woensdag 7 november 2012

Schimmel



Tim is dood.

Deze vreselijke werkelijkheid werd voor heel Nederland afgelopen week duidelijk.

Tim heeft zelfmoord gepleegd. Hij werd gepest. Al heel lang. Hij kon het niet langer dragen. Vandaar. Zijn afscheidsbrief werd door zijn ouders in de rouwadvertentie afgedrukt.

In de Volkskrant van vandaag moest ik al naar een bericht over Tim zoeken. Het stond er wel. Ergens weggedrukt op een afgelegen pagina. Het zal niet lang meer duren en we moeten nadenken over wie Tim ook alweer was.

Ik ben ook gepest. Op de middelbare school. Ik heb het dan over de eerste twee jaar. Die waren voor mij een hel. Ik was net met mijn ouders verhuist van een dorp naar de stad Gouda. Ik was jong, nog maar net twaalf en kende niemand op school. Bovendien bleken mijn klasgenoten allemaal minstens een jaar ouder. Ze waren voor een groot deel afkomstig van andere scholen waar ze niet meer welkom waren. Omdat wij in de zomervakantie waren verhuisd, waren we laat met mijn aanmelding. Ik kwam dus in deze "verzamelklas" terecht. Gelukkig bleef ik na twee jaar zitten en kwam ik bij leeftijdsgenoten in de klas. Vanaf dat moment veranderde alles. Ik kreeg vrienden. Goede vrienden en verschillende onder hen mag ik gelukkig nog altijd tot mijn vrienden rekenen. Het heeft voor mij dus slechts twee jaar geduurd.

Ik lees de verbaasde reacties van de scholen waar Tim op heeft gezeten. Nooit hebben ze iets gemerkt van pesterijen.

Zij begrijpen niet hoe pesten werkt.

Ik vergelijk het met paddestoelen: zoals bekend groeit deze schimmel voor het grootste deel, onzichtbaar, onder de grond. Alleen op die plekken waar schimmeldraden elkaar kruisen, komt een paddestoel omhoog. Zo is het ook met pesten: het meeste zie je niet, maar dat is wel waar het over gaat. Je hoort er niet bij. Je wordt genegeerd. Als je binnenkomt, draaien je klasgenoten demonstratief hun gezicht de andere kant op. Als je het lef hebt om toch bij een groepje te gaan staan, pakt men de schooltas en verplaatst de groep zich een paar meter bij je vandaan. Meestal ga je maar ergens in een hoekje staan.

Dat is het ergste. Er niet bij horen en domweg ook niet de kans krijgen om erbij te gaan horen. Soms is het voor de buitenwereld even zichtbaar. Dat is dan wat zo'n school "pesten" noemt: je wordt in een hoek gedrukt, je wordt uitgescholden of, wat mij een keer overkwam, iemand zet een mes op je keel. Om niks. Omdat jouw gezicht iemand niet bevalt. Omdat je een bril draagt. Omdat je rood haar hebt. Omdat jij het bent.

Tim heeft nooit geklaagd. Daar is men dan verbaasd over. Ik niet. Je kijkt wel uit om je verhaal aan een leraar te doen. John Cleese zei ooit in een, overigens hilarische film: "Het ergste is de hoop...die godvergeten domme hoop dat het over zal gaan...."

De spijker op zijn kop. Je blijft hopen dat de bui overgaat. Dat het een nare droom bleek te zijn. Dat het te maken had met de wind. En als je met je verhaal naar buiten gaat dan heb je, dat is de angst, de overtuiging dat het nooit meer goed zal komen.

Maar het gaat niet over.

Ik heb het over bijna 40 jaar geleden. In die tijd nog geen facebook, twitter of andere social media. Mogelijkheden voor pesters om nog genieperiger hun valse, laffe werk te doen.

Ik heb geluk gehad.

Dan de verhalen dat je er sterker uitkomt.

Gelul.

Pesten is zinloos.

Het heeft mij geleerd nooit echt een groep te vertrouwen. Het heeft mij geleerd om in een groep heel snel de onderlinge verhoudingen te doorgronden. Het heeft mij geleerd om onafhankelijk te zijn. Maar als ik mag kiezen, had ik deze lessen liever op een andere manier geleerd.

Het is 40 jaar geleden. Soms kom ik er nog wel eens eentje tegen. Op straat. Meestal herkennen ze mij niet meer. Het interesseert me niet.

Tim is dood.

Hij werd gepest. Zoals er dagelijks overal nog mensen worden gepest. Zoals er nog altijd mensen domweg niet bijhoren en niet de kans krijgen erbij te gaan horen.

We moeten ons schamen.