Ooit was er op de afdeling waar ik als
verpleegkundige werkte, een patiënt opgenomen die nogal wat vage klachten had.
Omdat het een psychiatrische afdeling in een algemeen ziekenhuis was, liepen de
internist en neuroloog niet direct de deur plat, maar op vrijdagmiddag waren ze
er: dan werd er een borrel geschonken.
Voor de zekerheid: het is allemaal al
vele jaren geleden…
De internist had voor de patiënt met
vage klachten onder andere gevraagd om urineonderzoek. Het potje met urine
stond klaar om naar het lab te worden gebracht. De dokter zag het potje,
draaide de deksel ervan af en hing zijn neus boven de scherp geurende
vloeistof. Hij keek bedachtzaam naar het plafond; snoof een paar keer diep en
stak vervolgens nog een keer zijn neus in het potje.
“Trichomoniasis.”
Op onze bevreemde blikken vervolgde
hij:
“Een SOA…niet perse door onbeschermde
sex, maar gezien zijn andere klachten, zou het me niet verbazen als onze vriend
iets te uitbundig zijn hormonen achterna is gelopen en nu vooral zielig wil
zijn want, tja…”
Wij bleven hem aanstaren.
“O, dat ruiken…dat zien jullie
natuurlijk nooit meer. Al die jonge dokters vragen allerlei lab-onderzoeken aan
en durven pas een diagnose te stellen als het bloed, de urine, het speeksel
door allerlei machines is gehaald en de bestanddelen in partjes zijn ontleed…Ik
gebruik mijn eigen zintuigen nog: voelen, ruiken, kijken, luisteren…dat is het
handwerk dat ik heb geleerd, maar die kunst zijn we kwijt aan het raken. We
hebben pas zekerheid als er een formulier voor onze neus ligt…”
Hij had een punt.
Als ik tegenwoordig naar de garage ga,
wordt er ergens op mijn dashboard een computer op de auto aangesloten, die de
monteur precies vertelt waar het eventuele probleem zit. Heb ik een klacht die
niet op het schermpje zichtbaar wordt, dan zit de monteur met zijn handen in
zijn haar. De motorkap wordt voor de diagnose niet meer geopend. De motor wordt
niet meer gestart om te luisteren, er wordt niet meer ergens een vettig stripje
tevoorschijn getrokken om de vloeistofspiegel van het één of ander te
controleren: dat kost allemaal veel teveel tijd.
Nog zo één.
In mijn huidige werk, ook weer in de
psychiatrische hulpverlening, hebben zorgverzekeraars, in het kader van de
transparantie, bedacht dat het effect van de behandelmethoden meetbaar moet
zijn.
SMART.
Specifiek. Meetbaar. Acceptabel.
Realistisch. Tijdgebonden.
Dus dat betekent een meting aan het
begin van een behandeling. Ergens halverwege en ook nog aan het einde. Een
vragenlijst, door de cliënt ingevuld. En dan maar hopen dat het resultaat
aangeeft dat er een verbetering van de klachten is ontstaan.
Want we leven in een maakbare
samenleving. Ook als het gaat om zielepijn.
En het mag geen cent teveel kosten.
Hierover is nog veel te zeggen, maar
daar gaat het mij nu niet om.
Een behandelaar moet dit invullen
bewaken. Om hen te faciliteren, zijn er verschillende methoden ontwikkeld voor
de behandelaar om te controleren of de cliënt inderdaad een vragenlijst heeft
ingevuld.
Dat betekent: computer opstarten;
inloggen in het systeem; electronisch dossier van deze cliënt openen en
opzoeken of de vragenlijst is ingevuld.
Dat kost tijd.
Die hebben veel behandelaren niet,
want tijd is geld: ze moeten vooral produktief zijn.
Vinden wij met ons allen en daardoor
de zorgverzekeraars.
Eén van hen belde mij op om zich hierover
te beklagen: het kost allemaal veel te veel tijd.
Waarop ik suggereerde:
“Maar je kan het toch ook gewoon aan
je cliënt vragen?”
Toen viel er een diepe stilte…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten