maandag 13 februari 2012

Het kan verkeren



Het was ver voor de tijd dat we hier schande over spraken.

Er waren vast genoeg andere onderwerpen die we schandelijk vonden, maar de kwaliteit van onderwijs op Hoge Scholen zat hier toen nog niet bij. Ook managers behoorden tot volk dat zich vrijelijk kon bewegen.

Ik was nog maar net afdelingshoofd van een psychiatrische afdeling in een ziekenhuis, ergens in Nederland. Dus ik moest worden ingewijd in het vak van manager.

Het was ongeveer in de overgangsperiode van het begrip "hoofd" naar "manager". Op mijn werk begon men de hoofden verantwoordelijk te maken voor steeds belangrijker delen van het toegewezen budget: personeel, opleidingen, medicijnen, en zo voort. We moesten steeds meer leren rekenen, want aan het einde van de maand moesten we het hebben gedaan met de centjes die ons waren toegewezen.

Dat was een slimme zet van de directies, want iedereen ontdekte zo dat er op behoorlijk ruime voet werd geleefd. En iedereen begon te knijpen, dat wil zeggen, nu niet door de directie, maar deze keer door de afdelingshoofden.

Ook moesten we opeens functioneringsgesprekken gaan voeren. Dat was helemaal nieuw. De meeste hoofden spraken natuurlijk met hun medewerkers en wisten ook wel hoe ze in hun vel zaten, maar nu moest dit gestructureerd: 1 keer per jaar. Met een heel circus van formulieren die voor, tijdens en na het gesprek moesten worden ingevoerd. Op de afdeling P&O, ze heetten nu opeens HRM, werd er zelfs een apart secretariaat voor het papierwerk ingericht. Paradoxaal genoeg bleek dit het aangewezen instrument om de afstand tussen hoofden en medewerkers te vergroten: niemand had tijd voor dit gedoe.

Enfin. De overgang van hoofd naar manager verliep voor iedereen die het betrof schoksgewijs en ging gepaard met allerlei nieuwigheden.

Dat was geheel aan deze hogeschool voorbijgegaan. Als groep jonge en nieuwe managers hoopten we van alles te leren over al die nieuwe benaderingen en stuurtechnieken. Maar het werden lessen groepsdynamica en het leren omgaan met feedback. Allemaal prachtig, maar voor de nieuwbakken managers die meer interactie met hun PC dan met hun medewerkers kenden, toch wat vaag.

Nog meer bijzonder was dat het aantal docenten steeds verder werd teruggebracht. We begonnen de tweejarige opleiding met zo'n 8 verschillende docenten voor verschillende vakken. Al heel snel hielden we er feitelijk nog maar één over, voor al die verschillende vakken. En deze ene leek de enige te zijn die inzetbaar was voor het avondonderwijs want hij viel ook nog wel eens uit, omdat hij les moest geven aan een andere groep op een andere locatie. En steeds putte hij zich uit in excuses, alsof hij er iets aan kon doen dat de hogeschool zo rottig was georganiseerd.

De diplomering was natuurlijk een farce. Natuurlijk waren we allemaal geslaagd. Als groep spraken we de directie van de hogeschool toe, er waren 2 directeuren op de borrel afgekomen. We confronteerden hen met de gebreken in hun systeem. Het moet gezegd, ter plekke vormden ze een commissie van studenten uit deze groep, die hen van advies kon voorzien.

Geen idee wat ze met dit advies hebben gedaan. Soms kom ik ze nog wel eens tegen, medestudenten uit die tijd. Ze zijn nog steeds manager.

Nu in een tijd dat manager weer een vies woord is geworden.

En hogescholen verdachte broeinesten van middelmatigheid en graaiende bestuurders.

Het kan verkeren, zei Bredero ooit al een keer.

zondag 12 februari 2012

Waar is hier de nooduitgang?



Mijn zoon is het huis uit.

Dat op zich is al een dramatische boodschap.

Hij is 23 en van de ene op de andere dag vertrok hij. Naar zijn eigen flatje. Met zijn eigen spullen. En zijn muziek. En zijn gewoontes. En zijn huis vol bonkende muzieklevendigheid. Dat was allemaal verdwenen toen hij het bestelbusje voor ons huis in beweging zette. Hij en een paar vrienden zwaaiden nog even. En toen was het voorbij.

Geen sentimenten met knuffeldieren. Of een oud voorleesboek wat je in de stapel terugvond. Alsof hij een rondje met zijn vrienden ging rijden.

Het is ook geen drama.

Op één ding na.

Dat realiseer ik me in toenemende mate nu hij vertrokken is.

Ik, man, ben opeens in de minderheid.

Mijn vrouw en dochter regeren het huis in een oppermachtige veelheid van stemmen. Twee tegen één.

Het huis wordt een truttenparadijs. 's Avonds de ene na de andere talentenshow. Hysterische moeders, overhetpaardgetilde jongens en meisjes ("Ga toch met je lego spelen!") Tot tranen toe geroerde oma's en een lafhartige, slapjanige, naarliefdeenerkenninghunkerende zogenaamde B.N.'er die iedere keer opnieuw weer verbijsterd vaststelt dat nu NU, JA NU ECHT, het absolute supertalent voor hem is opgestaan. En dat 7 avonden per week. Een trieste rij van absolute supertalenten schuift langzaam door naar het loket van de geestelijke volksgezondheid, waar men nog lang veel verdient aan het herstellen van al die geknakte superegootjes van kinderzieltjes. En diep teleurgestelde moeders en de begeleiding van al die echtscheidingen omdat pa er toch al nooit zo in geloofde. De lul. En oma's die hun dochters altijd al hadden gewaarschuwd voor die vent.

En de zondagmiddag wordt, tot mijn machteloze verbijstering, een dvd opgezet zoals "Gooische vrouwen", waarin Linda de Mol schittert. Talent is niet nodig, alleen een beroemde naam. Terwijl tegelijkertijd door de dames de "LINDA" wordt bediscussieerd. Waardoor wij er nota bene actief aan meewerken dat deze miljardairsfamilie nog weer rijker en rijker wordt door....tja, door wat eigenlijk? Verstrooiing is nog het meest neutrale woord dat in mij opkomt.

De huisdieren helpen me ook al niet verder. Alles wat hier ooit man was, is inmiddels "geholpen", zoals de dames met een satanische grijns opmerken.

Ik onderken een verlangen wat voor mij volkomen nieuw is. De deur even achter me dichttrekken en in de kroeg op de hoek met een pilsje in de hand een biljartje te gaan leggen. Maar dan ook zo'n ouderwetse Ierse kroeg met een aparte ingang voor de mannen en een klein hokje vooraan waar de vrouwen mochten wachten op manlief totdat die was uitgedronken.

Kroeg op de hoek?

Nee, die bestaat ook bij ons niet meer.

Mannen zijn tegenwoordig thuis.

Gezellig.