De regenbui kwam onverwacht en was fel. Ik besloot dan ook
een boekwinkel binnen te gaan en hier de bui af te wachten.
In de boekwinkel bleken twee klanten aanwezig die voor de
kassa een hoogoplopende discussie voerden. De boekhandelaar stond achter de
kassa bescheiden en diep ongelukkig wat onduidelijke opruimwerkzaamheden te
verrichten. De twee spraken luidkeels en ongeneerd. Ik liep wat dieper de
winkel in. De discussie was echter overal woordelijk te volgen.
Ook na enige minuten onopvallend maar opmerkzaam luisteren, bleef mij onduidelijk waarover de man en de vrouw elkaar in de haren waren
gevlogen. Zij was een Gooise jonge dame: keurig gekapt en gekleed en ze sprak,
weliswaar hard, met een ietwat geaffecteerd stemgeluid. Hij was armoedig
gekleed, had een donkere huidskleur en sprak een foutloze maar duidelijk meer
volkse variant van onze taal.
De dame liet ongeveer om de drie zinnen weten
“antroposofisch” te zijn. Dat vond ze blijkbaar cruciaal om de wereld te laten
weten en ik was onmiddellijk bereid dit van haar aan te nemen. Hij was cynisch
en bitter. Hij verweet haar dat ze “dacht alles te weten”, maar “je weet
h-e-l-e-m-a-a-l niks” en dat ze maar dacht dat alle mensen “goed” waren. Dat
laatste werd door haar heftig ontkend. Om onduidelijke redenen voerde ze
hierbij als argument aan dat ze dacht dat haar ouders “slecht” waren. Hierop
haalde hij aan dat hij, als adoptiekind, door zijn Nederlandse ouders hier naar
toe was gehaald. Hij werd echter door de “Staat” niet als Nederlander erkend.
Hij kreeg dus geen uitkering. Daar reageerde de vrouw verbaasd op en er klonk
duidelijk ongeloof door in haar stem: hoe kon een adoptiekind nu niet door de
staat worden erkend. De man herhaalde nog maar eens dat de vrouw blijkbaar geen
idee had hoe de wereld in elkaar zat.
Stiekem begon ook ik wat vraagtekens te zetten bij het
betoog van de man. En ik meende een lijn in het verhaal te ontdekken, maar dáár
had ik te vroeg gejuicht.
Opeens begon de vrouw aan de man te vragen of hij dan dacht
dat bij haar, ze was immers antroposofisch, producenten als Coca Cola en
andere, in haar jus en andere etenswaren allerlei troep konden stoppen. De man
viel even verbijsterd over zoveel naïviteit stil….natuurlijk dacht hij dat! “Kijk
maar eens wat ze bij al die oorlogen doen!”De vrouw verklaarde dit onzin te
vinden: ze kweekte, ze was antroposofisch, haar eigen groente in de tuin…dat
was onmogelijk…
Ik keek eens naar haar handen en haar keurig gemanicuurde
lange nagels en besloot dit keer háár niet te geloven. Die handen waren nog
nooit in de modder van de achtertuin verdwenen. Vervolgens keek ik hen beiden
aan en vroeg me af hoe twee mensen zo onzindelijk konden raaskallen. Blijkbaar
hadden ze elkaar gevangen in deze onbegrijpelijke discussie. Verhit keken ze
elkaar aan. De boekenverkoper was inmiddels op zijn hurken achter de toonbank
verdwenen. Door de regen kwamen meer mensen de winkel binnen.
Ze wilden beiden verlost worden. Maar hoe breek je een
absurde dialoog af? Heel juist, op absurde wijze. Zij concludeerde dat hun
discussie inmiddels zoveel mensen naar binnen had getrokken en dat ze geen zin
meer (?) had om als een soort publiek vermaak te dienen. Hij knikte begripvol
en merkte op dat hij ook (!) wel honger had gekregen. Ze waren het eens, alleen
geen idee waarover. Ze zwaaiden even naar de verkoper onder de toonbank en
liepen de winkel uit.
De verkoper kwam langzaam weer overeind. Hij zuchtte even
diep en keek mij afwachtend aan. Ik zwaaide met een boek dat ik had uitgezocht
en legde mijn vinger op mijn lippen als teken dat ik zou zwijgen. De verkoper
leek iets te willen zeggen… keek weer naar buiten en vervolgens de winkel in.
Toen schudde hij kort maar heftig zijn hoofd en was het verhaal, ook wat hem
betreft, over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten