In mijn, inmiddels decennialange worsteling met mijn gewicht, wordt dit weekeinde een nieuwe fase ingeluid.
Maar laat ik eerst iets vertellen over de worsteling.
In lang vervlogen tijden was ik niet meer dan een gratenpakhuis. Je kon mijn ribben tellen. Een lantaarnpaal was voor mij voldoende om me aan het oog van de wereld te onttrekken. Wanneer ik met vrienden Amsterdam in liep, werd ik binnen enkele minuten besprongen door duistere types die me sissend "stuff" aanboden.
Dit beeld veranderde in mijn twintiger jaren. Dat waren jaren van enorme veranderingen. Mij bekwam de huwelijkse staat, ik werd vader en ik maakte carrière. Ongeveer ook in deze volgorde. Welke van de drie nu eigenlijk voor al die extra kilo's zorgde, het is mij niet bekend. Ze zullen er alle drie mee te maken hebben gehad. In vrijgevochten toestand stelden mijn maaltijden niets voor. Als ik erg geïnspireerd was, bakte ik enkele braadworsten in een pannetje en deed deze op brood. Verder gingen mijn kookkunsten niet. Na mijn huwelijk kreeg ik opeens én regelmatig én genoeg te eten. Tegelijkertijd betekende mijn opwaartse gang op de ladder die carrière heet, óók dat ik steeds minder ging bewegen: mijn werk verplaatste zich zover van onze woning, dat ik voortaan met de auto heen en weer ging reizen. Op mijn werk nam ik plaats achter een bureau, waarop een PC, vanwaar ik de besturing van de organisatie grotendeels uitvoerde. Regelmatig verplaatste ik mij naar een vergadertafel op mijn kamer of ergens in het pand, maar daarmee hadden we de belangrijkste dagelijkse lichaamsbeweging wel gehad. Mijn, al in mijn jeugd begonnen opbouw van grote aversie tegen alles wat met sport te maken heeft, hielp natuurlijk niet erg mee als mogelijk tegengewicht (hoe prachtig komen woorden soms op hun plek) in de zich ontwikkelende disbalans.
Erik werd dik.
Niet dat ik hier heel erg mee zat. Grote ijdelheid omtrent mijn lichaam is mij altijd al vreemd geweest. Niet dat het mij in het geheel niet interesseert hoe of ik eruit zie, maar de grens dat er een rommelend gevoel van ontevredenheid over mijn uiterlijk begint, ligt veel verder dan bij een beginnend buikje. Dat buikje wist zich dus aanmerkelijk te ontwikkelen. Ik werd dikker, so what, en bovendien, de neiging tot uitbollen is familiair geen vreemd verschijnsel, dus het leek zelfs wel te kloppen allemaal.
Tot zover geen sprake van een worsteling. Maatschappelijk werd en wordt de dikken en voloptueuzen onder ons vrijwel permanent geprobeerd een minderwaardigheidscomplex aan te praten. De norm voor mannen is tot op hoge leeftijd blijkbaar een "sixpack" op de buik en het ideale lichaamsbeeld verschilt feitelijk niet veel van de natte dromen hierover van nazi's en fascisten uit de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw. Mijn lichaamsomvang heeft in dat kader zelfs iets recalcitrants en de mij bekenden zullen niet erg verbaasd zijn dat zoiets mij zelfs enig genoegen geeft.
Erik bleef dus dik.
Maar vanwaar dan de worsteling?
Die moet niet worden overdreven. Het betekent niet dat ik dagelijks peinzend voor me uit zit te staren of 's nachts piekerend het duister in tuur. Ook mijn geweten is nog steeds opvallend rustig. Ik kijk weinig in de spiegel, maar de keren dat ik kijk, zie ik iemand die mij prima bevalt. Mijn ogen stralen, mijn mond glimlachte me toe. Als mijn blik omlaag glijdt, zie ik een omvangrijk en weinig gespierd lichaam. Zo ongeveer het tegenbeeld van het maatschappelijk ideaal. Dan moet ik opnieuw glimlachen.
Dat ik rookte, dat stoorde me. In toenemende mate. Ik betrapte me erop dat ik het roken van cigaretten steeds minder smakelijk vond. Het werd een gewoonte, een stomme gewoonte. Als ik had gerookt, nam ik onmiddellijk een kauwgommetje om de vieze smaak te verdrijven. Ook dit roken was lange tijd een vorm van recalcitrantie. Ik ben wat dat betreft echt een ezel: des te harder de druk wordt opgevoerd om te stoppen, des te onwilliger reageer ik. Koppig en eigenwijs, ik weet het, ik ben er oud mee geworden. Ik moet al vijftig jaar met mezelf leven. Dat lukt aardig, alleen dat roken, dat moest maar eens stoppen.
En toen begon de worsteling.
Niet over het stoppen met roken, op zichzelf. Daar was ik wel uit. Dat moest gewoon gebeuren. Maar de worsteling met de mechanismen in mijn gedrag. Wie wil ik nu eigenlijk wat bewijzen? Wie begrijpt mijn verzet tegen "de norm" en dan vooral de populistische vorm hiervan. Bovendien kreeg ik tijdens het traplopen last van mijn knieën. Langzaam begon ik te beseffen dat ik er zelf mogelijk beter uit zou komen als ik ook mijn lijf, altijd een wat verwaarloosd onderdeel, wat serieuzer ging nemen.
Stoppen met roken dus en afvallen.
Geen crashdieet, maar een combinatie van normaal eetpatroon en lichaamsbeweging. Dat bevalt me prima. Ik ontbijt (voor het eerst in ruim 20 jaar), ik neem brood mee naar mijn werk (nog nooit vertoont) en 's avonds een warme hap. Later op de avond nog een bak yogurt in plaats van stukken kaas en worst. In mijn woonplaats weer met de fiets en 1 keer per week sporten. En ik val af.
Komende weken gaan we het proces versnellen. Drie weken de broekriem aan. Dat kan nu omdat ik de afgelopen maanden mezelf al een normaal eetpatroon heb aangeleerd.
En dat roken? Daar ben ik gewoon mee gestopt. Van de ene op de andere dag. Al weken geleden. Geen punt.
En dat sixpack? Geduld, waarde lezer, geduld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten