Een plunjezak gevuld met Korans |
Reizen levert soms ontmoetingen op die nog lang blijven natrillen in je herinnering. Dat kan gebeuren omdat de ontmoeting iets wat al lang in je geest sluimerde, tot ontwaken heeft gebracht; het kan zijn dat de ontmoeting tot een volstrekt onverwacht en adembenemend inzicht leidde; het kan ook zijn dat de ontmoeting iets vooralsnog onbestemds in beweging heeft gezet.
Dat laatste, daarover gaat dit verhaal. Ze leverde een puzzel op. U kent dat wel: u probeert zich nieuwe inzichten eigen te maken en heeft het gevoel dat u er soms, met uw vingertoppen, even bij kan komen. Het lijkt binnen handbereik, maar uw armen zijn nét te kort. Zo'n puzzel.
Het is alweer jaren geleden. Ik zou een paar dagen bij mijn zus in Basel doorbrengen. Ik zou met de nachttrein naar Zwitserland rijden en de volgende ochtend, rond de koffie, zouden we elkaar op het station treffen.
Nu lijken treinen mij nogal eens op een ondoorgrondelijke wijze verder van mijn doel te verwijderen als dat ik er bij kom. Zo ook deze reis. Bij aanvang van de reis in Utrecht, werd omgeroepen dat op het station van Arnhem, door een technisch mankement, de elektriciteit volledig was weggevallen. Arnhem was daardoor onbereikbaar. We werden met de trein naar Wageningen gebracht en vandaar met een bus zouden we doorreizen naar, ik meen, Nijmegen. In Nijmegen zou een boemel klaarstaan om ons richting Venlo te brengen. Bij aankomst bleek deze boemel alweer vertrokken en ik deed, met enkele medereizigers naar Basel, mijn beklag: de aansluitende trein die ergens in Duitsland op ons zou wachten, zouden we nu zeker niet meer halen. We werden in een taxi geduwd. In Venlo bleek echter ook niemand op ons gerekend te hebben.
Enfin, lang verhaal kort. Op het tijdstip dat ik had verwacht aan de koffie te kunnen met mijn zus in Basel, was ik de Nederlandse grens nog niets eens overgestoken. Ik had urenlang in toenemende wanhoop en tenslotte in een soort doffe berusting, in taxi, bussen, boemeltreinen en intercitytreinen gezeten, zonder dat ik mijn reisdoel ook maar enigszins was genaderd.
Ik vertel dit zo uitgebreid omdat ik me later wel eens heb afgevraagd in hoeverre deze gebeurtenissen het vervreemdende karakter van de hele reis had versterkt.
In Keulen kon ik vroeg in de ochtend uiteindelijk op een trein richting Basel stappen. Ik kwam terecht in een coupé waarin een drietal gezette heren, Zwitsers, zo zou blijken, en een inktzwarte neger in witte jurk en een, ook wit, gehaakt soort keppeltje. De laatste leek in diepe slaap en zat met zijn gezicht weggedoken. De heren zaten in een geanimeerd gesprek. Ik kwam tegenover de negerjongen te zitten. Ik zag al direct dat hij helemaal niet sliep: hij zat voortdurend voor zich uit te prevelen en keek met nietsziende ogen naar buiten. Daar was ook niets te zien: door het donker, weerspiegelde de ruit uitsluitend de beelden vanuit de coupé. Mogelijk hield hij zo iedereen in de gaten. Ik maakte me er niet druk om en pakte mijn boek. Het zou nog een lange zit worden.
Na enige tijd stond de jongen tegenover mij op en reikte naar een enorme plunjezak dat boven zijn hoofd in een bagagerek lag. Hij tilde de zak omlaag en maakte hem open. Tot mijn verbazing was deze geheel gevuld met boeken. Hij moest loodzwaar zijn. De jongen pakte er een boek uit, klopte hier zachtjes op terwijl hij mij aankeek, zei hij:
"Koran...",
en hij stak zijn duim op. Hierbij sloeg hij genoeglijk op de plunjezak en deze bleek geheel gevuld met korans.
De Zwitserse heren waren even stilgevallen en keken het tafereel aandachtig aan. Ze blikten veelbetekenend naar elkaar en dachten er duidelijk het hunne van. De jongen gunde hun geen blik waardig, maar bleef mij aankijken.
Aarzelend, hij sprak een mengelmoes van Nederlands, Duits, Engels en nog allerlei andere onverstaanbare woorden, raakten we in gesprek met elkaar. De jongen vertelde me dat hij vanuit Ivoorkust naar Nederland was gevlucht. In Nederland was hij in een asielzoekerscentrum terecht gekomen en daarmee in de Nederlandse, ambtelijke molen die onwillig en langzaam draait. Zijn aanvraag duurde en duurde totdat hij het zat was. Hij voelde zich nutteloos en zijn bestaan werd uitzichtloos. Hij besloot om terug te keren naar zijn land.
Hij keek me triomfantelijk aan. Ik keek schaapachtig terug.
Ik vroeg hem hoe hij dit voor elkaar dacht te krijgen. Had hij een paspoort, geld? Dit begreep de jongen niet:
hij had Allah.
Die had hem altijd geholpen en ook nu weer. Hij had bedacht dat de boten uit Noord Afrika die de Middellandse zee naar Europa overvoeren, gevuld met vluchtelingen, leeg terugkeerden. Dáár zag hij zijn kans...
Hij trok een verkreukeld pasje tevoorschijn. Dit bleek een pasje te zijn van het asielzoekerscentrum waar hij de afgelopen jaren had doorgebracht. Het was mij een raadsel hoe hij in deze trein terecht was gekomen en hoe hij de grens was gepasseerd. Ik begreep echter wel dat de Zwitserse grens naderde en hiermee ook het einde van zijn reis.
De Zwitserse mannen hadden zo ongeveer begrepen hoe het verhaal van de jongen in elkaar zat en maakten zich duidelijk vrolijk. Hufters.
Alhoewel ik zeker geloof dat wonderen bestaan, was dit wel teveel gevraagd. Natuurlijk werd de jongen bij de Zwitserse grens door de douane uit de treincoupé gehaald. Zonder morren stond hij op, tilde de plunjezak, gevuld met Korans op zijn rug en volgde de douanier. Hij gaf mij monter een knipoog.
Basel kwam dan eindelijk. Ik stapte de trein uit en liep over het perron richting de vertrekhal. Opeens hoorde ik achter mij een brul. Voordat ik wist wat er gebeurde, werd ik door iemand in de armen genomen: de jonge neger uit Ivoorkust.... Hij omhelsde mij enthousiast en ik keek hem stomverbaasd aan.
Hij wees alleen maar naar boven en zei veelbetekenend: "Allah..."
Hierna gooide hij de plunjezak over zijn schouder en verdween in de mensenmassa.
Ik weet het zeker: hij is al lang weer terug in Ivoorkust.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten