zaterdag 6 januari 2018

Carriereperspectief.

Een ketelbikker aan het werk

Eén van mijn overgrootvaders, Dirk Nicolaas Dijkshoorn, de vader van mijn oma, was "ketelbikker". In zijn familie hadden nogal wat broers, ooms en neven hetzelfde vak.

Mijn idee was aanvankelijk dat een ketelbikker een soort variant was op een koperslager, maar dat bleek een volstrekt verkeerde aanname.

Een ketelbikker was in de 19e een geheel nieuw vak.Ze hing direct samen met de opkomst van de stoommachine.

De ongekende mogelijkheden van de toepassingen van de stoommachine, bracht namelijk ook nieuw ongemak met zich mee:

Ketelsteen.

We kennen het fenomeen nog steeds,maar dan in microvorm: door het gebruik van kokend water, zet zich een harde laag af in de waterketel waarmee we ons theewater zetten, of het goedje dat zich afzet in onze koffiezetapparaten.

Dat idee, maar dan in meer dan mansgrote ketels waarmee oceaanreuzen, locomotieven of hele fabrieken in beweging werden gezet. Door het intensieve gebruik van deze stoomketels, zette zich voortdurend een dikke. harde laag ketelsteen af. Het effect was dat de ketel steeds minder in staat was om het water aan de kook te brengen of te houden en bovendien werd de ketelwand aangetast, met alle risico's van dien.

Dus de laag ketelsteen moest eraf.

Daar waren de ketelbikkers voor.

Met beiteltjes en hamers kropen ze in de stoomketels en hakten de hard geworden steenlaag weg. Dat was nog een secuur werkje: je moest veel kracht gebruiken en tegelijkertijd oppassen dat je niet door de ketelwand heen sloeg.

Het was vooral intens smerig werk.

Er werd ook wel geëxperimenteerd met oplosmiddelen, zoals zoutzuur. Dat maakt de ketelsteen tot een zacht papje en kan dan worden weggeveegd.

We hebben het nu over de 19e en begin 20e eeuw en Arbo en andere veiligheidseisen bestonden nog niet. Ik ben bang dat de mannen zonder enige bescherming met het zoutzuur en andere agressieve oplosstoffen aan de slag moesten. Ook het intensieve werk, vaak liggend op de rug, in de benauwde, warme ketels zal de lichamelijke conditie niet veel goed hebben gedaan.

Dirk Nicolaas was niet echt een kleintje: ongeveer 1 meter 79, weten we van aantekeningen van zijn militaire keuring. Ook werd opgemerkt dat hij een ovaal gezicht had, een laag voorhoofd, blauwe ogen en blonde haren. Die laatste zullen tijdens zijn werk niet zo blond zijn geweest. Ten tijde van deze keuring was hij overigens nog ketelmaker.

Vier jaar later, bij zijn huwelijk, was hij ketelbikker. Of het beter verdiende of dat er gewoonweg geen werk te vinden was voor een ketelmaker, het staat nergens beschreven.

Maar of hij het werk van ketelbikker leuker heeft gevonden?

Ik geloof er helemaal niks van.


vrijdag 5 januari 2018

Super!



Ik bestelde maar vast een glas bier.

"Super!"

aldus het meisje dat de bestelling kwam opnemen.

"Super", bleek het toverwoord. Het eten dat we bestelden was "super", de vraag om een karaf water bleek "super" en ook het verzoek om de rekening werd beantwoord met een enthousiast "super".

Nu komt "super" nauwelijks in mijn vocabulair voor. Behalve dan bij het tanken, alhoewel ik tegenwoordig de benzinetank vol gooi met "euro". Gezien de prijs, de meest voor de hand liggende naam voor deze brandstof.

Ik ken nog de "super" als afkorting van de supermarkt, maar dan heb je het, wat mij betreft, wel gehad. Het gebruik van "super" als overtreffende trap, daar heeft mijn calvinistische generatie niet zoveel affiniteit mee. Ik ben opgevoed vanuit een "doe maar gewoon...." en daarin horen superlatieven nu eenmaal niet zo thuis.

Nog zo ééntje: "Top!"

Inmiddels heb ik afgeleerd om stiekum even naar boven te kijken, maar het woord blijft me verwonderen. Het ligt duidelijk in de lijn van "super!" en wordt over het algemeen ook met enig enthousiasme uitgesproken.

Alhoewel, ik betrap ook regelmatig mensen op het gebruik van het woord "top", terwijl ze somber naar een beeldscherm staren en bijna vanuit een automatisme reageren op iemand die tegen ze aan staat te praten.

"Top"

Dan is "Top" niet "Top",

Het kan ook wel iets dwingends hebben: "Top". Dan wordt het gebruikt door een leidinggevende die het gesprek afrond: "Top" en daar sta je dan en probeert iets van enthousiasme op te brengen:

"Super"

Het zijn waarschijnlijk modewoorden en nog waarschijnlijker zijn ze ook al achterhaalt. Op het moment dat mij een woord begint op te vallen, is het vaak alweer vervangen.

Dit zegt veel over mij en de omgeving waar ik veelal in verkeer.

Taal is een levend ding. Modewoorden komen en gaan. Het beste commentaar hierop is dan ook meestal domweg zwijgen: het gaat vanzelf voorbij.

Super!

Ik word door u onbegrepen aangekeken.

Dat bedoel ik...