woensdag 12 maart 2014

Pisbak



Het is 2014.

En het is dus 97 jaar geleden dat er bij een New Yorkse kunsttentoonstelling een voorwerp werd ingeleverd, waar de hele kunstwereld nog steeds over spreekt.

Het zette, zogezegd, de hele boel op zijn kop.

Het voorwerp is vrijwel direct uit het oog verdwenen. Er bestaat alleen nog één foto van. Het is mogelijk vernietigd door een kunstliefhebber die de ontstane discussie op destructieve wijze wilde stoppen. Het bleek hetzelfde effect te hebben als het doden van een weerspannige burger door een bemoeizuchtig regime: de dode wordt een martelaar en daarmee een onaantastbaar stukje van de eeuwigheid. Zo ook met dit object, na 97 jaar is de discussie erover nog niet geluwd en het voorwerp zweeft ergens in de hemel van eeuwig voortbestaande kunstvoorwerpen. Het heeft dezelfde status als het verdwenen paneel uit het altaar van van Eijck of het vernielde werk van Barnett Newman. Iedereen heeft er wel eens van gehoord en het verdwijnen ervan maakte nu juist dat het nooit meer uit ons geheugen zal worden gewist.

Ik heb het natuurlijk over de pispot van Marcel Duchamp. Weliswaar heeft hij het gesigneerd met het, al even beroemde pseudoniem "R. Mutt 1917", maar twijfelen over de werkelijke aard van de kunstenaar is zinloos. 

Juist omdat Duchamp besloot deze ordinaire pispot tot kunst te verheffen, weten we nu ook alles over het uitverkoren model. Het was het meest eenvoudige urinoir in de collectie van L. Mott, Ironworks, gevestigd op 118 Fifth Avenue in New York: de standaard Bedfordshire. Zoals wij, 21e eeuwers kunnen beoordelen, is er in bijna 100 jaar weinig gebeurd in de ontwikkeling van urinoirs: het eerste patent op een urinoir stamt uit 1866 en dit betreft een model dat al vrijwel gelijk is aan onze moderne pisbak. 

Er zijn echter voldoende archeologische vondsten die er op wijzen dat de pisbak geen exclusieve verworvenheid van onze westerse samenleving is: zo is er een urinoir bekend uit ongeveer de 10e eeuw, welke is gevonden op Sri Lanka. Eerlijkheidshalve moet hier wel bij worden opgemerkt dat het hier eerder een pisgat betreft, waarbij de afbeelding van twee voetzolen weergaven waar de man moest gaan staan om de straal voldoende gericht te krijgen op het kleine gaatje tussen de twee voeten in.

Hier heeft Duchamp zich allemaal niet mee vermoeid. Zijn enige doel was om in de wereld van kunstenaars en kunstkenners een discussie op gang te brengen. Een discussie over de aard van kunst. 

Snapt u wel?

Vandaar die pisbak.

U zit nog met vraagtekens.

Duchamp was de mening toegedaan dat een voorwerp dat hij, als kunstenaar, koos om, los van het oorspronkelijke doel van dit voorwerp, te worden getransformeerd tot kunst, ook als kunst moest worden beschouwd. En het kon worden getransformeerd tot kunst omdat hij, als kunstenaar, hiertoe had besloten. De kunstenaar wordt in die opvatting een soort tovenaar die met een toverstokje willekeurige voorwerpen kan aanwijzen en kan verheffen tot Kunst (jawel, met een hoofdletter).

En sindsdien bestaat de opmerking: "dat kan mijn nichtje van 10 jaar óók..."

Duchamp zette, met zijn daad, de hele kunstwereld op zijn kop: tot die tijd werden kunst en haar uitingen beperkt tot schilderijen, tekeningen, beeldhouwwerken, en ga zo maar door. Kunst werd voor een belangrijk deel bepaald door haar vorm en dat werd nu door Duchamp doorbroken: in principe kon alles een kunstvoorwerp zijn...

Oók die pisbak...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten