Een collega hoorde dat ik dit jaar naar Engeland op vakantie
ging. Ze is liefhebber van bier en wel van een bepaald soort: gemberbier.
Ze vroeg mij dus om voor haar een flesje Engels gemberbier mee naar Nederland
te brengen.
Ik ben een aardige man, dus dat doe ik natuurlijk.
Ik ben ook een warrige man. In mijn hoofd gebeurt dan iets
waardoor, in deze situatie, “gemberbier” transformeert naar “amberbier”. Dit
gebeurt geheel buiten mijn bewuste waarneming om, dus ik stap te goede trouw de
bierhandel in en vraag naar “amberbier” in de volle overtuiging dat dit de
vraag is die mij is gesteld.
Ik ontving geen verbaasde of
afwijzende blikken. De verkoopster trok een pruillip en verklaarde dat
ze door de voorraad amberbier heen was. Ook een volgende bierhandel kon mij
niet helpen. Amberbier is blijkbaar van een zeldzame soort. Pas op de boot weer
terug naar het continent, ontdekte ik een flesje amberbier in de schappen.
Mission completed.
Mogelijk ontgaat het u volkomen, maar er gebeurt hier iets
wat op zijn zachtst gezegd tamelijk verbijsterend is….
In mijn verwardheid maak ik van een “gemberbier”,
“amberbier” en….dat laatste blijkt nog te bestaan ook!
Ik heb overigens geen idee hoe amberbier smaakt. De
betreffende collega moet, nadat ze is uitgelachen, het flesje nog soldaat
maken.
Vorige week zaterdag ging ik naar de supermarkt om een
stokbrood voor bij de soep te kopen. Voor de meer ervaren inkopers is dit
natuurlijk al direct een aanwijzing dat ik een volstrekte onbenul ben als het
gaat om de boodschappen. Op zaterdag is de supermarkt tot iedere m2 gevuld met
winkelwagentjes, dreinende kinderen, gefrustreerde vaders
en moeders en bij ieder produkt lang aarzelende ouderen. Ieder gangpad wordt minstens drie keer geblokkeerd door dames die
met elkaar uitgebreid de laatste nieuwtjes uitwisselen of supermarktkinderen
die de zaterdag doorbrengen met het vullen van de vakken en daarmee hun eigen
zakken. Zij hebben over het algemeen niet zoveel met rondlopende klanten.
Hoe dan ook, toen ik eindelijk het stokbrood gevonden had en
me een weg had geworsteld naar de kassa’s, trof ik natuurlijk eindeloze
rijen volgeladen boodschappenwagens en de bijbehorende chagrijnige stellen aan.
Maar toen….
Opeens zag ik in mijn ooghoek een kassière die verveeld voor
zich uit zat te kijken.
Er stond niemand bij haar kassa.
Ik kon zo doorlopen.
Nog wat ongelovig keek ik om me heen, maar het was echt
waar: iedere kassa was verzadigd met een lange rij, op deze kassa na. Blijkbaar
zijn we zo geconditioneerd op zaterdagen, dat we alle hoop hebben laten varen
en automatisch aansluiten in een rij. De gedachte dat er helemaal geen rij is,
is blijkbaar zo absurd, dat ze, als het dan toch gebeurt, aan onze waarneming
wordt onttrokken.
Het zijn zo van die gebeurtenissen die mij doen verzuchten, om die mooie, oude dichter maar eens aan te halen:
“Het Leven is
vurrukkuluk!”
Je blijft je verwonderen als je van het Leven houd. Dank je wel.
BeantwoordenVerwijderenHa Martien, je hebt me gevonden, zie ik :)
BeantwoordenVerwijderen