Ik stond in de supermarkt, met mondkapje voor, te aarzelen voor een schap. Ik was op zoek naar een specifieke chocolade en deze kon ik niet ontdekken.
U kent dat wel, je laat je ogen langs de vele smaken glijden, je wéét dat het ergens is (althans, mijn vrouw had me dat verzekerd en wie ben ik om hier aan te twijfelen), maar nergens dus. Zo stond ik wat te dralen totdat opeens een grote man, minstens een kop groter dan ik en ik ben toch echt 1 meter 90 lang, pal voor me kwam staan.
Verbaasd ontglipte mij een "Pardon??"
De man draaide zich onmiddellijk om en woedend viel hij naar mij uit.
"U weet toch dat u anderhalve meter afstand moet houden?"
"Maar...ik stond hier toch en u komt toch voor mij staan?"
De man had geen enkele boodschap aan mijn verweer. Was de minister-president niet duidelijk geweest en hoeveel doden moesten er nog vallen voordat we ons aan de regels zouden gaan houden?
Voorzichtig keek ik om me heen of ik misschien ergens een camera zag, maar ik realiseerde me dat ik niet in een foute sketch terecht was gekomen: de woede van de man was oprecht.
Ik bood mijn excuses aan: ik had niet zo goed begrepen dat de anderhalve meter vanuit deze man moest worden geïnterpreteerd. Dat hij de norm was in deze regel.
De man keek me diep wantrouwend aan. Even dacht ik dat hij mij ging slaan, maar hij draaide zich om en maakte met zijn hand een wegwerpgebaar. Tot overmaat van ramp begon hij ook nog omstandig te hoesten. In zijn mondkapje weliswaar, maar een hoestende medemens in deze directe nabijheid, zeker als het een onaangenaam mens is, het roept een spontaan gevoel van walging bij me op.
Thuis maar even een sneltest doen.