerders van de partijen doen. Die hadden geen keuze, behalve dan kiezen: voor of tegen.

Een grote opkomst, verkiezingen vlak voor de deur, een meebewegende zaal, het hielp om de meest ingetogen en introverte politicus tot debater te maken. Maar er bleven verschillen. Een aantal was goed van de tongriem gesneden en bewoog soepel mee in het debat; anderen formuleerden moeizamer, hoekiger en soms zelfs ongelukkig. Gemakzucht werd genadeloos afgestraft: een poging van de SP-woordvoerder, Lenny Roelofs, om in te spelen op al te gemakkelijke emoties ("Ik moet er niet aan denken dat ik door een vrijwilliger moet worden gecatheteriseerd") kon er natuurlijk gewoon op rekenen te worden afgeserveerd (catheteriseren mag zelfs wettelijk alleen door hiertoe bevoegde personen worden uitgevoerd). De dame van de VVD, Laura Werger, prominent aanwezig, nam deze rol het hele debat op zich: het wegvangen van laaghangend fruit.

Ze had het druk vanavond.

Het CDA had deze keer een woordvoerder die de aansluiting met de zaal goed kon maken, Huibert van Rossem. Dat was natuurlijk ook niet heel ingewikkeld in een debat wat door de Raad van Kerken werd georganiseerd. Hij benoemde nog even dat Kuypers gedachtengoed en zijn kleine luyden onvervreemdbaar deel zijn van het huidige CDA. Stiekem dacht ik terug aan het beruchte CDA-congres van 2010 waarbij vele onbekende en prominente CDA'ers hun afschuw uitspraken over het gebrek aan ideologisch denken bij hun leiders, maar wellicht hadden deze leiders hun veren weer teruggevonden. Andere Christelijke partijen kwamen minder uit de verf: de SGP-voorman, Arjan Versteeg, straalde teveel zelfgenoegzaamheid uit en maakte ronduit verkeerde grappen; Wout Schonewille van de CU leek last te hebben van zijn eigen bescheidenheid, hij gunde de dame van de VVD iets te vaak het woord op momenten dat hij naar voren had willen treden. Een aardige man, maar niet opgewassen tegen de ambitieuze VVD-politica.

De PvdA had deze keer haar lijstaanvoerder op het podium gehesen: Rogier Tetteroo. Een nieuwkomer die soms nog wat wegviel in al het verbale geweld. Zijn inbreng was inhoudelijk en weinig gericht op scoren. Opvallend was dat op het onderdeel "zorg", de belangrijkste PvdA-portefeuille de afgelopen jaren, zijn inbreng kleurloos en onopvallend bleef. Wel liet hij zien de scherpte in het debat niet te schuwen: hij las mede-debaters verschillende keren nadrukkelijk de les.

De lokale partijen bleven het debat wat op de achtergrond. De scherpte kwam van de vertegenwoordigers van de landelijke partijen. Deze laatsten leken elkaar op het podium ook op te zoeken: VVD, PvdA, Groen Links, CU, CDA, ze konden het op het Goudse podium uitstekend met elkaar vinden. Bas Driessen, Trots Gouda, bleek ook nu weer een minder behendig debater maar viel wel op doordat hij iedere keer opnieuw met de meest concrete voorstellen kwam. Hij werd door de vertegenwoordigers van de landelijke partijen volledig genegeerd, wat spijtig is want wat is nu eigenlijk het echte probleem bij het geluid van een lokale partij? Ze lijkt mij op zijn minst een interessante aanvulling in het politieke spectrum. Jan de Koning, Gemeente Belangen Gouda, hield zich rustig op de achtergrond en stapte geregeld naar voren om zijn stem te laten horen. Zijn uitstraling komt overeen met zijn inbreng: evenwichtig, genuanceerd maar nauwelijks enig impact op het verloop van het debat.

De meest pruttelende protestpartij was OPA, Willem Verwoerd, overgestapt van Trots naar OPA. Zijn inhoudelijke inbreng bleek niet veranderd: hij had gewoon weer een ander podium gevonden. Hij bereed de hele avond zijn stokpaardje: de binnenstad moet aantrekkelijk worden voor toeristen, de Goudse politiek verwaarloost het economisch klimaat van de stad. En tja, dan komt de vergelijking met de hamer vanzelf op: voor een hamer is de oplossing van elk probleem een spijker...

En dan is woensdag de kiezer aan het woord.

Vanuit de zaal kwam de vraag of de politici en hun partij voldoende oog hebben voor de noden van hun medemens.

Dat hadden ze.

Allemaal.

zondag 16 maart 2014

Een ode aan onze tuinman



We hebben een tuinman. Al jaren scharrelt hij door onze hof en zorgt er nauwgezet voor dat al het prille, opkomende groen volstrekt kansloos blijft. Hierbij maakt hij geen enkel onderscheid tussen onkruid en krokussen of sneeuwklokjes: dat zijn menselijke verzinsels en zijn brein staat dergelijke nuances niet toe.

Onze tuin is niet groot en niet bijzonder. Als ik inschat dat de tuin ongeveer 60 m2 meet, overdrijf ik waarschijnlijk al. In de hoek staat een, inmiddels, enorme Japanse Kers. Het zal niet lang meer duren of haar takken hangen laag onder het gewicht van duizenden roze bloemetjes. Dat duurt een kleine twee weken en dan, alsof er ergens op een knop wordt gedrukt, valt al dat roze in één klap omlaag en verwordt tot een bruinige massa. Als het regent vormt ze een spekgladde brei. Daar kan onze tuinman niet tegen op werken: hij laat de troep de troep. Als we het zat zijn, vegen de rotzooi bij elkaar. De boom heeft zich dan alweer in groene bladeren gehuld en deze blijven de verdere zomer voor een heerlijke schaduw zorgen.

We hebben ook nog een vijver. Dat klinkt alweer veel meer dan het is: een voorgevormde plastic bak waarin we water hebben laten lopen. Het leek zo'n goed idee, maar ook de vijver volgt volstrekt haar eigen wil. Het water is troebel en ze moet voortdurend worden bijgevuld, zo hard gaat de verdamping tijdens een warme zomer. Maar goed, ze vult zich ieder jaar ook weer met kikkers, mooie groene en grauwe. De laatste zitten onder de pukkels en zetten soms een flinke keel op. Dat heet kwaken. Ook hier trekt onze tuinman zich niets van aan. Hij blijft ver verwijderd van de vijver.

We weten eigenlijk niet meer hoe oud onze tuinman is. Toch moet hij al stokoud zijn. Zijn lange haren slepen achter hem aan over de grond en al het vuil van de tuin blijft hierin hangen. Soms bieden we aan om zijn haren te knippen, maar daar is hij niet van gediend. Overal in de tuin heeft hij verstopplekjes en als hij achterna wordt gezeten, ben je kansloos: hij verdwijnt in een mum van tijd. Wanneer we 's avonds in de huiskamer op de bank zitten en we kijken de tuin in, zien we hem weer scharrelen. Het is een krasse vent.

Je zal hem niet horen. Hij heeft zijn hok en overdag trekt hij zich hierin terug. De schemer, dat is zijn moment. Dan is de tuin leeg en het frisse groen staat voor het grijpen.

Hij heeft geen naam. We noemen hem "de tuinman" en dat vindt hij prima: hij luistert toch niet naar je.Hij is alleen en onttrekt zich aan ieder gezelschap. Je zou hem een soort kluizenaar kunnen noemen, alhoewel dat weer een echt menselijk begrip is. Alsof hij hiervoor heeft gekozen en dat is natuurlijk niet zo. Dit hebben wij zo voor hem geregeld.

Hij heeft een hekel aan onze katten en misschien nog wel meer aan onze hond. De katten dwingen hem in een bekend perspectief: die jagen hem op. Niet dat ze hem ooit zullen aanvallen, daarvoor is hij gewoon te groot, maar het instinct zit nu eenmaal diep. Het is een uitzichtloze jacht en de tuinman wacht in zijn hok rustig totdat de jagers weer naar binnen zijn omdat daar hun etensbak staat. Nee, dan de hond. Die is vreselijk, die wil namelijk vriendjes worden. Blijmoedig zoekt hij de tuinman in zijn hok op en duwt zijn snuit tegen het gaas. Hij snuift en gromt goedmoedig. Het concept "vriendschap" is de tuinman echter volkomen onbekend, zodat ook onze hond bezig is met een uitzichtloze missie.

Zo scharrelt onze tuinman in stilte de 4 seizoenen door.

woensdag 12 maart 2014

Pisbak



Het is 2014.

En het is dus 97 jaar geleden dat er bij een New Yorkse kunsttentoonstelling een voorwerp werd ingeleverd, waar de hele kunstwereld nog steeds over spreekt.

Het zette, zogezegd, de hele boel op zijn kop.

Het voorwerp is vrijwel direct uit het oog verdwenen. Er bestaat alleen nog één foto van. Het is mogelijk vernietigd door een kunstliefhebber die de ontstane discussie op destructieve wijze wilde stoppen. Het bleek hetzelfde effect te hebben als het doden van een weerspannige burger door een bemoeizuchtig regime: de dode wordt een martelaar en daarmee een onaantastbaar stukje van de eeuwigheid. Zo ook met dit object, na 97 jaar is de discussie erover nog niet geluwd en het voorwerp zweeft ergens in de hemel van eeuwig voortbestaande kunstvoorwerpen. Het heeft dezelfde status als het verdwenen paneel uit het altaar van van Eijck of het vernielde werk van Barnett Newman. Iedereen heeft er wel eens van gehoord en het verdwijnen ervan maakte nu juist dat het nooit meer uit ons geheugen zal worden gewist.

Ik heb het natuurlijk over de pispot van Marcel Duchamp. Weliswaar heeft hij het gesigneerd met het, al even beroemde pseudoniem "R. Mutt 1917", maar twijfelen over de werkelijke aard van de kunstenaar is zinloos. 

Juist omdat Duchamp besloot deze ordinaire pispot tot kunst te verheffen, weten we nu ook alles over het uitverkoren model. Het was het meest eenvoudige urinoir in de collectie van L. Mott, Ironworks, gevestigd op 118 Fifth Avenue in New York: de standaard Bedfordshire. Zoals wij, 21e eeuwers kunnen beoordelen, is er in bijna 100 jaar weinig gebeurd in de ontwikkeling van urinoirs: het eerste patent op een urinoir stamt uit 1866 en dit betreft een model dat al vrijwel gelijk is aan onze moderne pisbak. 

Er zijn echter voldoende archeologische vondsten die er op wijzen dat de pisbak geen exclusieve verworvenheid van onze westerse samenleving is: zo is er een urinoir bekend uit ongeveer de 10e eeuw, welke is gevonden op Sri Lanka. Eerlijkheidshalve moet hier wel bij worden opgemerkt dat het hier eerder een pisgat betreft, waarbij de afbeelding van twee voetzolen weergaven waar de man moest gaan staan om de straal voldoende gericht te krijgen op het kleine gaatje tussen de twee voeten in.

Hier heeft Duchamp zich allemaal niet mee vermoeid. Zijn enige doel was om in de wereld van kunstenaars en kunstkenners een discussie op gang te brengen. Een discussie over de aard van kunst. 

Snapt u wel?

Vandaar die pisbak.

U zit nog met vraagtekens.

Duchamp was de mening toegedaan dat een voorwerp dat hij, als kunstenaar, koos om, los van het oorspronkelijke doel van dit voorwerp, te worden getransformeerd tot kunst, ook als kunst moest worden beschouwd. En het kon worden getransformeerd tot kunst omdat hij, als kunstenaar, hiertoe had besloten. De kunstenaar wordt in die opvatting een soort tovenaar die met een toverstokje willekeurige voorwerpen kan aanwijzen en kan verheffen tot Kunst (jawel, met een hoofdletter).

En sindsdien bestaat de opmerking: "dat kan mijn nichtje van 10 jaar óók..."

Duchamp zette, met zijn daad, de hele kunstwereld op zijn kop: tot die tijd werden kunst en haar uitingen beperkt tot schilderijen, tekeningen, beeldhouwwerken, en ga zo maar door. Kunst werd voor een belangrijk deel bepaald door haar vorm en dat werd nu door Duchamp doorbroken: in principe kon alles een kunstvoorwerp zijn...

Oók die pisbak...

vrijdag 7 maart 2014

Machiavelli in de Polder



"Ik heb zitting in een adviesraad voor de zorgverzekeraars in deze regio en ik kan u verzekeren dat zij graag willen samenwerken met de gemeenten...."

Aan het woord was Piet van der Sluijs, een CU-wethouder uit Ridderkerk maar vanavond ingevlogen als debatleider in een Gouds debat over de decentralisatie van het sociaal domein.

En dit bleek hij de hele avond vol te houden: iedere keer als er vanuit het publiek een prikkelende opmerking werd gemaakt, stopte hij deze af en ging weer over tot zijn orde van de avond: een mat en volstrekt ongeïnspireerd debat tussen Goudse politici. Niets was er te merken over de grote ongerustheid die door Nederlandse gemeenten wordt geuit over het tempo waarin de decentralisaties plaatsvinden en, vooral, de ongehoord grote bezuiniging die hiermee wordt doorgevoerd.

Of het moet Hans van Dijk, woordvoerder op dit thema voor de SP zijn, die op monotone toon enkele statements van een briefje voorlas waarbij hij, heel genant, consequent door iemand van zijn eigen partij vanuit het publiek de mond werd gesnoerd. Deze dame, Hanny van Ede, zocht voortdurend bozig de microfoon en kreeg uiteindelijk zelfs het privilege van een eigen microfoon. Niet dat het haar iets hielp: de voorzitter parkeerde haar scherpe opmerkingen steeds opnieuw op een veilige plek.Op de statements van Hans van Dijk ging niemand in.

De PvdA had haar huidige wethouder met de decentralisaties in haar portefeuille, Marion Suiker, naar voren geschoven. Vlammend betoogde ze dat de PvdA, als het ging om participatie, het goede voorbeeld al had gegeven. De aanbesteding voor de schoonmaak en de catering voor het gloednieuwe "Huis van de Stad" (we hebben immers al een stadhuis, dat staat reeds eeuwen op de Markt in Gouda en alhoewel het deze functie al lang kwijt is, blijven Gouwenaren dat gebouw "het stadhuis" noemen) waren al op de rails gezet, toen de PvdA besloot de procedure te stoppen en de eisen bij te stellen. Hierdoor kon ook de sociale werkplaats, tegenwoordig modern verpakt in prachtig verhullend taalgebruik en met de moderne naam "Promen" meedoen....en weet je wat? Ze hebben de aanbesteding nog gewonnen ook.

Waarop een vertegenwoordiger van FNV bondgenoten het strijdveld betrad en de wethouder voor de voeten gooide dat met het binnenhalen van Promen als nieuwe schoonmaker en cateraar, medewerkers van de andere bedrijven die buiten de boot waren gevallen, nu werkeloos thuis zaten. Participatie betekende in dit geval verdringing.

Het lijkt een patroon te worden: de PvdA die de pas wordt afgesneden door de vakbond, maar goed...

Maar ook dit vond de debatleider allemaal te scherp en deze discussie stierf een voortijdige dood. De wethouder hoefde nauwelijks te reageren, terwijl hier toch een wezenlijk punt werd aangekaart.

De avond kabbelde wat door. Het CDA van Gouda  heeft een hoogleraar in haar geledingen en deze hield het publiek wat beschouwende teksten voor. Heel leerzaam voor een collegezaal maar deze avond vielen zijn woorden rimpelloos terug in de modderige vijver. Het is mij overigens een raadsel waarom het CDA kiest voor een vertegenwoordiger die slechts met heel veel moeite raakvlakken kan benoemen met de vraagstukken rond de decentralisaties. Dit gebrek aan affiniteit maakte een zinvolle inbreng vanuit het CDA onmogelijk.

Op het laatste moment schoof nog een vertegenwoordiger van de Partij voor de Dieren aan. Als ik u nu vertel dat in hun verkiezingsprogramma onder het kopje "zorg" staat opgenomen dat deze partij zich er sterk voor wil maken dat huisdieren gewoon met hun baasjes mee mogen naar het verzorgingshuis....terwijl het echte vraagstuk is dat verzorgingshuizen in de nabije toekomst gaan verdwijnen....nu, dan begrijpt u wel de toegevoegde waarde van deze partij aan het debat.

Tenslotte nog de verschillende lokale partijen. Verrassend genoeg bleek de vertegenwoordiger van Trots Gouda, ik meen Roel Zwiers, het meest concreet in zijn visie: de wijk moest het centrum worden; in iedere wijk een buurtcentrum; professionals moesten vooral hun werk blijven doen en vrijwilligers konden dit nooit overnemen. En ja, de decentralisatie was ook een enorme bezuiniging waar hij zorgen over had. Zo. Punt. Aansluitend verklaarden de overige partijen dat buurtcentra inderdaad voor de wijken een noodzakelijke voorziening waren. Tja.

En de VVD? Die willen liever niets van tevoren vastleggen....het blijft tenslotte maatwerk.

Zucht.


donderdag 27 februari 2014

The glory of the human voice




Met afgrijzen zie ik soms een talentenprogramma voorbijkomen.

Ik begrijp dat er inmiddels vele zijn, maar deze zijn door mij niet uit elkaar te houden. Ze lijken allemaal op elkaar en dat is al tekenend genoeg voor de doelstelling die ze uiteindelijk hebben: mensen die zich onderscheiden vanuit het grauw van de massa in de spotlights krijgen. Geen idee hoe programmamakers die uiteindelijk alleen maar eindeloos nakauwen wat al velen voor en met hen als concept hebben bedacht, dit voor elkaar denken te krijgen.

Uiteindelijk lijken deze shows me slechts één ultieme doelstelling na te streven: de ego's van de mensen die zich jury noemen tot het oneindige oppoetsen. Dat wanstaltige televisiepersoonlijkheden als Gordon hierbij ongelimiteerd hun gang lijken te kunnen gaan, betekent dat niet alleen de ego's worden opgepoetst, maar dat ze ook nog eens een rode loper voor zich krijgen uitgerold waarop ze smakeloos tekeer kunnen gaan. De kijker geniet er blijkbaar van, waarbij de televisiemaker blijk geeft van een grove minachting van "de kijker".

Ik weet niet hoe snel ik de zender moet wegklikken, maar dat valt nog niet mee. Er zijn avonden dat de ene na de andere zender een dergelijke talentenjacht de ether in slingert.

Dan maar weer een avondje lezen.

Hoe heerlijk was dan ook de ontdekking die ik, via een berichtje van een vriend op Facebook deed:

Florence Foster Jenkins.

Een Amerikaanse die leefde aan het begin van de 20e eeuw. De tijd voordat er televisie was. De tijd dat de radio aarzelend zijn intrede in de huizen deed. De tijd dat muziek voor het grote publiek alleen te beluisteren was door een concert bij te wonen of een kroeg in te duiken waar muzikanten speelden en zongen.

Ook in die tijd konden zingende sterren rijzen en enorme successen vieren. Ze konden theaters vullen met soms wel duizenden enthousiaste bezoekers.

Zo iemand was Florence Foster Jenkins.

Aan het einde van haar lange, 32 jarige carriere, liet ze zich overhalen om een concert in Carnegie Hall te geven. Ze was inmiddels 76 jaar. De bijna 3.000 plaatsen van deze wereldberoemde concertzaal waren binnen een week uitverkocht.

Als u haar beluistert, op Youtube zijn nog verschillende opnames van haar te beluisteren, valt u direct een belangrijk detail in haar zangkunst op:

ze kan niet zingen.

Sterker, ik heb nog nooit iemand zo onvoorstelbaar vals en zonder enig gevoel voor maat en ritme de klassieke meesters horen verpesten. Het is afgrijselijk en ze gaat maar door.

Natuurlijk waren er criticasters die het waagden te benoemen dat ze zo vals zong als een kraai. Hierover haalde Florence luchtig haar schouders op: ze hadden er gewoon geen verstand van. Haar concerten waren immers uitverkocht? Het publiek hield toch van haar?

Haar bijnaam?

The glory of the human voice.

Stiekum denk ik te weten waar deze dame had uitgehangen als ze in deze tijd had geleefd:

in de jury van een talentenjacht.

Naast Gordon.

Beiden ervan overtuigd dat ze geweldige zangers zijn...

opname Florence Jenkins

donderdag 20 februari 2014

IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid




Kleding, schoenen, horloges, bril, auto.... ik vertoon op al deze onderdelen al sinds mijn vroege jeugd een ernstige afwijking: het interesseert me geen biet. Mijn kleding heeft geen enkele relatie met heersende modeopvattingen, mijn horloge koop ik eens per jaar voor een habbekrats bij de Hema, mijn bril is een model van 5 jaar terug en zit onder de krassen en mijn auto tenslotte is een ongewassen, 2e hands en inmiddels 7 jaar oude Toyota Prius waarmee ik zo'n 300.000 km heb gereden. Als ik al opval tussen het winkelend publiek, dan is het omdat ik een onmogelijke kleurencombinatie heb aangetrokken: iets waarvoor mijn vrouw me nog wel eens probeert te behoeden, maar waarover ik de gevoeligheid nog steeds niet begrijp.

Ik denk dat ik daarom mag opmerken dat ijdelheid mij vreemd is.

Alhoewel...

Ik hou van luchtjes.

Dan bedoel ik niet kookluchtjes of zeker geen lichaamsluchtjes, maar geurende luchtjes: parfums, eau de toilette, after shave, goede zeep....heerlijk.

Ik heb hierin ook mijn voorkeuren: geen al te zoete luchtjes of van die moderne, ietwat naar zweet ruikende luchtjes. Het mogen wel stevige geuren zijn, maar dat hangt erg van de samenstelling af. Ik ben hier kritisch in. Het liefst echter ruik ik een wat meer subtiele, kruidige geur.

Ik koop ook graag een luchtje voor mezelf. En ik heb er een hekel aan als mijn fles eau de parfum leeg is. Er staan dus vaak verschillende flesjes op onze wastafel.

Vanmorgen constateerde ik dat de bodem van de verschillende flesjes weer in zicht was. Om die reden dus stapte ik op de fiets naar de stad.

Het was rustig in de luchtjeszaak en er kwam dan ook onmiddellijk een verkoopster op me af.

Hier heb ik een hekel aan.

Als ik eenmaal word omringt door talloze flesjes waarin duizelingwekkende hoeveelheden merken en soorten, raak ik steeds opnieuw de draad volledig kwijt. Ik probeerde tevergeefs om de naam van "mijn" geur te herinneren. Ik ben echter slecht in namen en dat geldt ook voor dit domein.

Het meisje, uiterst vriendelijk, deed wat funest voor mij is in een dergelijke situatie: ze begon namen en merken op te noemen.

Ik probeerde wanhopig niet naar haar te luisteren en keek speurend rond en zag na enige tijd een bekende fles....

"Eternity", sprak ik opgelucht. Het meisje pakte een fles met deze naam, maar de vloeistof in de fles was blauw....dat was ik niet gewend. Het meisje maakte me glimlachend duidelijk dat dit een nieuwe geur was van Eternity, maar ze begreep direct dat dit helemaal niet de bedoeling was. Ze pakte een ander exemplaar en deze had een geruststellende gelige vloeistof.

Het inpakken van flesjes in een geurwinkel, is altijd een apart ritueel en ik verzocht het meisje vriendelijk om dit maar over te slaan. Wat mij betreft volstond een plastic tasje.

Bedremmeld voldeed ze aan mijn verzoek. Ze pakte nog een proefflesje met een geur die ik waarschijnlijk nooit zou uitproberen en deed deze ook in mijn tas. Ik bedankte haar vriendelijk.

"Mag ik u parfumeren?"

Toch wat van mijn a propos, keek ik haar ietwat argwanend aan.

"Wat zegt u?"

"Mag ik u parfumeren?"

De zaak was nog steeds leeg. Het meisje keek me afwachtend aan. Ik probeerde me een beeld bij de vraag te vormen, wat mij maar matig lukte.

"Het was al ijdelheid en kwelling des geestes", spookte door mijn hoofd toen ik de winkel verliet.

Ongeparfumeerd, dat dan weer wel.


zaterdag 15 februari 2014

Verkooppraatje....



Ergens vorig jaar woonde ik met mijn vrouw een demonstratie bij van Perzische tapijten in Istanbul. Het was natuurlijk een ordinair verkooppraatje, maar wel één van een indrukwekkend niveau. Het is dat we Hollanders zijn en dat blijkbaar ook uitstralen, zodat wij na afloop niet besprongen werden door één uit de horde verkopers die opeens overal vandaan de ruimte in stroomden, anders had ik nu met mijn stoel op een Perzisch tapijt gestaan.

Het begint met de aanwezigen een gevoel van exclusiviteit te geven.

Die aanwezigen werden in ons geval gevormd door een internationale groep van divers pluimage en leeftijd die vanaf het cruiseschip waarmee we de stad hadden aangedaan, een rondrit door het centrum maakten.

We werden in een enorme winkel, aan de rand van de grote Bazaar in het centrum van de stad, via trappetjes en brede zalen vol met de meest prachtige tapijten, naar een grote, inpandige ruimte gebracht. We konden gaan zitten aan de rand en het licht werd aanvankelijk wat gedimd. We kregen thee en nog een onduidelijk drankje waar overduidelijk alcohol, flink wat alcohol in zat. Daar waren ze niet karig mee, met het bijschenken van dat laatste drankje. En natuurlijk werd ieder gebaar van de medewerkers om ons heen, gecombineerd met een onderdanige buiging en de breedste glimlach.

De gids die ons tot nog toe overal had vergezeld, was nu nergens meer te bekennen. Zij zat vast ergens haar fooi te tellen die haar door de eigenaar van de winkel was toegestopt.

Toen we allemaal te drinken hadden en de groep wat rumoerig werd, ging de deur open en stond daar een indrukwekkende gestalte. Hij bleek de eigenaar van de winkel te zijn. Met een nasale stem begon hij ons te vertellen hoe hij, pakweg, 20 jaar geleden tot de ontdekking kwam dat de kunst van het tapijtweven vrijwel was uitgestorven in zijn land. Hoe hij geschokt ontdekte dat tapijten steeds meer machinaal werden vervaardigd en dat hierbij eeuwenoude technieken in hoog tempo verloren dreigden te gaan.

U voelt het natuurlijk aankomen: hij zorgde ervoor dat dit proces van verval werd gestopt. Hij zorgde ervoor dat de oude technieken die nog bekend waren bij stok- en stokoude vrouwen in bergdorpen, door hen konden worden overgedragen aan een jongere generatie. Hij zorgde er tegelijkertijd voor dat hierdoor jongeren in deze bergstreken weer konden gaan verdienen aan deze opnieuw oplevende tapijtweverijen.

Goedkeurend gemompel door de toehoorders, werd onmiddellijk door hem gestopt. Hij was de bescheidenheid zelve, alhoewel dat niet helemaal oprecht overkwam.

Hij had genoeg gepraat. Hij knipte met zijn vingers en twee medewerkers kwamen met een enorme rol tapijt naar het centrum van de zaal lopen. Ze wachten geduldig totdat hun grote baas hen met een hoofdbeweging toestemming gaf om het tapijt uit te rollen.

Hij was prachtig. Expressieve kleuren en een mooi, tijdloos en abstract patroon.

De man gaf ons geen tijd om lang te genieten. Opnieuw werd een tapijt uitgerold, welke de eerste nog in schoonheid overtrof. En nog één en nog één.

De man toonde ons de verschillende, traditionele weeftechnieken en wees ons op de verschillende kleuren. In niets leken ze op de kleedjes die in Nederland bij de opa's en oma's van mijn generatie op de eettafel lagen.

Opeens pakte de man het laatste tapijt bij één van de hoeken beet en met een fantastisch brede armbeweging, draaide hij het tapijt om zijn as en liet hem weer neerkomen.

Stomverbaasd keken we toe: het tapijt kreeg opeens een geheel andere kleur.

Deze techniek bleek één van de paradepaardjes van de verkoper te zijn: de hierop volgende tapijten bleken steeds opnieuw van kleur te kunnen veranderen door het om zijn as te draaien. Uiteindelijk deed de verkoper niet meer zelf de truc van het draaien en lieten zijn medewerkers in de verschillende hoeken van de zaal het wonder aan de verbaasde toeschouwers zien.

Over prijzen werd natuurlijk niet gesproken.

Wel vertelde de man tussen neus en lippen door dat hij bereid was om over de financiering te praten, de prijs was onderhandelbaar (mits je natuurlijk meerdere tapijten meenam) en over de levering hoefde je je nooit zorgen te maken: hij leverde direct aan huis, over de hele wereld.

Het einde van de show kwam duidelijk dichterbij. Om te voorkomen dat iedereen onmiddellijk weg zou stuiven, kreeg iedereen nog een kopje thee aangeboden (de drank bleef nu in de fles). De verkoper gaf ons nog een vriendelijk knikje en verdween door de deur: op weg naar het volgende zaaltje, wed ik. Door verschillende deuren stroomden nu de assistent verkopers de ruimte binnen.

Wij merkten al snel dat wij geen enkele belangstelling vanuit de verkopers opriepen. Als enigen van de gehele groep, konden we ongestoord naar de deur lopen en de trap naar beneden bereiken. We haalden opgelucht adem en zochten de zon buiten op.

Soms zie ik in Nederland nog zo'n zaak met Perzische tapijten. Vroeger verbaasde ik me erover dat ik nooit, maar dan ook nooit een klant in de winkel zag.

Nu begrijp ik het: als je naar binnen gaat, dan ben je verloren.

maandag 27 januari 2014

Er is één ding wat ik nooit zou willen missen....



Regelmatige lezers weten het zo langzamerhand wel: wij zijn wandelaars.

Al wandelend ontmoet je anderen en dat is soms boeiend. Ook boeiend is de manier waarop je wordt benaderd, dat verschilt nogal per landstreek. Onze ervaring is: des te zuidelijker, des te meer kom je in een gebied van "ons kent ons" en ons kent men dan niet.

Maar daar wilde ik het helemaal niet over hebben.

Vissers.

Dáár wilde ik het over hebben. Dat wil zeggen: een nieuw soort visser zoals we deze de laatste paar jaar steeds meer tegenkomen. Ik kan ze maar het beste omschrijven.

Veelal bevinden ze zich met enkelen ietwat buiten de bebouwde kom. Niet te ver, maar genoeg om de huizen van de stad of het dorp nét niet meer te kunnen zien. De auto, meestal een bestelbusje of een stoere 4 wheel drive (het is tenminste nooit een Toyota Prius), staat in de onmiddellijke omgeving. Bij de waterkant is een klein kampement ingericht: halfopen tentjes in legerkleuren. Hierom heen bevindt zich een keur aan vissersgereedschap: hengels, netten, schepnetten (altijd groot genoeg om minstens reuzevissen van een anderhalve meter uit het water te lepelen), dozen vol met haken, kunstaas, lijnen en bakjes met voer en aas voor de vissen. De mannen zijn, als wij passeren, altijd wat chagrijnig: ik vermoed dat ze de hele nacht in touw zijn geweest en, gelet op de drankflessen die hier en daar liggen, hebben ze de kou verdreven met alcohol. Ze hebben overigens uiterst comfortabel gelegen op stretchbedden en in dikke, luxe slaapzakken. Ook de mannen zijn gekleed in militair groen en grauw gekleurde kleding. Niet gewoon maar kleding, maar specifiek voor het vissen ontworpen kleding: overal zakjes en haakjes. En ja, ze dragen een petje: natuurlijk, dat hoort erbij. Het mooiste is natuurlijk als ik ook nog ergens een antenne ontwaar alwaar een krakend soort radio met enige regelmaat politieberichten uitbraakt.

Nu ben ik geen visser. Een doodenkele keer ga ik met een werphengeltje de polder in en probeer een snoek te verleiden en ooit ging ik met mijn broer, onze vader en mijn zoon, dochter en neefjes, een dagje vissen op de waddenzee. Eén van de neefjes ving de ene platvis na de ander en verder ving niemand wat. Ik ben dus geen fanatiek visser en de kans is uitermate gering dat dit vuur ooit nog in mij gaat branden.

Ik moet dus voorzichtig zijn in mijn oordeel.

Toch heb ik de indruk dat de mannen die ik zo tegenkom, in een verkeerde film acteren. Of de film is wel correct maar het castingsbureau heeft zijn werk slecht gedaan... de mannen zijn gekleed en uitgerust alsof ze dagenlang in een woeste wildernis moeten overleven. De werkelijkheid is dat ze veelal 's ochtends na 10 minuten lopen wel een tankstation kunnen vinden waar ze een kop koffie kunnen krijgen. En ik weet zeker dat al die mannen, altijd mannen, na een nachtje drinken, lullen en ook wat vissen, de volgende ochtend binnen een half uur bij moeder de vrouw weer onder een hete douche staan.

Van mij mogen ze. Natuurlijk.

Het raadsel is voor mij alleen al dat geld, het loopt gemakkelijk in de duizenden euro's, die zijn uitgegeven aan al die volstrekt onzinnige attributen. Als je een nacht wil zuipen met je vrienden, dan kun je toch gewoon naar de kroeg? Als je wil vissen, dan kun je toch gewoon een hengeltje uitgooien, desnoods in de vroege ochtend? Wat is het toch dat ook een dergelijk simpel vermaak opgesmukt moet worden met zoveel luxe en overbodigheden? En bovendien, als de attributen zo geavanceerd zijn dat vissen nauwelijks nog een kans om te ontsnappen hebben, waar blijft dan de sport?

Mijn opa trok er graag op uit met een hengeltje. Bamboe. Hij gooide het haakje en de dobber in het water en ging languit liggen in het gras, in de zon. Op een dag kwam er een jongen voorbij fietsen en die stapte af om te kijken naar de prestaties van mijn opa. Na enige tijd zocht de knul wat beschroomd contact en wees naar de dobber:

"Mijnheer, dat werkt toch niet? Dat is geen dobber, maar een drijver om je lijn boven water te houden...zo ziet u echt niet of er een vis aan het aas knabbelt."

Mijn opa haalde zijn schouders op:

"Je zal wel gelijk hebben. Maar kijk eens om je heen: het is hier prachtig, de zon schijnt en ik geniet...ik vind het best zo..."

En hij ging weer liggen in het gras.

Kijk, die snap ik.

zaterdag 18 januari 2014

Het natuurlijk gezag




Hoog rees zijn gestalte op, boven aan de trap, op de tweede verdieping. Hij stond daar dagelijks met zijn handen op zijn rug en keek strak omlaag. Hij wipte voortdurend, in een vaste cadans, even omhoog door zijn hielen van de vloer te laten komen en weer te laten zakken. Het gegil op de trap naar de eerste verdieping verstomde onmiddellijk zodra de leerling hem in het oog kreeg.

Vons. De conrector van het atheneum.

En met zo'n naam in de jaren zeventig van de vorige eeuw, dat werd al snel "the Fonz". Maar geloof maar niet dat ook maar één leerling het ooit gewaagd heeft om dit in zijn gezicht te zeggen.

Ik was zelf een leerling van de HAVO. Onze conrector zag je vrijwel nooit, maar zijn gezag was niet minder absoluut. Hij zat in zijn kamer, die direct aan de centrale hal grensde. Als je daar moest zijn, was het per definitie mis en kon je alleen maar hopen dat het mee zou vallen.... Schifflers. En ja, inderdaad, natuurlijk, leraar Duits en het robuuste uiterlijk van een sergeant uit het leger. Hij had wel een merkwaardig zachte stem.

Dan was er nog de rector. Een kleine man met een baardje. Den Hertogh, zo heette hij. Ook zo'n man die je totaal niet kende, ook al liep je zes jaar in hetzelfde gebouw rond. Hij liep soms door de gang met een verwarde blik alsof hij niet precies wist waarnaar hij op weg was. Ook wij hadden geen idee waar hij de hele dag mee bezig was, maar voor ons was het feit dat hij de rector was, voldoende om zijn blikken te ontwijken.

Merkwaardige jaren, die middelbare school. Het was maar een enkele leraar die het aandurfde om een wat meer persoonlijk contact met de leerlingen aan te gaan: Smeele, de Klerk, Broere en Ooms. Al de anderen hielden de afstand zorgvuldig in stand. Ieder op zijn eigen manier.

Van Hofweegen stak tijdens het lesgeven in wiskunde een sigaret op, ging in de vensterbank zitten en begon intimiderend met zijn voet tegen de verwarming te schoppen. Een ieder die hier, op welke wijze dan ook op reageerde, kon verzekerd zijn van een hatelijke opmerking die je nog lang voelde. Daar was hij een meester in: kwetsen.

Van Eiken negeerde ieder signaal vanuit de klas: vragen, geklier, lachen, een opmerking. Volstrekt stoïcijns ging hij door met zijn Franse les. Tot het hem teveel werd, dan ontplofte hij, stuurde minstens de helft van de leerlingen naar de conrector en liet de rest, bij voorkeur, op vrijdagmiddag nablijven. Dan ging de deur van het klaslokaal op slot en kwam hij na een uur of zo weer terug.

Nauta, Nederlands, kon langdurig, pijnlijke stiltes laten vallen. Zijn borende blik was voldoende om de orde te doen terugkeren.

Van Zanten begon het jaar door iedere, zelfs de meest minimale verstoring van de natuurkundeles, zo hard mogelijk te straffen. Wanneer, rond de herfstvakantie, zijn gezag onaantastbaar was, liet hij de touwen steeds meer vieren. Het was bij hem zelfs mogelijk dat aan het eind van het jaar in zijn les ... gelachen werd.

En dan waren er natuurlijk nog de leraren en leraressen die het probeerden met een preek. Een beroep op je gezonde verstand. Roosendaal, de gymleraar, was er zo één. In je gymkleren in een te koude gymzaal, zittend op de grond, luisterend naar het eindeloze verhaal van deze gefrustreerde leraar. Niet dat hij en de andere prekers veel gezag opbouwden, maar je haalde het niet in je hoofd te veel rottigheid uit te halen, want die preken vond je vreselijk.

Het waren de jaren dat gezag hoorde bij een functie en gehoorzaamheid bij een kind. Als vanzelfsprekend.

Het waren merkwaardige jaren.

Het waren beknellende jaren.