We verbleven op een boerderij dat al lang geen boerenbedrijf
meer huisvestte.
De eigenaar, een Amsterdammer, had het gebouw omgebouwd naar
woonhuis met ook een bed & breakfast.
Boven de B&B woonde nog Marionne,
een krasse dame van ergens in de tachtig. Marionne en wij deelden dezelfde
voordeur. In het halletje hier achter bevond zich een steile trap die naar het
domein van Marionne voerde.
Ergens halverwege deze trap was een trede die
schrikbarend hard kraakte.
Iedere ochtend werden wij om 06.30 uur wakker van het gekraak van de trap. Marionne kwam naar beneden. Nog geen kwartier later kraakte de trap opnieuw. Marionne sloop weer naar boven.
Iedere ochtend werden wij om 06.30 uur wakker van het gekraak van de trap. Marionne kwam naar beneden. Nog geen kwartier later kraakte de trap opnieuw. Marionne sloop weer naar boven.
Marionne had geen hond.
Het was een raadsel.
De uitgang van de boerderij kwam uit op een doorgaande weg
en aan de overkant lag een klein kapelletje. Het kapelletje was gewijd aan
Maria die devoot de passant aankeek. In de kleine ruimte
bevonden zich enkele vaasjes met verse bloemen en ook brandde er een kaars.
Dat bleek de oplossing van het raadsel: Marionne onderhield ’s
ochtends de kleine kapel bij haar voor de deur.
Ik veronderstelde dat Marionne een gelovige vrouw zou zijn:
ze kwam al decennialang voor dag en dauw haar bed uit om Maria af te stoffen.
De eigenaar schudde heftig zijn hoofd:
“Ze komt nooit meer in de kerk.”
Hij vertelde dat hij haar er wel eens naar had gevraagd: wel
haar leven lang zorgdragen voor een beeldje en nooit meer naar de kerk gaan.
Marionne had vertelt dat ze geen gelovige meer was: er was geen hemel en geen
hel. Waarom zou ze dan nog naar de kerk gaan?
Maar waarom dan wel iedere ochtend bloemen voor Maria brengen?
Ze had hem verlegen lachend gestopt met zijn vragen:
“Nou moet je ophouden hoor…”
Achter het kapelletje lag nog een boerderij. Deze was in
bedrijf. De boer had 40 koeien in zijn stal staan en dit was niet genoeg om van
te leven. Hij was er noodgedwongen een tuinbedrijfje bij begonnen. Zo
scharrelde hij zijn boterham bij elkaar. Hij vermoedde dat hij het nog hooguit
twee jaar vol zou kunnen houden, dan zou hij de strijd moeten opgeven en de
boerderij verkopen. Hij ging nog even door omwille van zijn vader: 95 jaar oud.
De boerderij was al generaties in bezit van deze familie. De
oude boer liep elke dag nog de heuvel op en rond het weiland om de koeien te
bekijken. Hij kende de plannen van zijn zoon en dacht er het zijne van.
Het wachten was op zijn dood en dan zou ook deze boerderij
worden omgebouwd tot woon- of vakantiehuis. Marionne zou nog enkele jaren Maria
verzorgen en dan zou ook de kapel langzaam vervallen.
Ondertussen kwam de pastoor op zijn fiets de weg afgereden. Het regende.
Een mooie man uit Afrika.
Hij lachte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten