“Ik ben het eigenlijk wel zat…ik stop er mee…”
De man keek me lichtelijk verontwaardigd aan. Hij veegde
nerveus met zijn handen over zijn kalende hoofd. Op zijn voorhoofd parelden
zweetdruppels.
“Ik ben nu al drie dagen aan het werk. Het is wel mooi
geweest… ik ga nu naar huis.”
Hij bleef mij besluiteloos aankijken.
Ik vroeg hem waar hij dan al die dagen zo hard mee bezig was
geweest.
“Nou…eh…”
Hij wees wat vaag richting de lift, maar maakte zijn zin
niet af.
De man was minstens tachtig. Zijn hemd hing uit zijn broek
en zijn bril was op het puntje van zijn neus gezakt. Hij begon wat ongeduldig
te trappelen, maar bleef wel staan.
Achter mij hoorde ik mijn moeder:
“Ja, het is wel moeilijk…ja”
Zoals meestal na een dergelijke zin, zat ze zachtjes met haar
hoofd te knikken en keek in een verte die voor mij al maanden niet meer
zichtbaar is. Ze pakte een beker die leeg voor haar stond en zette deze met
een resoluut gebaar op het midden van de tafel.
De man beaamde de woorden van mijn moeder:
“Precies, het is gewoon moeilijk.”
Hierna draaide hij zich om en liep de huiskamer uit. Mijn
moeder had mij weer gevonden met haar blik en glimlachte naar me. Het knikken
ging langzaam over in traag schudden met haar hoofd. Ik pakte haar hand maar
die trok ze weer los.
“Nee, niet doen. Voorzichtig…”
We vielen allebei stil. Aan de tafel bij het raam zat een
vrouw te vitten op een man tegenover haar.
“Je moet van die koekjes afblijven, die zijn voor iedereen.”
De man keek de vrouw met een stralende lach aan en stak een
volgend koekje in zijn mond. De vrouw stond geërgerd op en begon rond te
lopen. Ze scharrelde wat in de kastjes van een wandmeubel, maar kon duidelijk
niet vinden wat ze zocht.
“Heeft u mijn cigaretten gezien?”
Die had ik niet gezien.
Ze bleef mopperen.
Ik stond op en pakte voor mijn moeder een glas sinaasappelsap uit de keuken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten