Ze stond me boven aan de trap, in de deuropening, al op te
wachten. Een magere vrouw met een te grote bril op haar neus. Ze gaf me een
hand en keek van me weg toen ze zich voorstelde. Ze liet me binnen. Ik stond in
een piepklein appartement.
Ze ging me voor naar de huiskamer.
Deze werd
gedomineerd door een enorme hoekbank en een groot formaat televisie aan de muur.
In de bank hing een jongetje. Hij gunde me geen blik waardig en keek verveeld
naar de beelden van een tekenfilm op de televisie.
Tegen een muur stond een
eettafel geschoven waaraan twee stoelen. Hier ging ik maar zitten. De vrouw was
verdwenen en ik probeerde contact te krijgen met het jongetje. Hij noemde zijn
naam. Helaas probeerde hij tegelijkertijd een snoepje in zijn mond weg te
werken, dus veel meer dan “knlmr”, kon ik er niet uit opmaken. Ondertussen was
de vrouw weer de kamer in gekomen. Ze kwam bij mij aan tafel zitten en keek me
verwachtingsvol aan.
“Mam….”, probeerde het jongetje, maar dat werd direct door
de vrouw afgekapt. Beledigd keek het ventje weer naar de televisie.
Ik introduceerde mezelf en vertelde het doel van dit eerste
gesprek: kennismaken, een globale oriëntatie van de schuldensituatie en,
vooral, een inschatting maken of er een crisissituatie dreigde.
De vrouw begon te vertellen over hun situatie. Die was niet
rooskleurig: hoge schulden, onder andere een achterstand in de huur; achterlopende
betalingen bij het elektriciteitsbedrijf en de zorgverzekering was al
overgenomen door het zorginstituut (wat, naast de maandelijkse premie, ook een
maandelijkse boete betekent). Hierbij was duidelijk dat de vrouw een beperkte
schuld had en haar vriend een torenhoge. De vrouw en haar vriend leefden van
haar uitkering en het zag er naar uit dat in afzienbare tijd deze uitkering nog
eens zou worden verlaagd.
Ze leefden op de rand van een vulkaan.
Inmiddels kwam haar vriend de kamer inlopen. Hij stelde zich
niet voor, maar ging op de bank naast zijn zoontje zitten. Ik vroeg hem of hij
erbij wilde komen zitten, maar daar had hij geen oren naar.
“Het is haar idee dat we hulp nodig hebben, volgens mij
redden we het wel.”
Ik probeerde hem duidelijk te maken dat de situatie toch wel
erg kritisch was. Hij wilde er niet van horen. Hij begon een heel verhaal over
een schuldhulpverleningstraject dat blijkbaar niet goed was verlopen. Ook gaf
hij mij te kennen dat ze vooral slachtoffer waren van “het systeem”.
Ik vroeg hem wat hij hiermee bedoelde.
Nou, de rechter had nog geen drie weken geleden een
schuldsaneringstraject voor hen afgewezen. Ik vroeg hem welke reden de rechter
hiervoor had opgegeven. Nou, de rechter vond dat ze onvoldoende zelf hun best
hadden gedaan om van de schulden af te komen….dat vond hij onzin, ze waren
juist heel coöperatief.
Ik wees hem erop dat de rechter hier blijkbaar anders over
dacht…
De man haalde zijn schouders op.
“We redden het wel…”
De vrouw had al die tijd haar mond gehouden. Ik keek haar
aan. Ze begon me te vertellen dat ze iedere maand toch iets van de schuld
probeerde af te lossen.
“Dat bedoel ik”, riep de man, “ze doet hartstikke haar best…”
Ik begon me te realiseren dat ik me op een zinkend schip
bevond. Ik sprak mijn respect uit voor de vrouw dat ze, ondanks hun gebrek aan
inkomsten, toch probeerde af te lossen. Ik wees haar erop dat dit op de iets
langere termijn, haar uitkering zou worden teruggebracht, toch steeds lastiger
zou worden. Bovendien, de torenhoge schuld van haar vriend, dat werd een
hopeloze strijd. Ik probeerde haar ervan te overtuigen dat ze toch echt weer
professionele hulp moesten inschakelen.
De vrouw keek steels naar haar vriend en verklaarde dat ze
het beiden erg lastig vonden om hun financiën uit handen te geven.
Haar vriend bemoeide zich niet meer met het gesprek. Hij had
zijn piketpaaltjes geslagen en de vrouw had ze begrepen. Haar belangstelling
verflauwde. Ik deed nog een manmoedige poging om haar wat huiswerk te geven en
een vervolgafspraak te maken.
Ze verklaarde dat ze beiden de avonden geen afspraken wilden
maken….ik kon alleen de avonden….ze zou me nog wel mailen of ze dan toch een
afspraak wilden maken….
Ik vermoed dat ik nooit meer iets van hen hoor.
Eigenlijk zou hier het advies dat ik nooit mag geven, het
allerbeste zijn: gooi die lamstraal je huis uit…
Maar ja, de kinderen…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten