woensdag 26 december 2012

De eerste klaroenstoot



Het was nog vroeg. Het duister week voor een grauwgrijs licht. Ergens hoog in de lucht klonk het gekwaak van een vlucht ganzen. Geen engelenzang. Toch was het kerstochtend.

Ik liep met mijn honden naar een grasveld in de buurt van ons huis. De huizen waren nog donker. Ik genoot van de rust op straat.

Het had geregend, flink geregend. De plassen lagen nog op straat en de grasveldjes waren verzadigd. Maar nu was het droog. Het was ook niet koud voor de tijd van het jaar. Geen witte kerst. Het maakt mij niet zoveel uit. Mijn honden sjokten naast me mee. Ook zij waren nog niet erg wakker.

Het grasveldje aan het eind van de straat, ligt aan een sloot. Een brede sloot. Aan de kant zijn hoge struiken gezet. Door de kale takken heen kun je de tuinen van de huizen aan de andere kant van de sloot zien. Ik zou hier nooit aandacht aan hebben besteed, ware het niet dat opeens een dame in een knalroze ochtendjas op het terras van één van de huizen verscheen. Ze riep luidkeels, of ik "die troep" nog zou opruimen.

Het drong maar geleidelijk tot me door dat ze het tegen mij had. En die troep zou wel op mijn hond slaan die net een drol had gedraaid. Ik keek wat verbaasd in de richting van de bozige dame. Blijkbaar had zij mij goed in de gaten gehouden. Staand achter haar raam, turend over de sloot, door het struikgewas en ja hoor, zie je wel, zo'n rothond....of in ieder geval zo'n asociaal baasje....

"Mijnheer...", begon ze weer. Het klonk weinig uitnodigend. Ik zag haar roze vlek over het terras lopen. Ik realiseerde me dat ik geen plastic zakje of iets dergelijks bij me had. Anders was ik beslist niet te beroerd om het werk van mijn hond even op te ruimen. Dat betekende dan overigens wel dat ik spitsroedelopend het grasveld op moest, want dat lag vol met hondenprodukten.

"Hallo....", ze hield stug vol. Ik had weinig zin om terug te schreeuwen. Mijn beide honden keken me afwachtend aan. Ze hadden maling aan de vrouw en wilden wel weer verder. Bovendien, na de ochtendwandeling kregen ze eten. Dat moest er zo langzamerhand ook maar van komen. Dit getreuzel bracht dat vooruitzicht niet echt dichterbij. Ze begonnen wat te trekken aan de lijn.

De vrouw stond nog steeds op haar terras. Ik verlangde opeens sterk naar klaroenstoten en engelenzang, al was het maar om haar fanatieke aandacht af te leiden. Alhoewel het sterk te betwijfelen valt of deze dame zich ook maar door iets zou laten afleiden. Ze had zich een duidelijk en eenvoudig doel gesteld. Geen hondepoep meer op het veldje aan de andere kant van de sloot. Haar sloot. Haar veldje. Haar uitzicht.

Ik maakte een onduidelijk gebaar en stak de straat over. De vrouw liet nog een ferme kreet horen. Ik dook nog iets dieper weg in mijn kraag en sjokte met mijn honden weer terug naar huis.

Het wachten is op de rijdende rechter.

Ook een soort laatste oordeel.

vrijdag 21 december 2012

De dag dat de wereld verging.



De dag dat de wereld zou vergaan hangt er een druilregen in de lucht. Het zicht is grauw en de mensen lopen diep weggedoken in hun winterjassen. Het leven gaat overigens gewoon door. De dag is, wanneer ik dit schrijf, pas halverwege maar ik vermoed dat de Hollandse grijsheid het gaat winnen van de vurige apocalyps  We zullen zien.

Aan de overkant van onze straat is men in het huis van mijnheer Bikkel hard aan het werk. Dat is wonderlijk omdat mijnheer Bikkel enkele weken geleden werd opgenomen in het ziekenhuis. Hij was benauwd en de dagelijkse gang van zaken kostte hem steeds meer moeite.

Niet dat we mijnheer Bikkel goed kennen. Hij ging, zolang wij hier wonen, altijd in diepe zwijgzaamheid zijn eigen gang. Wanneer we hem groetten, werd dit door hem genegeerd. Hij deed alles lopend. We zagen hem tenminste nooit op de fiets en een auto had hij niet. Sinds enkele maanden had hij een scootmobiel. Zo'n rijdende stoel. Hij manoeuvreerde hiermee alsof het een auto was, wanneer hij hem in zijn garage reed of juist eruit haalde. Een oude man die leefde in zijn eigen wereld.

Hij was niet alleen. Regelmatig kwam één van zijn kinderen op bezoek. Zij verdwenen dan in zijn huis om enkele uren later weer tevoorschijn te komen. Uitgezwaaid door mijnheer Bikkel. Hierna liep hij altijd  naar de brievenbus, die tegen de voorkant van zijn garage was gemonteerd, en keek hierin. Meestal was deze leeg. Vervolgens verdween hij weer zijn huis in.

Met zijn buurman had hij geen contact. Er was ooit een flinke aanvaring geweest over een struik in de tuin en sindsdien zweeg de heer Bikkel ook tegen zijn buurman.

Eén van de mannen die in het huis bezig was, bleek een zoon. Hij vertelde dat zijn vader inmiddels was opgenomen in een verpleeghuis. Hij zou niet meer naar huis komen. Het verpleeghuis eist inmiddels maandelijks een flinke financiële bijdrage, zodat het huis van de heer Bikkel niet meer aan te houden was. Hij vond het pijnlijk, maar het was onontkoombaar: het huis moest leeg en de huur moest worden opgezegd. Iedere kans op terugkeer was hierdoor afgesneden. Alle jarenlang bijeen verzamelde boeken, meubelstukken, vaasjes, servies en ga zo maar door, alles verdween in dozen of in een grote vuilcontainer.

Er verging een wereld.

Die van mijnheer Bikkel.

Op vrijdag 21 december 2012.

maandag 10 december 2012

Hoe smaakt een citroen?




Het was een symposium over klachten. Klachten in de gezondheidszorg. En hoe hier mee om te gaan.

De laatste spreekster presenteerde zich als zintuigtuigervaringsdeskundige en kondigde direct maar aan ons uit onze "comfortzone" te gaan halen.

Dat was, wat mij betreft, al aardig gelukt. Ik zat, ik was te laat binnen gekomen, vrijwel vooraan en direct in het zicht van de sprekers. Ik zette me schrap.

Al snel kwam er een plaatje van een citroen op het scherm. Een groene. De spreekster vroeg ons de citroen in onze linkerhand te nemen. Verbaasd keek ik om me heen en ontmoette overal dezelfde vragende blik. Iemand verderop in de rij sloot haar ogen en spreidde haar linkerhand. Vervolgens werden we uitgenodigd om een hap uit de citroen te nemen. Ik gaf het op en bleef rondkijken. De dame die haar ogen had gesloten bewoog haar hand naar haar mond maar die bleef ergens onder haar kin hangen.

De spreekster wist de zaal opgetogen te melden dat velen in de zaal een vies gezicht hadden getrokken. Ondank dat we al lang wisten dat we alleen maar lucht in onze mond stopten.

Geen citroen.

Dus...

Tjee.

De dame zat blijkbaar inmiddels geheel in haar comfortzone en vertelde ons dat zij zag wat wij nog lang niet zagen.

Dat had ik wel begrepen.

Om de cynici in haar publiek mee te nemen, werd Aristoteles ten tonele gevoerd. Aristoteles had ons immers al geleerd dat we 5 zintuigen hebben: zien, horen, proeven, ruiken en voelen. Jammer genoeg, aldus de spreekster, was er echter alleen de ervaring vanuit de waarneming die geldig is voor Aristoteles. Daar had hij toch de plank mis geslagen...er was ook nog zoiets als het onbewuste.

En daar wist zij dan weer alles van.

Ook werden er wetenschappelijke onderzoeken bij gehaald. Of we wisten hoe we een spreker beluisteren...20% door de woorden, 30 % van wat we zien en 80 % vanuit het onbewuste...Een snelle rekenaar riep vrijwel onmiddellijk dat we zodoende ruim boven de 100% uitkwamen...

Dat was haar man ook opgevallen, antwoordde de spreekster. Maar ja, het was het resultaat van een wetenschappelijk onderzoek. Dus zij ging niet rommelen met de resultaten...

We wisten allemaal waar dat toe kon leiden.

Inmiddels was ik de draad volkomen kwijt. Maar dat was misschien wel precies de bedoeling. Het werd niet duidelijk. De presentatie ging zo een kleine 10 minuten door.

Eenmaal onderweg naar huis, hoorde ik op de radio dat in Zuid Holland een andere busmaatschappij het streek- en stadsvervoer had overgenomen. Dat was gepaard gegaan met grote problemen. Op verschillende plaatsen klaagden wachtenden dat ze soms al uren stonden te uit te kijken naar een bus die niet kwam. Op een andere plek moesten de mensen alle bussen af omdat nergens stond aangegeven waar de bus heen zou rijden. En zo volgde een lange reeks van problemen en kleine menselijke drama's.

Daar was de directeur van de busmaatschappij. Hij wist het. Hij had het gehoord. Ja, tja, jaja, het was toch wat...maar beseften we wel hoe moeilijk het voor hem was geweest? Het was een enorme operatie geweest. Er was toch zeker geen mens die serieus klachten had over die paar probleempjes van vandaag? Toch? Nee joh, hou toch op...

En opeens proefde ik de zure smaak van een citroen in mijn mond...

donderdag 29 november 2012

Een vluchtige ontmoeting.



"Hij loopt mee hoor", schreeuwde de dame me toe. Naast me begon een wollig hondje mijn hond op te jagen. Dat was lastig want mijn hond zat met zijn riem vast aan mijn fiets.

Ik stopte.

De dame negeerde mij volkomen en riep haar hondje. Die natuurlijk niet luisterde. IJverig besnuffelde hij de kont van mijn hond. Die stond rustig te wachten totdat we weer verder konden.

De dame kwam klikklakkend op haar hoge hakken aanstappen. Ze riep hierbij het hondje, wat geen effect gaf. Ze veranderde van tactiek en riep verleidelijk:"snoepje?"

Ik keek haar wat verrast aan. Misschien had deze truc wel bij haar kinderen gewerkt, maar ik vermoedde zomaar dat een hond niet erg onder de indruk zou raken. Die wil ruiken en proefen. Verleidelijk uitgesproken woordjes zijn mensentrucs en leveren bovendien niets op. Ik hield mijn wijsheden voor me want voor de dame bestond ik nog steeds niet. Ze stond nu schuin voor me en bukte zich om haar wolbaaltje beet te pakken. Het wolbaaltje had pootjes en maakte zich uit de voeten.

De dame rechtte haar rug en greep in haar jaszak. Ze pakte hier een soort hondensnoepje uit. Nu begon het ergens op te lijken, maar voorlopig vond de wolbaal het een leuk spelletje. Ze bleef precies buiten bereik van de grijpgrage handen van haar bazin staan. De dame maakte een paar passen en haar hond draaide keurig mee. Ze hadden nu samen een rondje rondom mij, mijn fiets en mijn hond gemaakt. 

Ik probeerde een grapje, maar een giftige blik was mijn deel. Aha, ik was opgemerkt. Ik bestond weer.

Dat duurde niet lang want de dame concentreerde zich volledig op haar hond. In stilte maakten ze samen nog twee rondjes om mij heen. Toen tilde ik mijn been omhoog zodat de hond niet verder kon. De dame lijnde haar hondje aan en liep klikklakkend weer bij mij vandaan.

Mijn hond keek me samenzweerderig aan. Ik stapte op de fiets. Verder gingen we weer.


woensdag 21 november 2012

Spam, alleen voor mannen




Vandaag kreeg ik een mail van Mary Parker.

Ze schreef me dat ze een weduwe was en al lange tijd ziek. Ze had zeven en een half miljoen pond op de bank. Die wilde ze mij geven. Zodat ik het kon gebruiken om Gods Goede Werken op aarde bekend te maken. Er stond een link naar een mailadres waar ik alleen maar op hoefde te klikken en het geld zou mijn kant op rollen.

Spam.

Natuurlijk.

Maar ook Mary Parker...

Ergens rinkelde een belletje. Ik was die naam eerder tegen gekomen. Was dat niet een beruchte gifmengster of kindermoordenaar of...

De Engelse Wikipedia bracht uitkomst.

Mary Parker, slachtoffer van de beruchte "Salem Witch trials".

Een heks.

Bovendien een verre voorouder van George W. Bush.

Volgens de straffen in die tijd, 1692, opgehangen. Daarmee had ze nog geluk. Van de 19 ter dood veroordeelde vrouwen, was er één die door "verdrukking" gedood werd. Een naargeestige manier van sterven: er werden net zo lang zware keien op je lijf geplaatst, totdat je lichaam het begaf. Niet dat ophangen veel sympathieker is, maar als ik zou moeten kiezen...

Bovendien werden vijftig vrouwen de gevangenis in gejaagd. Ook hen trof een miserabel lot van donkere, vochtige cellen waar velen stierven door kou, honger en ellende.

Het was de apotheose van een lange periode van massahysterie en geloofsgekte, waarvan vrouwen die niet goed pasten in de voor die tijd gebruikelijke mores, het slachtoffer werden. Het was in een Amerika voor de onafhankelijkheid. De Engelse kolonie werd voor een belangrijk deel gevuld door uit Europa weggevluchte christelijke splintergroeperingen. Doorgeschoten calvinisten, puriteinen met een rotsvast geloof in de Leer en in de alomtegenwoordigheid van de duivel. Dat beest zat overal. Vooral in vrouwen. Althans, volgens de streng gelovige heren die met donderpreken en strenge leefregels het kwaad op afstand probeerden te houden. Vrouwen als Mary Parker werden hun gemakkelijke slachtoffers.

Zo'n honderd jaar later werden de Verenigde Staten van Amerika gevormd. Vanaf dat moment werd het een land van onbegrensde mogelijkheden.

Boeiend dat een nazaat van Mary Parker het uiteindelijk schopte tot president van dit door vrijheid geïnspireerde land. Hij bleek niet bepaald een toonbeeld van tolerantie en ruimdenkendheid. Land van onbegrensde mogelijkheden.

Die Mary Parker stuurde mij een bericht. Via cyberspace.

En met mij ongetwijfeld nog duizenden anderen.

Wedden dat het allemaal mannen waren?

woensdag 7 november 2012

Schimmel



Tim is dood.

Deze vreselijke werkelijkheid werd voor heel Nederland afgelopen week duidelijk.

Tim heeft zelfmoord gepleegd. Hij werd gepest. Al heel lang. Hij kon het niet langer dragen. Vandaar. Zijn afscheidsbrief werd door zijn ouders in de rouwadvertentie afgedrukt.

In de Volkskrant van vandaag moest ik al naar een bericht over Tim zoeken. Het stond er wel. Ergens weggedrukt op een afgelegen pagina. Het zal niet lang meer duren en we moeten nadenken over wie Tim ook alweer was.

Ik ben ook gepest. Op de middelbare school. Ik heb het dan over de eerste twee jaar. Die waren voor mij een hel. Ik was net met mijn ouders verhuist van een dorp naar de stad Gouda. Ik was jong, nog maar net twaalf en kende niemand op school. Bovendien bleken mijn klasgenoten allemaal minstens een jaar ouder. Ze waren voor een groot deel afkomstig van andere scholen waar ze niet meer welkom waren. Omdat wij in de zomervakantie waren verhuisd, waren we laat met mijn aanmelding. Ik kwam dus in deze "verzamelklas" terecht. Gelukkig bleef ik na twee jaar zitten en kwam ik bij leeftijdsgenoten in de klas. Vanaf dat moment veranderde alles. Ik kreeg vrienden. Goede vrienden en verschillende onder hen mag ik gelukkig nog altijd tot mijn vrienden rekenen. Het heeft voor mij dus slechts twee jaar geduurd.

Ik lees de verbaasde reacties van de scholen waar Tim op heeft gezeten. Nooit hebben ze iets gemerkt van pesterijen.

Zij begrijpen niet hoe pesten werkt.

Ik vergelijk het met paddestoelen: zoals bekend groeit deze schimmel voor het grootste deel, onzichtbaar, onder de grond. Alleen op die plekken waar schimmeldraden elkaar kruisen, komt een paddestoel omhoog. Zo is het ook met pesten: het meeste zie je niet, maar dat is wel waar het over gaat. Je hoort er niet bij. Je wordt genegeerd. Als je binnenkomt, draaien je klasgenoten demonstratief hun gezicht de andere kant op. Als je het lef hebt om toch bij een groepje te gaan staan, pakt men de schooltas en verplaatst de groep zich een paar meter bij je vandaan. Meestal ga je maar ergens in een hoekje staan.

Dat is het ergste. Er niet bij horen en domweg ook niet de kans krijgen om erbij te gaan horen. Soms is het voor de buitenwereld even zichtbaar. Dat is dan wat zo'n school "pesten" noemt: je wordt in een hoek gedrukt, je wordt uitgescholden of, wat mij een keer overkwam, iemand zet een mes op je keel. Om niks. Omdat jouw gezicht iemand niet bevalt. Omdat je een bril draagt. Omdat je rood haar hebt. Omdat jij het bent.

Tim heeft nooit geklaagd. Daar is men dan verbaasd over. Ik niet. Je kijkt wel uit om je verhaal aan een leraar te doen. John Cleese zei ooit in een, overigens hilarische film: "Het ergste is de hoop...die godvergeten domme hoop dat het over zal gaan...."

De spijker op zijn kop. Je blijft hopen dat de bui overgaat. Dat het een nare droom bleek te zijn. Dat het te maken had met de wind. En als je met je verhaal naar buiten gaat dan heb je, dat is de angst, de overtuiging dat het nooit meer goed zal komen.

Maar het gaat niet over.

Ik heb het over bijna 40 jaar geleden. In die tijd nog geen facebook, twitter of andere social media. Mogelijkheden voor pesters om nog genieperiger hun valse, laffe werk te doen.

Ik heb geluk gehad.

Dan de verhalen dat je er sterker uitkomt.

Gelul.

Pesten is zinloos.

Het heeft mij geleerd nooit echt een groep te vertrouwen. Het heeft mij geleerd om in een groep heel snel de onderlinge verhoudingen te doorgronden. Het heeft mij geleerd om onafhankelijk te zijn. Maar als ik mag kiezen, had ik deze lessen liever op een andere manier geleerd.

Het is 40 jaar geleden. Soms kom ik er nog wel eens eentje tegen. Op straat. Meestal herkennen ze mij niet meer. Het interesseert me niet.

Tim is dood.

Hij werd gepest. Zoals er dagelijks overal nog mensen worden gepest. Zoals er nog altijd mensen domweg niet bijhoren en niet de kans krijgen erbij te gaan horen.

We moeten ons schamen.

zaterdag 6 oktober 2012

Een zinloze actie



In het winkelcentrum in onze buurt is recent een parkeerdek op het dak geopend. Om de volgepakte winkelwagens bij de auto's op het dak te krijgen, is een rolband aangelegd die langzaam het hoogteverschil overbrugt. Het is een slimme rolband: zodra de winkelwagen op de rolband staat, blokkeren de wielen. Zodoende heb je je handen vrij en kun je rustig wachten totdat je op het dak bent aangekomen.

Ik hou van dergelijke eenvoud.

Alhoewel ik de lezer graag deelgenoot mag maken van dit soort genoegens, is dit niet de reden dat ik de rolband voor u beschrijf.

Die is gelegen in een jongetje die met zijn vader en oudere zus, naast de winkelwagen mee omhoog werd getild. Ik stond achter hen. Het jongetje keek mijn kant op, maar zag mij niet. Hij was, zo schatte ik in, een jaar of tien. En veel te dik voor zijn leeftijd.

Hij was in het geheel niet geïnteresseerd in zijn omgeving. Zijn interesse beperkte zich tot iets dat we abstracter "zijn zin" noemen. In de zin van "zijn zin krijgen", dan wel te verstaan. En dat kreeg hij niet.

Zijn zin.

Dat was niet naar zijn zin.

Ik maak er nu een melig woordgrapje van, maar het was in het geheel niet om te lachen.

De jongen pruilde en beet zijn vader scherpe verwijten toe. Vader stond met zijn rug naar me toe en ik kon niet zien of hij überhaupt reageerde. Hoe dan ook, het was duidelijk dat de jongeman steeds bozer werd.

Hij deed een graai in de boodschappenwagen en slingerde met een ferme zwaai een pak toiletpapier op de rolband die naast ons weer naar beneden bewoog. Tegelijkertijd spoog hij giftig in de richting van zijn vader.

Die keek de jongen onbewogen aan, waarna de jongen het vuur nog even voedde door zijn vader een flinke schop tegen de enkels te geven. De vader bleef kijken alsof hij net zijn bed was uitgestapt. Het zusje begon te redderen. Zij holde vast vooruit en riep over haar schouder dat zijn de boodschap wel weer even zou ophalen. Die boodschap bewoog zich inmiddels met een constante vaart terug naar de begane grond van het winkelcentrum.

Achter mij klonken onverholen, afwijzende en bozige geluiden. Ik keek om en zag een hele rij mannen en vrouwen toch nogal verbouwereerd omhoog naar het rotjong kijken. Die was hier in het geheel niet in geïnteresseerd en trok inmiddels aan de jas van zijn vader. Hij kreeg nog steeds niet zijn zin.

Inmiddels, we waren een kleine drie minuten verder, waren zij op het dak aangekomen. Vader en zoon verlieten de ruimte van de rolband en liepen door de schuifdeur het parkeerdek op. Ze verdwenen snel uit zicht. Het meisje stond inmiddels weer op de begane grond en had het pak toiletpapier in haar hand. De rolband voor haar was geblokkeerd door de gevulde boodschappenwagentjes van de verontwaardigde stellen. Berustend hoorde ze de commentaren aan, terwijl ze weer naar boven werd gebracht.

Het weekeinde was begonnen.

vrijdag 28 september 2012

Met nasi of met rijst?



Omdat ik te laat was om tussen twee afspraken door thuis te eten, besloot ik onderweg een restaurant op te zoeken.

Er ontstond enige hilariteit toen ik het Chinese restaurant binnen kwam. Een Chinese dame verzocht mij met een brede glimlach het pand weer te verlaten. Wat verward keek ik rond. In het verder lege restaurant bleek een groepje van 4 dames aan een tafel bij het raam te zitten. Een van hen riep:

"O, God, nee hoor, die is het niet!"

"Die", was ik.

Of, volgens die dame toch niet.

U begrijpt mijn verwarring.

Ik mocht toch blijven en schoof aan aan een tafeltje wat achter in. Voor me zaten de dames in een heftige conversatie. Ik kon het niet helemaal volgen, maar begreep wel dat de echte "die" te laat was en niets van zich liet horen. Een van de dames verklaarde de discussie voor beeindigd door op te merken dat hij, dat ging weer over "die", oud en wijs genoeg was en maar moest bellen. Ze bestelden hun maaltijd en er viel een ongemakkelijke stilte.

Het duurde nog even, mijn eten stond inmiddels voor mij, toen de deur weer open ging en een jongeman, beduidend jonger dan al de dames aan het tafeltje, kwam binnen. Hij had donkere lokken tot over zijn schouder. Die slingerde hij met een hoofdbeweging voor zijn ogen weg en verexcuseerde zich. De dames namen zijn nederigheid met enige moeite aan. hij vertrouwde het nog niet helemaal en ging in de aanval:

"zijn jullie boos op mij?"

Uit drie monden klonken omstandig vergoeilijkende geluiden. Een van hen merkte nadrukkelijk op dat hij wel erg laat was.

Er viel weer een stilte en ondertussen werden de maaltijden van de dames gebracht. De jongeman kreeg een menukaart. De dames wisten dat hij vegetarisch was en maakten dit gezamenlijk aan de chinese dame duidelijk. De jongen wachtte af totdat het weer stil was en gaf zijn bestelling door.

Inmiddels was er een meisje binnen komen lopen. Ze liep op het gezelschap af en boog zich naar de jongen. Deze stond op en liep met het meisje mee naar buiten.

De dames ondergingen deze onverwachte wending met enige gelatenheid. Toen de jongen weer was vertrokken, begon de dame die hem nadrukkelijk op zijn te-laat-zijn had aangesproken, luidkeels haar beklag over de jongen te doen.

De moeder, begreep ik.

De andere dames deelden haar zorgen in verschillende toonaarden.

Daar was hij weer. De stilte viel opnieuw in totdat de jongen zat.

Hij vertelde een heel verhaal. De dames zeiden hem dat hij zich niet schuldig hoefde te voelen. De jongen vertrouwde het weer niet.

" Zijn jullie teleurgesteld in mij?"

De vrouw die ik zijn moederrol had bedacht schudde ontkennend haar hoofd.

"Nee hoor, ik niet."

Dat laatste " ik niet" sprak ze iets te nadrukkelijk uit.

" Waarom kijk je dan zo naar mij?"

" Ik kijk niet verwijtend, alleen maar naar hoe je bent" ,

was het raadselachtige antwoord.

Een andere dame, de oudste in het gezelschap, boog zich naar de jongen en fluisterde vergoeilijkend iets in zijn richting.

"Je moet niet blijven kijken naar de fout, maar samen zoeken naar de oplossing",

zo leerde de jongeman zijn toehoorders.

De moeder had er genoeg van en begon over het eten. De dame tegenover haar verslikte zich op dat moment in een hete peper. Proestend gooide ze haar glas water om. De Chinese dame holde toe en maakte de tafel schoon en liep weg om een ander glas te halen.

De jongen was veilig voor verdere commentaren en begon zwijgend aan zijn eten. De dame naast hem, de jongste van het stel, vertelde ondertussen een heel verhaal waar geen belangstelling voor was: de anderen bekommerden zich om hun benauwde tafelgenote die omstandig zat te hikken en te proesten.

Ik was inmiddels klaar en bestelde nog een kop koffie.

Baarn, op een saaie donderdagavond.

zondag 23 september 2012

een gewone zaterdag



Er waren dagen dat ze volop in het nieuws waren.

Schreeuwerige krantenkoppen. Journalisten die voor een actualiteitenprogramma desnoods tot diep in de nacht het onderzoek op straat volgden. Discussies op de radio. Leden vanuit de Tweede Kamer die met diepe verontwaardiging opriepen tot maatregelen.

Nicky Verstappen, Meindert Tjoelker, Marianne Vaatstra, Janine Smeets, Mariëlla de Geus, Barbra de Jong....

Hun namen komen steeds minder voorbij.

In ieder geval heb ik ze gister, 22 september, nergens gehoord. Niet op de radio, niet op TV, niet in de krant. En als ik niet toevallig in Den Haag was geweest, had ik ook nooit aan hen gedacht.

In Den Haag passeerde ons een stoet. Voorafgegaan door een Schotse Pipe band. Onder de tonen van enkele omfloerste trommen en het klagerige geluid van een doedelzak, volgde een lange, lange rij mensen. Aan beide zijden van de stoet werden spandoeken meegedragen. Op de spandoeken namen.

Heel veel namen.

....Alex Walkier, Aswintha Dijkstra, Bas vd. Weijden, Bert Mijdam, Carmine Barberio, Dario Britvec, Denny Veldwijk, Emad Mitwally, Ilona Németh, Jannes Geuchien Tillema, Jeanny Wagemans, Joël Bastiaens...

En zo ging het maar door. 

Soms hield iemand in de rij, meestal een oudere vrouw, een foto omhoog.

Zichtbaar geen emoties. Strakke gezichten. Starend naar de horizon.

...Barbra de Jong, Brenda Searle, Chiel Maassen, Cornelis Speksnijder, Dyora Bosgra, Eline Hellemons,
Felicita Oostdam, Frank Storm, Froukje Schuitmaker, Jeffery Berends, Jeroen Dekkers, Jeroen Polderman,
Joes Kloppenburg, Linda Rijsbergen, Marcia Wijnen, Marianne Roza, Melissa Ulrich, Nadia van de Ven...


Allemaal slachtoffers van geweld.

Opeens zag ik zijn naam.

Rik Vrolijk.

Ooit onze buurjongen. Doodgestoken, zo'n 15 jaar geleden, bij een stomme ruzie in een kroeg.

Als je op internet zoekt, kom je zijn naam niet meer tegen. Het nieuws kreeg indertijd weinig aandacht. 

Maar iemand heeft zijn naam genoemd. Iemand heeft zijn naam op het spandoek geschreven.

Iemand denkt aan hem.

vrijdag 14 september 2012

Deurbel



De deurbel ging.

Voor me stond een jongeman die me opgewekt aankeek.

Enthousiast begroette hij me. Hij spreidde zelfs zijn armen.

Ik keek hem peinzend aan.

"Volgens mij ga je mij iets verkopen..."

Hij onderbrak zijn vreugdekreten en keek me schalks aan.

"Ik kom u een dienst aanbieden..."

"Dat bedoel ik...doe toch maar liever niet."

Ik glimlachte nog even naar hem en sloot de deur. Vanuit de huiskamer zag ik hem de straat oversteken. Mijn overbuurvrouw was sneller klaar. De deur sloot vrijwel onmiddellijk. Hij liet zijn gespreide armen weer zakken en liep naar het volgende huis. Haar buurman deed de deur slechts op een kier open. De armen van de jongen waren nog maar halverwege, toen de deur alweer was gesloten. Hij liet de moed niet zakken en vervolgde zijn weg verder de huizen langs.

Onze straat kent ongeveer 50 huizen. In dit tempo zou hij binnen het uur alle huizen hebben gehad. Ik vroeg me af of hij ergens überhaupt aan zijn verhaal zou toekomen. Die enkele keer dat ik me heb laten overvallen, ging het om het slijpen van scharen, het vegen van de schoorsteen of koekjes door de scouting gebakken en voor het goede doel verkocht.

Eén keer heb ik me laten overhalen. Een schoorsteenveger en wij hebben een houtkachel. De schoorsteen was al enige tijd niet geveegd. Dus hij zou de volgende ochtend komen.

Natuurlijk, ik kreeg op mijn kop. We bleken een vaste afspraak te hebben met een schoorsteenveger. Die zou over een paar weken langskomen.

Maar goed, ik had de afspraak al gemaakt en de volgende dag stond er een volkomen aftandse en smerige bestelwagen voor de deur. De twee mannen die vervolgens aanbelden, spraken onderling met een onbegrijpelijk zuidelijk accent en lachten grinnikend met hun gedeeltelijk tandeloze monden. De man die de vorige avond voor de deur had gestaan, was nergens te bekennen. Ze liepen door het huis heen naar de zolder. Ze hadden niets bij zich.

Dat vond ik vreemd. Meestal werkt de schoorsteenveger vanuit de huiskamer. En met blote handen veeg je geen schoorsteen. Ik stond dus buiten om naar hun werkzaamheden op het dak te kijken. Dat hadden ze niet in de gaten. Tot mijn verbazing trokken de mannen de dakpannen van hun plaats en trokken er iets onder vandaan en gooiden dit naar beneden. Ik kon nog net op tijd wegspringen. Vervolgens kwam één van hen de trap weer af. Hij grinnikte niet meer en keek bedachtzaam. Hij vroeg me of we wel eens last hadden van lekkage. Dat ontkende ik. Onbegrijpelijk, zo schudde hij zijn hoofd. Hij maakte omstandig duidelijk dat het dak in een zeer slechte conditie was en keek me trouwhartig aan.

"U bedoelt dat stuk dat u net onder een dakpan vandaan heeft getrokken?"

De man viel even stil. Niet lang want hij stak opgelucht zijn hand op. Dat was toevallig. Ze hadden van een klus die ze gister hadden uitgevoerd, nog wat restmateriaal in de auto liggen. Dat was precies wat er nodig was. Voor een zacht prijsje zouden ze het wel voor me fixen.

Bleef mij onduidelijk wat ze nu precies onder die dakpan vandaan hadden getrokken en wat het verband was met het vegen van de schoorsteen.

De man begon nattigheid te voelen.

Mijn vrouw ook. Ze stond nadrukkelijk voor mij in de huiskamer in zicht. Ze schudde langzaam haar hoofd.

Nu begon ook ik nattigheid te voelen.

De boodschap was glashelder. Ik bedankte de man voor het onderzoek maar besloot dat ik toch maar geen gebruik wilde maken van hun diensten.

Hij haalde vermoeid en zuchtend over zoveel domheid zijn schouders op. Er ging een kreet naar boven en even later stommelde zijn collega de trap af.

Met een vette rookpluim uit de uitlaat, reden de twee de straat weer uit.

Mijn vrouw deed er het zwijgen toe. Ze keek me alleen even met opgetrokken wenkbrauwen aan. Ze wees naar de tafel waar het telefoonnummer lag van onze vaste schoorsteenveger. Hierna ging ze verder met het lezen van de krant.

Onze schoorsteenveger kwam nog dezelfde dag even langs.

vrijdag 7 september 2012

Kluizenaar


 

Het gebouw is ruim en modern opgezet en gevuld met redacties, studio's, technische ruimtes, administraties en voorzieningen als een mediacafé en restaurant.Er komt nog een nieuwe huurder bij, dus er moet worden heringericht, verbouwd en verhuisd. Een vleugel van het pand is al vrijgespeeld en wordt voorbereid voor de nieuwe huurder.

Hier liep ik afgelopen week rond met de man die de hele beweging coördineert.

Dit deel van de vleugel was volledig kaal gestript. Er stonden geen wanden meer. 

Behalve helemaal achterin. Daar was nog een kamer.

Voor de kamer stond een hoge stapel verhuisdozen en er waren plastic zakken op een hoop gegooid. De deur van de kamer stond open en harde muziek, iets in de geest van de jaren zeventig, kwam galmend de ruimte in.

Terwijl wij de ruimte doorliepen, kwam er een man de kamer uit. Hij bleef even verbaasd staan kijken en stak toen joviaal zijn hand op naar de man naast mij. We liepen naar hem toe. Ik wierp nieuwsgierig een blik de kamer in en hield verbouwereerd mijn pas in.

De kamer was volledig vol gestapeld met filmblikken, filmrollen, videobanden, cassettebandjes, tijdschriften en ga zo maar door. Er zat geen enkel systeem in, alles lag door elkaar. De kasten langs de wanden stonden open: ze waren onmogelijk te sluiten. Er stond een enorme tafel waarop films konden worden gemonteerd. De tafel was vrijwel volledig bedolven onder banden, tijdschriften en papier. Het raam was nauwelijks zichtbaar: de vensterbanken waren vol gestapeld. Ergens achterin waren twee beeldschermen, op één was een televisieshow uit de jaren zeventig te zien. Dat verklaarde het geluid. 

De man volgde mijn blik en maakte een sprong de puinhoop in. Hij reikte over een stapel tijdschriften heen naar een, voor mij niet zichtbaar apparaat en het geluid stopte. Het beeld bevroor. 

Hij keek me weer aan en maakte een zwaaibeweging over de stapels in zijn kamer.

"Dat moet allemaal worden opgeruimd...ik ben er druk mee..."

Hij had een vriendelijke blik, maar er zat ook iets paniekerigs in zijn houding. 

Hij was op zijn hoede.

Hij keek de projectleider naast me aan en wees naar de stapel dozen en plastic zakken.

"Ik schiet lekker op, maar er moet nog veel gebeuren...ik hoop dat ik nog een paar weken extra krijg?"

"Die stapel voor je deur stond er vorige week ook al, volgens mij..."

De man begon een omstandig verhaal waaruit moest blijken dat hij tijd en handen tekort kwam. En dan was er volgend jaar ook nog eens een jubileum waar hij allerlei ideeën voor had....En hij wilde, voor het eerst in twee jaar, ook nog met vakantie...

Deze man was bezig met een onmogelijke opgave. Opruimen terwijl hij niets kon weggooien; archiveren terwijl hij in chaos het beste gedijdt, grootse ideeën handen en voeten geven terwijl hij als een kluizenaar van alles en iedereen verwijderd is.

We liepen weer verder.

Achter ons ging het geluid weer aan.

Die vakantie zag ik niet gebeuren...

zaterdag 1 september 2012

Passie



Rugby is in Nederland een niet gewaardeerde sport.

Dat is niet zo vreemd. We zijn een voetballand.

Rugby is in veel opzichten een tegenovergestelde:

- spelers respecteren elkaar
- geweld is absoluut taboe
- sportiviteit staat hoog in het vaandel
- na afloop applaudisseren de spelers voor de tegenstander
- ook de scheidsrechter krijgt applaus

Waarschijnlijk vinden Nederlanders de sport te braaf...

Er zijn dan ook niet veel rugbyclubs in Nederland. En als je kinderen besluiten om op rugby te gaan, dan is het raadzaam om een goede auto aan te schaffen.

De competitie bestaat uit een sector "Noord" en een sector "Zuid". Wij wonen in Gouda en de Goudse rugbyclub behoort dan ook afwisselend tot "Noord" of "Zuid". Dat betekent dat je dus in een seizoen het halve land doorrijdt: van Friesland, Drenthe, Utrecht tot diep in Noord Holland of van Middelburg tot Den Bosch en Den Haag tot Breda.

Mijn kinderen besloten alle drie om rugby te spelen.

Ik heb ieder rugbyveld van Nederland gezien.

Meestal modderige velden. Zeker in de herfst.

Een rugbywedstrijd wordt nooit afgelast. Tenzij de vorst een centimeter of 15 in de grond zit. In die periode moest ik mijn auto vaker van binnen dan van buiten schoonmaken: kilo's zand en aarde heb ik verwijderd.

Mijn oudste dochter was altijd al de meest fanatieke. Als 8-jarige dribbelde ze al over een rugbyveld. Toen ze 17 was vertrok ze naar een Leidse club met een damesteam. Ze was de jongste. Een jaar later maakte ze deel uit van het Nederlandse team.

Op haar 22e vertrok ze met haar vriend, ook een fanatiek rugbyspeler, naar Nieuw Zeeland. Hier speelden ze een jaar mee in de competitie. Een jaar later vertrokken ze naar Australië.

En nu heeft ze met haar team een belangrijk kampioenschap gewonnen. Ze werd "woman of the match". Een rugbytraditie waarmee de speler wordt gehuldigd die het spel het meest heeft beïnvloed. Ook werd ze "forward of the year".

En dat begon 14 jaar geleden op een modderig veldje ergens in Nederland. Met als enig publiek de vaders en moeders die de gasten hadden gereden. Soms in de stromende regen. Of in bittere kou.

Ze komt binnenkort terug naar Nederland.

Geen ontvangst door de koningin. Geen huldiging op het bordes van het stadhuis. Geen onderscheidingen.

Het zal haar worst wezen.

Ze heeft genoten.

Dat heet passie.

woensdag 29 augustus 2012

Lachen...



Mijn mobiele telefoon ging afgelopen week kapot. Hij maakte geen contact meer met ons thuisnetwerk; om het aanraakscherm te bewerken had ik inmiddels de kracht van een olifant nodig en, dat was vervelender, telefoontjes kwamen nogal eens niet meer door. Ik moest dus naar de telefoonwinkel.

Bij binnenkomst bleken beide verkopers bezig. Eén was verwikkeld in een, zo te horen, ingewikkeld gesprek over abonnementen en technische snufjes, de ander hielp een dame.

Ze was, zo schatte ik, ergens rond de 40. Het lange, blonde haar opgestoken en goedlachs.

Die lach ging op een gegeven ogenblik irriteren.

Maar dat komt ook omdat ik niet van wachten hou.

En het duurde lang.

Erg lang.

De aanleiding was mij niet duidelijk, maar er moest een nieuwe telefoon komen. Na langdurig over en weer gemompel boven een computerscherm, draaide de dame zich om en concludeerde dat ze maar op zoek moest.

Tot verbijstering van de verkoper, begon ze in hoog tempo aan de uitgestalde telefoons te trekken. Ze waren allemaal door een elastische draad verbonden met de plank waarop ze lagen uitgestald, zodat haar abrupte getrek als gevolg had dat de telefoons met een flinke klap weer terugkeerden op de plank. Dit ging niet erg helpen in het maken van een keuze. Dat realiseerde ze zichzelf ook.

Ze keek de verkoper wat hulpeloos aan.

En ze lachte maar weer eens.

Haha, dat was leuk.

De verkoper probeerde de ingestudeerde openingsvraag:

"Waar gebruikt u de telefoon voor?"

Pffffffff.

Ze lachte.

Waar gebruik je een telefoon voor.

Ze draaide zich om naar een volgende plank en staarde besluiteloos naar de overdaad van uitgestalde toestellen.

"Mijn vorige telefoon was wit..."

De verkoper maakte duidelijk dat de meeste modellen ook in het wit verkrijgbaar waren, die lagen alleen niet uitgestald.

Hij pakte een toestel, maar de dame gunde die geen blik waardig. Ze pakte zelf er zelf ook één.

"Wat is dit?"

De verkoper begon zijn praatje. Ze luisterde met gefronste wenkbrauwen en begon te lachen...

"Ik ben een echte Samsung-freak....dat zie je zeker wel...."

Verbaasd keek ik naar de vrouw. Ik kon niets aan haar ontdekken wat haar voorliefde voor dit merk aan ons moest duidelijk maken.

De andere verkoper moest nog steeds dieper in detail met de klant die h-e-e-l  v-e-e-l verstand had van mobiele telefoons en abonnementen. Hij keek er bijzonder ernstig bij. De verkoper toch wat wanhopig. Maar hij hield moedig stand.

Inmiddels waren twee klanten na mij binnengekomen en ook alweer vertrokken. Ik aarzelde. Op één of andere manier was ik gevoelsmatig een grens gepasseerd dat ik de winkel weer kon uitlopen. Je zou het precies zien, op het moment dat ik weer op straat zou staan, zou één van de beide verkopers tijd hebben. Maar dan zou er natuurlijk net opnieuw een klant voor mij zijn binnen gekomen.

Leer mij de wet van Murphy kennen.

De vrouw bedacht zich nog iets:

"Ik hou niet zo van een groot scherm..."

De verkoper had nu twee belangrijke aanwijzingen: een merk en een niet te groot scherm. En wit, die vergeet ik bijna.

Hij wist genoeg en pakte nu kordaat de regie.

De vrouw hield op met telefoons beetpakken, ronddraaien en lachen en zocht de verkoper weer op. Die hield met overtuigende gebaren een pleidooi voor een toestel dat hij in zijn handen had genomen.

De vrouw spartelde niet meer tegen.

Nu moest er nog een heleboel papierwerk worden doorgeploegd.

De andere verkoper liep voor de zoveelste keer naar een ruimte achter de winkel. De klant keek met toegeknepen ogen voldaan de winkel rond. Zijn blik bleef op mij hangen.

Goh, nog een klant.

De vrouw was met haar verkoper weer achter een computerscherm gekropen. Er moesten nog heel veel vragen worden gesteld.

In de tussentijd waren er weer klanten binnen gekomen. Ze keken mij onderzoekend aan. Ik probeerde neutraal te kijken. Dat hielp. Ze besloten dat ze konden wachten.

De vrouw was weer begonnen met lachen.

Dat beschouwde ik deze keer als een goed teken.

En dat klopte.

Ook de verkoper lachte.

En er gebeurde een wonder.

Uit een deur achter in de winkel kwam een derde verkoper de zaak binnen.

Toen kon ik ook lachen.

vrijdag 24 augustus 2012

Rotding



Ik moest even wachten op mijn beurt en hoorde het gesprek onbedoeld aan.

De plaats van handeling: een winkel voor huishoudelijke apparaten.

Zo'n winkel die bij de inwoners van Gouda als "goed" bekend staat. Vriendelijke verkopers, goede service, eigen reparatie-afdeling en, als je een ingewikkeld apparaat koopt, komen zij deze voor je installeren. Hier betaal je ook voor. Het winkelpubliek bestaat dan ook voornamelijk uit oudere mensen.

Daar stond ik.

De man voor me had zijn scootmobiel op de parkeerplaats gezet. Met behulp van een stevige stok was hij de winkel binnen gelopen. Hij was ontevreden. Het was nu voor de derde keer dat hij terug moest met zijn scheerapparaat. Nog geen jaar oud.

Rotding.

De verkoper probeerde te achterhalen wat er precies aan de hand was. Het apparaat viel uit. Niet altijd, maar toch wel met enige regelmaat. De volgende dag deed hij het meestal wel weer. Maar toch.

Het was een raadsel.

"U laadt hem wel voldoende en regelmatig op?"

De man keek de verkoper niet begrijpend aan. Opladen?

De verkoper legde rustig uit. Als je de stekker in het stopcontact doet, laadt de accu van het scheerapparaat op. Als je dat niet regelmatig doet, raakt de accu leeg en dan doet hij het niet meer.

De man schudde verontwaardigd zijn hoofd.

"Dat doe ik nooit...ik doe altijd de stekker in het stopcontact als ik me ga scheren..."

"En als u klaar bent, haalt u de stekker er weer uit", begreep de verkoper.

Natuurlijk.

De oude baas keek de verkoper geamuseerd aan.

De verkoper haalde diep adem. Hij deed opnieuw een poging om de man uit te leggen dat moderne scheerapparaten anders werken: je steekt de stekker alleen nog in het stopcontact om de accu op te laden. Hierna gebruik je het apparaat zonder gebruik te maken van electriciteit.

De oude baas keek de verkoper ingespannen aan. Toen begon hij zijn hoofd te schudden. De verkoper stopte afwachtend met zijn verhaal.

"Luister, er zit gewoon een snoer aan dit scheerapparaat. Als ik de stekker in het stopcontact steek, doet hij het gewoon. Meestal...mijn probleem is dat hij soms uitvalt."

De verkoper kreeg een geweldige inval.

"U bent, meen ik, komen aanrijden op een electromobiel?"

De man knikte, niet begrijpend, bevestigend.

"Die moet u 's avonds opladen door een stekker in het stopcontact te steken, nietwaar?"

Wederom knikte de man.

"Maar, als u 's ochtends wegrijdt, haalt u de stekker uit het stopcontact...en u gebruikt de scootmobiel zonder electriciteitssnoer..."

De man begon te lachen. Stel je voor, een scootmobiel die rijdt door een verlengsnoer, dat zou wat zijn...

De verkoper wachtte geduldig tot het kwartje viel.

Dat viel niet.

De man bleef de verkoper vragend aankijken.

De verkoper gaf het op. Hij keek nog eens met een kennersblik naar het scheerapparaat.

"U wilt dat we het toestel nog een keer nakijken?"

De man was opgelucht, eindelijk werd hij begrepen. Omstandig vertelde hij nog een keer over zijn klacht. En dat hij voor de derde keer dit jaar met dezelfde klacht terug moest naar de winkel.

Rotding.

dinsdag 21 augustus 2012

Red een kaas



Het is vrijwel onmogelijk dat u er niet van heeft gehoord.

Red een kaas.

Hoe?

Jawel, red een kaas...

In het kort: dit voorjaar werd Noord Italië getroffen door enkele rampzalige aardbevingen. Het effect was dramatisch: huizen, werkplaatsen, kerken, wegen, spoorwegen, telefoonlijnen, rioleringen, ze raakten beschadigd of zelfs verwoest. Er vielen slachtoffers...

Kortom, een menselijk drama.

Eén van de getroffen groepen waren de kaasboeren. In de streek wordt de Parmezaanse kaas gemaakt. U weet wel, die smaakvolle, harde kaas. Smaakvol door haar leeftijd, ongeveer 2 jaar, waardoor de zoutkristallen knisperend je smaakpapillen beroeren. Deze kazen worden bewaard in enorme magazijnen. Daar rijpen ze.

En veel van die magazijnen zijn verwoest. De stellingen met kazen waren omgevallen, de kazen eruit gerold. De kazen waren gescheurd, gebroken en lagen op de grond. Ze waren onverkoopbaar geworden. Een drama voor de kaasboeren.

Dan maak je toch gewoon nieuwe kazen?

Zeker, maar dat duurt dan weer twee jaar voordat ze verkoopbaar zijn.

Een somber vooruitzicht, naast alle ellende die de mensen al had getroffen.

Twee Nederlandse ondernemers trokken zich het lot van de boeren aan. Ze begonnen spontaan de actie "Red een kaas". Simpel, je kon via hen voor € 25 anderhalve kilo kaas kopen. Zij haalden die naar Nederland. Zorgden ervoor dat de kaas in drie handzame stukken was verdeeld en bovendien ook nog vacuüm verpakt.

De belangstelling was overweldigend. Ruim 8.000 Nederlanders kochten samen 12.000 kilo kaas.

Voor een spontane actie van twee man, wordt het zo wel een flinke organisatie. Maar ze hebben het gedaan. Ze vonden op de landgoedfair op Heerlijkheid Mariënwaerd in Beesd ruimte om de kazen uit te delen aan de kopers. Deze kopers kregen ook nog eens gratis toegang tot de fair.

Wij waren er.

En het was een feestje. In de zomerzon op een prachtig landgoed stonden overal smaakvolle stands ingericht. Er was eten, er was drinken en er was kaas. Parmezaanse kaas.

Ondanks de enorme drukte, liep niemand elkaar in de weg. De organisatie wist steeds de gang er in te houden.

Na enkele uren vertrokken we weer met drie kilo kaas, een flesje Balsamico en met een opgewekt gemoed.

Er was ook kritiek.

Er waren mensen die niet in staat waren om naar de fair te komen.
Er waren mensen die thuis zijn begonnen om de kaas te wegen en concludeerden dat ze soms wel 3 ons minder hadden gekregen!

Geheel in stijl werd dat dan ook volop gemeld op de verschillende sociale media. En daar ontstond natuurlijk het beroemde "zwaan-kleef-aan-effect".

Maar volgens mij ging het erom dat mensen in het rampgebied konden worden geholpen. Niet om voor een dubbeltje op de eerste rij te kunnen zitten.

Een druppel op de gloeiende plaat?

Zeker.

Maar je zal maar op die gloeiende plaat zitten...

http://redeenkaas.nl/

maandag 23 juli 2012

Beauty is in the eye of the beholder...



Eén van de mooiste attracties in Parijs is de Mona Lisa.

Alhoewel ze kan strijden om deze eer met de Venus van Milo.

Gelukkig staan beide dames in het Louvre. Wel een flink stuk van elkaar verwijderd want anders wordt het haat en nijd tussen beiden.

Ze verschillen nogal in leeftijd, ruim 1600 jaar, maar dat doet niets af aan de status van schoonheid die beiden omkranst. Ze hebben wel verschillende wapens, de één verleidt ons met een wat geheimzinnige glimlach, de ander gooit vrij plompverloren haar borsten in de strijd. Het effect is hetzelfde, enorme menigten bijna hysterische bewonderaars drommen zich voor hen en staren naar ze. Soms staat er een gids bij die, volstrekt zinloos, probeert nog iets over hun achtergronden te vertellen.

Niemand luistert.

Vrijwel iedereen houdt een fototoestel, GSM of, sinds enkele jaren een Ipad of andere tablet omhoog en fotografeert de dame in kwestie. Zoals zowel Mona als Venus al ettelijke miljoenen keren gefotografeerd moet zijn en deze foto's zijn massaal en gratis van internet te plukken. Toch maakt vrijwel iedereen zijn eigen foto.

Het liefste met iemand ervoor: moeder, vrouw, vriendin.

Zodat thuis nog eens stiekum kan worden beoordeeld op welke punten het gefotografeerde eigen object van liefde faalt ten opzichte van de eeuwige schone.

Stiekum, want hardop zal steeds worden geroepen dat hij toch liever zijn eigen vrouw of vriendin heeft of dat zijn moeder er nog altijd een stuk beter uitziet.

Leugenaars.

Want dat is waar het toch de meesten om gaat. Mooi is dat zichtbaar bij Venus. Een beeld. Driedimensionaal. Je kan er dus omheen lopen.

Doet niemand.

Iedereen staat aan de voorzijde.

De kunstenaar, die haar creëerde, had haar net zo goed kunnen tekenen. Had hem een heleboel moeite bespaard. Niemand is geïnteresseerd in de achterzijde. Alhoewel die ook zeker het bekijken waard is.

Maar dat vind ik.

Een paar dagen voordat ik naar het Louvre ging, hoorde ik op de radio dat enkele Italiaanse archeologen
het, naar hun overtuiging, lichaam hadden gevonden van de vrouw die ooit voor Leonardo da Vinci had geposeerd. Dat schilderij zou uiteindelijk als "Mona Lisa" of "La Joconde" de sterrenstatus verwerven.

Die arme archeologen hebben er niets van begrepen.

Dat interesseert geen hond. Mona Lisa heeft h-e-l-e-m-a-a-l niets meer te maken met de dame die ooit voor haar model heeft gestaan. Al was het de koningin van Sheba of de hoer van Babylon geweest, Mona Lisa is de Mona Lisa. En niemand anders.

Het ergste was nog dat ze erbij vermelden dat vlakbij het skelet van deze dame, de restanten van haar kinderen lagen. In een klooster....

De Mona Lisa heeft geen kinderen en heeft al helemaal niets met een klooster te maken.

Stiekum denk ik: "Wat als het schilderij van de Mona Lisa nu eens hangt tussen die honderden, overigens prachtige schilderijen in de Italiaanse zalen van het Louvre?"

Zou dan iemand van die dagelijkse horde haar hebben opgemerkt?

Ik weet het zeker: die ene die haar opmerkt, is ook degene die beslist anders naar zijn geliefde kijkt.

Die vergelijkt niet maar kijkt... en ziet....

Kafka op zijn Frans is een vriendelijke lokettiste



De afgelopen dagen was ik met één van mijn dochters in Parijs.

Het waren aangename dagen.

Daarover gaat dit bericht niet. Toch is de opmerking dat ik in Parijs was van belang. In Parijs heb je namelijk het vraagstuk van vervoer.

Parijs is een grote stad.

Ze heeft ook een uitgebreid metronetwerk. Voor een toerist is de metro dan ook al snel het uitgesproken antwoord op het vervoersprobleem. En voor toeristen hebben ze iets bedacht. Een metrokaartje dat 2, 3, 4 of 5 dagen geldig is. Natuurlijk afhankelijk van het aantal dagen dat je in de stad verblijft.

De kaartjes zijn verkrijgbaar aan een loket waarboven "Information et tickets", staat. Je kan ze ook uit de muur trekken met behulp van je creditkaart. Dat is blijkbaar een ingewikkelde procedure want er gaat nogal eens iets fout. Ik heb toeristen wanhopig zien worden achter de machine: kaart ingeslikt of de procedure moest voor de 4e keer over of...Eromheen staan behulpzame jongemensen met een shirt waarop "service" staat. Zij helpen maar weten het ook niet altijd.

Ik stond het spektakel even te bekijken en besloot tot het face-to-face contact: het loket. Dat leek me een veiliger optie. Want om nu op de eerste dag van je verblijf je creditkaart al kwijt te raken...

Dit bleek een boeiende keuze. De rij was immens. Van de 4 loketten was er eentje open. Hierachter zat een vriendelijke dame die zich, in al het gemopper, geleuter en onverstaanbare koeterwaals van mensen uit alle gebiedsdelen van de wereld, haar humeur niet liet bederven.

Voor ons had zich een exotische groep mensen verzameld: Indiërs, Afrikanen, Amerikanen, Nederlanders en zelfs Fransen. Niemand, behalve natuurlijk de Fransen, sprak Frans en de dame achter het loket sprak uitsluitend Frans. Van sommigen betwijfelde ik of de vraag wel over de metro ging. De dame achter het loket probeerde dan proestend iets duidelijk te maken, met behulp van foldertjes, geschreven teksten en getallen, handgebaren aan de verbijsterde toerist voor haar loket. Die keek dan bedremmeld om zich heen. In het ongunstigste geval schoot een familielid die buiten de rij stond, te hulp. De verwarring werd dan alleen maar groter, waarop nog meer familieleden toeschoten. Op de één of andere manier lukte het de dame achter het loket steeds om tot een bevredigende afronding van de chaos te komen en vertrok het hele span de duistere diepten van het metrostelsel in.

De Fransen in de rij stoorden zich. Om de één of andere reden is het voor hen een onbegrijpelijk gegeven dat er mensen op de aardbol zijn die geen Frans spreken en die toch Parijs willen bezoeken. Die zouden zelfs inburgeringscursussen voor toeristen willen. Met rollende ogen en grootse gebaren bekritiseerden ze het gedoe in de rij voor hen.

Soms gaf iemand het op. Meestal besloot zo iemand om dan toch maar de gok van de automaat te wagen. Deze rij was beduidend korter, maar de wachttijd was zonder enige twijfel veel langer. De mens is echter nogal eens verrassend bewust kortzichtig. De kortere rij bleek dan een sterkere impuls te geven dan de waarneming dat de wachttijd duidelijk langer was. Maar goed, je hoorde mij niet klagen als weer iemand door de knieën ging: welgemoed schoven mijn dochter en ik naar voren.

Opeens leek er een kink in de kabel te komen.

De dame achter het loket stond op. Even later kwam ze een deur zijwaarts het loket uit. Ze sloot de deur omstandig en met een brede lach op haar gezicht liep ze langs de rij naar achteren. Ze verdween in een donkere gang en was weg. Verschwunden. Gone.

Haar stoel was leeg. Het loket onbemand.

We stonden wat ongemakkelijk om ons heen te kijken. De concurrerende rij voor de automaat werd toch weer aantrekkelijker. De mensen hier konden een glimlach duidelijk niet onderdrukken.

Kijk, het was toch weer iemand gelukt om een kaartje tevoorschijn te toveren.

Ik keek mijn dochter aan. Ik besloot optimistisch te blijven.

"Ze is vast even naar het toilet."

"Of lunchen", merkte mijn dochter op die soms meer wereldwijsheid heeft dan ik.

"Of lunchen", dacht ik somber en realiseerde me dat de lunch in deze contreien een uitgebreid ritueel is.

Tot mijn opluchting hoorde ik achter mij uit het duister een alreeds bekend gerinkel van een enorme sleutelbos. Daar was ze weer. Onze lokettiste. Onze heldin. Als een olympisch kampioen liep ze weer breed lachend langs de rij naar haar loket.

En daar gingen we weer.

Wij waren nu snel aan de beurt. Eerst nog even de bozige Franse dames voor ons. Verongelijkt bediscussieerden ze hun ongenoegen met de dame achter het loket. Zelfs deze zuurpruimen konden haar humeur niet beïnvloeden. Ze wimpelde ze duidelijk af.

Vervolgens kon ik mijn vraag stellen. Ze had mijn verhaal helemaal niet nodig. Ze pakte de kaartjes en vroeg nog even voor hoeveel dagen. Trois, zei ik in mijn beste Frans. Het was gebeurt. We draaiden ons om en liepen langs de nog steeds immense rij.

Parijs lag aan onze voeten....

maandag 16 juli 2012

Sick Building



Enige weken schrokken de medewerkers van rijkswaterstaat in het gebouw aan de A12 in Utrecht op. Alles begon te trillen. Kopjes vielen van tafel. Sommigen meldden een geluid alsof er een harde knal klonk. De mensen verlieten zo snel mogelijk het gebouw en eenmaal veilig buiten begon het Grote Gissen. Wat was er gebeurt? Was het gebouw nog wel veilig?

Het gebouw uit 1973 kent een enerverende geschiedenis. Na oplevering bleek het al snel een schoolvoorbeeld van een "sick building". Het binnenklimaat was onregelbaar slecht, de gevel lekte en ook de brandveiligheid was slechts matig. Het besluit om te slopen liet uiteraard nog wel enkele decennia op zich wachten: een te snelle afschrijving kost nu eenmaal geld. Veel geld. Na de eeuwwisseling werd sloop een serieuze optie.

Totdat de rijksgebouwendienst modellen onder ogen kreeg die het gebouw door een spectaculaire renovatie weer een geheel nieuw leven zou inblazen.

Alzo werd besloten.

Het bestaande gebouw werd ingrijpend onder handen genomen. De technische hoogstandjes zijn bijna niet kort samen te vatten. Het mocht blijkbaar wat kosten. Er kwamen klimaatzones, er kwam biodynamische verlichting, voor de gevel werd een tweede huid gespannen zodat de ramen gewoon open konden, door het gehele gebouw werden aanpassingen doorgevoerd: serres, vides, binnentuinen. Alles was gericht op licht, ruimte en comfort.

En het moet gezegd: het werd een succes.

Van "Sick Builing" werd het een prijzenwinnaar. Van over de gehele wereld kwamen belangstellenden het gebouw bewonderen nadat het in 2007 haar deuren had geopend.

Tot die klap. En die trillingen.

En niemand die weet wat de oorzaak is geweest.

Wat de gevolgen kunnen zijn.

Iemand moet op enig moment een besluit nemen.

Slopen of niet?

maandag 9 juli 2012

Wijkverplegingblues




Haar grootste probleem is haar gewicht. Van daaruit ontwikkelde zich tal van andere problemen: de knieën kapot, suikerziekte en ga zo maar door. Het gevolg is uiteindelijk dat ze niet meer zelfstandig haar bed uit kan komen.

Daarom komt de wijkverpleegkundige.

Die helpt haar met een tillift uit haar bed en zorgt dat ze een paar keer per week onder de douche kan.

Verder is ze geheel afhankelijk van haar man.

Ook niet de lichtste en een notoire alcoholist. Al jaren. Een moeilijke man die gluurt naar de wijkzuster en het leuk vindt om haar aan het schrikken te maken. Dan komt hij opeens uit een donkere kamer en staat dan pal voor haar. Als hij gedronken heeft is hij kwaaïg. Dan kan hij schelden.

Vroeger sloeg hij zijn vrouw nog wel eens, maar dat doet hij niet zo vaak meer.

Het huis vervuilt. Daar kan de huishoudelijk hulp, die één keer per week komt, niet tegen op werken. Op de vloer kleeft het door de etensresten en in het hele huis hang een weeïge, penetrante geur. Ongeveer zoals een vuilnisbak ruikt die een paar dagen in de volle zon heeft gestaan. Maar dan 24 uur per dag. Zeven dagen per week.

Schreeuwend vanuit haar bed, probeert ze nog wat orde in de chaos te houden. Maar haar man luistert al lang niet meer naar haar. Soms schreeuwt hij terug, maar over het algemeen zwijgt hij. En hij drinkt zijn bier. En nog maar één. En nog maar één.

De kinderen komen nog maar nauwelijks. Afwisselend hebben ze ruzie met vader of met moeder of met allebei.

Ze kijkt tv of bladert in een puzzelboekje. Maar eigenlijk let ze nergens meer op. Ze wacht. Op de hulp. Op de wijkverpleegkundige.

Mijn vrouw is één van die wijkverpleegkundigen.

Afgelopen week werd ze midden in de nacht gebeld. Ze had bereikbaarheidsdienst. Vandaar.

Of ze kon komen. De vrouw had een luide bons in de kamer van haar man gehoord. Hierna was het stil geworden. Hij reageerde niet op haar roepen. Ze was bang dat hij was gevallen. En niet meer overeind kon komen.

Mijn vrouw stapte uit bed en reed naar hen toe.

De man lag aangekleed op zijn bed. Hij rook naar de alcohol en was ongewassen. Verder was er niets aan de hand.

Dat wil zeggen. Hij was niet gewond.

De volgende ochtend moest mijn vrouw alweer om 8.00 uur bij de eerste cliënt zijn. Een vriendelijke, bejaarde dame die over niet al te lange tijd zal overlijden. Met kind noch kraai. Van wie de wijkverpleegkundigen waarschijnlijk de enigen op de begrafenis zullen zijn.

donderdag 28 juni 2012

Een stuwende kracht



Als ik mij goed herinner is Rob Oudkerk er ooit mee begonnen.

Behalve Marokkaanse jongetjes, werden ook de managers in de gezondheidszorg door hem in de verdachtenbank geplaatst. Het bleek een vruchtbare bodem.

Managers, bestuurders, toezichthouders, allemaal maken ze zich schuldig aan incompententie, graaigedrag, onverschilligheid en zo kan ik het lijstje nog wel even doorzetten. Het thema werd warm omarmd door vele kamerleden, staatssecretarissen, ministers en natuurlijk het journaille.

Tegelijkertijd beleefde de professional, de hardwerkende dokter en (wijk)verpleegkundige een herwaardering. Zij waren immers altijd het slachtoffer geworden van die kleilaag van managers en bestuurders. Zij moesten worden bevrijd.

En in tweedimensionale omgevingen, krant en televisie, doet zo'n zwart/wit tegenstelling het altijd goed. Je hebt "good" en je hebt "bad" guys. Dat iedere nuance zo langzamerhand verloren is gegaan, ontgaat vrijwel niemand, maar wat doe je er aan?

Laat ik helder zijn.

Dat we in ons zorgland te kampen hebben met falende bestuurders en managers met weinig visie, is evident. Ook is hun hemd vaak nader dan de rok. Niets menselijks is hen vreemd. Dat toezichthouders vaak hebben verzuimd om hun bestuurder kritisch te benaderen en te vaak teveel meebewogen, de voorbeelden zijn helaas zonder al te diepgaand onderzoek op tafel te krijgen.

Dus we hebben de oplossing bijna gevonden: een zwarte lijst. Als we nu maar precies bijhouden welke bestuurders hebben gefaald, dan sluiten we hen uit van het systeem en zullen de problemen al snel weer verleden tijd zijn.

Een zwarte lijst?

Ik werk al ruim 30 jaar in de zorg. Het is een klein wereldje. Iedereen kent iedereen. Een bestuurder die in de ene organisatie hard onderuit ging, zie je regelmatig op een andere plek weer terugkomen.

En laten we eerlijk zijn...

het is niet gezegd dat zo'n bestuurder per definitie er opnieuw een potje van maakt....

Soms heeft iemand ook een nieuwe kans nodig.

En soms is dat heel onverstandig.

Daar heb je nu precies een raad van toezicht voor nodig die een dergelijke afweging maakt.

Dus, wanneer zet je iemand op zo'n zwarte lijst?

Waarom eigenlijk een zwarte lijst?

Omdat we het niet meer vertrouwen. We vertrouwen die raden van toezicht niet meer. We vertrouwen de bestuurders niet meer. We vertrouwen managers niet meer.

We kiezen dus voor maatregelen die voortkomen uit wantrouwen. We willen controle, we willen transparantie, we willen openheid...mooie termen die vaak moeten verhullen dat we die ander diep wantrouwen.

Pleit ik dan voor achterkamertjes en het "old boys network"?

Nee zeg, ik schrik er van. Ik gruw daarvan.

Ik pleit voor een andere benadering.

Vertrouwen.

Volgens mij moet de spiraal worden doorbroken. Wanneer de focus ligt op wantrouwen, dan zullen de voorbeelden zich opstapelen en we weten van gekkigheid niet meer welke regels en maatregelen we nog zullen moeten verzinnen om de menselijke factor uit te kunnen schakelen. Met de toename van regels moet er meer worden gecontroleerd en bovendien, een veelheid van regels werkt vervreemding in de hand. Paradoxaal effect is dat een toename van regels ook meer management vraagt: iemand moet bewaken dat de regels worden nageleefd. Of de professional klaagt: de veelheid van regels bedelft haar werk onder bureaucratische rompslomp.

Vertrouwen.

Dat vraagt lef. Iemand weer een kans geven. Iemand de ruimte geven om zelf oplossingen te bedenken. Soms even achterover leunen en zien wat er gebeurt. Dat vraagt lef.

We zoeken dus moedige bestuurders en moedige toezichthouders.

Vertrouwen.

Dat vraagt een zekere dwarsheid. Niet iedere vraagstuk vanuit een tweedimensionale wereld willen oplossen. De wereld van de statistiek en managementinformatie loslaten en de werkvloer opzoeken. Een dialoog aangaan. Dat vraagt ontregelen. Ontregelaars zijn niet populair. Ontregelen is eng. We willen graag duidelijkheid.

We vragen dus bestuurders die dwarsligger durven zijn. Toezichthouders die soms met hun volle persoon voor een gemakkelijke oplossing gaan liggen.

Vertrouwen.

Dat betekent ook openheid. Gewoon, omdat je vindt dat het zo hoort. Zo ga je immers met elkaar om. Niet omdat er regels over zijn of een inspectie dreigt. Je medewerkers weten waar je mee bezig bent. Dat geeft namelijk vertrouwen. Dan schrijven we gewoon een rapportage omdat we ons willen verantwoorden. We gaan om met gemeenschapsgeld. Daar willen we zorgvuldig mee omgaan en iedereen mag daar iets van vinden.

We vragen dus bestuurders die open durven zijn. Ook als het een keer niet goed ging. Toezichthouders die hier met open vizier mee om durven gaan. En soms ook gewoon voor die bestuurder durven te gaan staan.

Is hiermee alles gezegd? Nee, er moet veel gebeuren. De samenleving vergrijst, de medewerkers vergrijzen, de kosten nemen alleen nog maar toe. Vraagstukken genoeg. Vraagstukken waar we elkaar hard bij nodig zullen hebben. Toezichthouder, professional, bestuurder, zorgvrager, kamerlid.

Vertrouwen is niet de oplossing, wel de stuwende kracht.

maandag 25 juni 2012

Een hondenleven

De honden, vanaf links: Siep, Djabba, Bono


Hij was vrijwel blind. Zijn ogen waren permanent ontstoken. Hij had geen kracht meer en struikelde over iedere drempel. Of hij viel spontaan om. En hij had zijn blaas niet meer onder controle.
Hij was veertien jaar oud.

Bono, onze hond.

Vanmiddag om 15.30 uur was het afgelopen.

Hij was de zwakste van het hele nest. Als er melk kon worden gedronken, werd hij door alle wriemelende hondelijfjes steevast naar achter gedrongen. Hij stond dan maar een beetje te wachten of er nog iets voor hem overschoot. Uiteindelijk heeft hij het van al zijn broertjes en zusjes het langste vol gehouden.

Bono was nog maar een klein half jaar bij ons, toen we werden gebeld. Een zusje van Bono was in Woerden terecht gekomen. Onder het mom van een allergie moest ze daar weer vertrekken. Of wij plaats hadden.

Daar kwam Djabba. In dat halve jaar was ze goed verpest: ze sprong op tafel, gebruikte de huiskamer als uitlaatplaats, luisterde op geen enkele manier en ze was angstig. Bono heeft haar opgevoed. Hij kalmeerde haar en leerde haar hoe een hond zich in een mensengezin hoort te gedragen.

Ze werden onafscheidelijk.

Ze jaagden samen. Bono sprong in het water en zwom de sloot door. De verschrikte eenden vlogen de kant op, waar Djabba ze tussen het riet stond op te wachten. Ze hebben nooit een eend te pakken gekregen.

Ze speelden samen. Djabba was het meest gehaaid. Als we een flinke stok gooiden, was Djabba er als eerste bij. Ze holde zo snel ze kon weg, maar de stok was meestal te zwaar. Bono greep dan het andere uiteinde van de stok en samen holden ze zo verder. je moest wel oppassen, ze liepen je compleet omver als ze zo bezig waren.

Ze hielpen elkaar. Toen we, tijdens een wandeling door de bergen, met de kinderen en de honden, werden overvallen door een groots onweer en zware hagelstenen, krulden de beide hondenlijven zich in elkaar en beschermden ze elkaar.

Vijf jaar geleden werd Djabba ziek. Ongeneesbaar. Haar dood betekende voor Bono dat voor hem de ouderdom zich had ingezet. Onze derde hond, toen nog maar enkele maanden bij ons, Siep, had nooit geleerd te spelen. Het was dus over met spelletjes. Bono werd van toen af aan een oude hond.

Siep is een voormalige fokhond. Toen ze economisch waardeloos was geworden, werd ze naar een dierenasiel gebracht. Tot die tijd had ze achter elkaar nesten jonge hondjes geworpen. Nog steeds moet Siep niets hebben van puppen: ze blaft ze weg of loopt voor ze weg.

Siep had ook nog nooit in een gezin geleefd. Bono heeft het haar geleerd. Hij kalmeerde haar. Dat is goed gelukt. Eigenlijk is slapen het enige dat Siep met overgave doet. Als ze tenminste niet eet.

Dan hebben we ook nog even Blondie gehad. Een Belgische schone, ook een voormalige fokhond. Ze werd aangetroffen in een schuur zonder daglicht, met nog ruim 100 andere honden. Daar leefden ze, in een permanent donker op een betonnen vloer. Toen ze werden bevrijd, moesten de meeste honden direct worden afgemaakt omdat ze in een te slechte conditie waren. Blondie werd geheel kaal geschoren omdat het vuil met sop niet uit haar vacht was te verwijderen. Ze haalde het maar net. Na enkele weken haalden wij haar op. Een angstige, gestoorde hond. Bono nam haar onder zijn hoede. Hij kalmeerde haar, alhoewel ze altijd nerveus bleef.

Blondie bleek al snel ziek te zijn. Ze werd dan ook niet erg oud.

Bono was er steeds bij. Veertien jaar lang. Hij hoorde er gewoon bij.

Vanmiddag was het dan afgelopen.

Om 15.30 uur.

En Siep? Die ligt gewoon te slapen.

vrijdag 22 juni 2012

Een dame van stand.




Aan het einde van haar leven draaide de wereld sneller dan zij kon bijbenen. Electriciteit had zijn intrede gedaan, evenals auto's en de telefoon en telegraaf.

Ze moest er niets van weten.

Haar huis werd verlicht door kaarsen.

Goudse kaarsen.

Ze reisde met een koets, voortgetrokken door één of meer paarden. En als ze contact met iemand wilde, zocht ze hem of haar wel op of schreef een brief.

Ze was er overigens aan gewend dat de mensen haar opzochten. Dat waren ze wel aan haar en haar familie verplicht.

Pauline Maria le Fevre de Montigny Bisdom van Vliet.

Die enorme rij van namen wijzen op een gegoede komaf, maar konden niet verhullen dat de familie geen adellijke rechten kende. Toch leefden ze generaties lang als de machtigen van Haastrecht: de familie leverde van 1730 tot het eind van de 19e eeuw de burgemeester. Ze bezat landerijen, boerderijen, fabrieken, handelshuizen en ga zo maar door. Uiteraard in Haastrecht, Gouda en directe omgeving, maar verder door vrijwel heel Nederland.

Pauline was de laatste telg. Na haar stierf de familie uit. Ze woonde bijna veertig jaar in haar enorme landhuis aan de rand van Haastrecht. Ze werd 82 jaar oud. En steeds eenzamer. In een wereld die ze steeds minder begreep.

Haar huis is nog steeds te bezichtigen. Daar is na haar dood, vrijwel niets meer gebeurd aan de inrichting. Want dat heeft Pauline zo bepaald in haar testament. En haar wil was wet, zeker als het over de laatste wil gaat.

Om het spannend te houden heeft ze nog een stapeltje papieren, bijeen gebonden door een strik en met lak verzegeld, bij de notaris achtergelaten. Die lakzegels mogen 100 jaar na haar dood worden verbroken. Over een goede 10 jaar is het zover, in juni 2023.

Haar man was de laatste burgemeester die door de familie werd geleverd. Hij is niet oud geworden, ergens begin 40. Ene Dupper, ook een Haastrechtenaar, werd nu burgemeester. Pauline vond het maar niks. Als vrouw speelde ze haar rol naast haar echtgenoot. Als vrouw van de burgemeester stond ze voortdurend in het middelpunt van de belangstelling en het echtpaar bestierde de gemeente en haar 1400 inwoners minzaam. Tijdens feestdagen namen ze aubades in ontvangst. Bij hen thuis ontvingen ze de behoeftigen of ruziemakers. Dat was allemaal voorbij. Haar rol in het dorp was uitgespeeld.

Tenminste.

Ze was nog altijd de rijkste vrouw van de streek. En ze bezat het halve dorp en vrijwel alle boerderijen en landerijen er omheen.

Maar als vrouw werd ze geacht die rol op de achtergrond te spelen. En dat heeft ze gedaan. En iedereen hield rekening met haar. Want ze was wel mevrouw Bisdom van Vliet.

Auto's werden niet in zicht van het huis geparkeerd. Daar had ze een hekel aan. Mannen en jongens namen hun pet van het hoofd als ze het huis passeerden. Vrijwel iedere vereniging werd gefinancierd door Pauline en hield altijd rekening met haar wensen.

En zo ze werd steeds eenzamer in dat grote, sombere huis. Want eerbied is nog iets anders dan warmte en minzaamheid is nog geen liefde.

Ze overleed in 1923. Een jaar nadat vrouwen in Nederland stemrecht hadden gekregen. Ik geloof niet dat ze ooit een stem heeft uitgebracht. Democratie was voor haar veel te volks.

Maar stiekem zal ze het prachtig hebben gevonden: de emancipatie van de vrouw.

dinsdag 19 juni 2012

Schande!



We hadden alles in huis gehaald.

Chips, bier, broodjes warme worst, de pizzaboer zou ergens halverwege de avond nog wat pizza's komen brengen. Voor de zekerheid hadden we de televisie zo opgesteld dat een grote groep mensen er goed zicht op zou hebben.

We hadden vrienden uitgenodigd. En buren. En collega's.

Het zou een ware happening worden.

Via facebook, twitter, de mail en ook via de ouderwetse telefoon en mondopmondreclame waren de uitnodigingen verspreid. Sommigen reageerden onmiddellijk met een helaas, maar andere afspraken. Soms een sms'je. Toen het evenement van het jaar op het punt stond te beginnen, waren er nog maar drie gasten binnengedruppeld.

Het was goed, we waren er toch wel klaar voor. We gingen gespannen voor de buis zitten.

Het zorgdebat in de tweede kamer.

Het werd een debacle. In plaats van de aangekondigde marathonzitting, waarin we (eindelijk!) eens uitgebreid zouden kunnen genieten van het neusje van de zalm van onze natie op het gebied van debattechnieken, hielden de dames en heren er na een kleine 5 uur alweer mee op.

5 uur.

En ze hadden alleen nog maar een eindeloze reeks emails en brieven van teleurgestelde kiezers voorgelezen. Niks geen debat. Zenden, zenden en nog eens zenden.

Die van Gerven , die kon nog wel aardig iets voorlezen. Maar zelf iets bijdragen?

5 uur in plaats van de toegezegde 15 uur.

Het was beschamend.

We keken bedremmeld naar onze tafels vol met versnaperingen, bier en wijn. We legden beschaamd onze roeptoeters maar weer aan de kant. Onze frivole hoedjes stonden ons nu belachelijk. Laat staan mijn zorgvuldig uitgekozen T-shirt met hierop in koeienletters "JA!" en op de achterzijde "Nee (toch niet)"

Onze gasten bleken in alle stilte al te zijn vertrokken.

Het was een drama.

Zuchtend haalden we de ijverig opgehangen vlaggetjes van de verschillende partijen weer van onze gevel. De schaal met tomaten, we vonden hem zo leuk gevonden, stopten we in de koelkast. We namen met elkaar nog een glas bier.

We hadden zelfs geen zin meer in de nabeschouwing.

vrijdag 15 juni 2012

Modern doolhof, deel 2



Laten we Paul vergeten.

Het gaat me niet om hem.

Paul ondertekent brieven zonder dat hij weet waar het precies over gaat. Paul communiceert ook op geen andere manier dan het ondertekenen van brieven. Domweg omdat hij dat niet anders kan. Iemand in zijn organisatie heeft bedacht dat Paul, als eindverantwoordelijke voor een proces, ook de brieven moet ondertekenen die uitkomst zijn van dat proces.

In de casus van mijn blog was dat een controlproces. Voor de minder bekenden met managementtaal. Paul controleert of alles wel klopt. De cijfers dan. Zijn de facturen betaald. Komt het geld waar we recht op hebben, binnen? Zijn medewerkers maken dus vergelijkingen en constateren soms een hiaat. Ergens had geld binnen moeten komen en dat is niet gekomen. Ze zetten de plussen en minnen naast elkaar en daar komt dan een post uit. Aan die post is een naam verbonden. In het geval van mijn blog, was dat mijn naam.

Wonderlijk in mijn casus was dat de vergelijking iedere keer weer een andere uitkomst gaf. En bovendien werd het op een premieachterstand gegooid en dat klopte in ieder geval niet. Toch had ik een betalingsachterstand. Alleen dat systeem he? Dat werkte niet mee.

Paul zal dus vooral bezig zijn geweest om die systemen op orde te krijgen. Zodat het in ieder geval klopte. Of hem dat uiteindelijk is gelukt, dat weet ik niet. In mijn geval moest een klachtenfunctionaris (letterlijk, zo stel ik mij voor) afdalen naar de kelders van het pand waar de papieren werden bewaard. Domweg op zoek naar papieren facturen en vergelijken. Een titanenjob. En bovendien ondankbaar omdat je er maar één casus mee oploste. Daar begon Paul natuurlijk niet aan. Dat begrijp ik ook wel.

Maar dan toch even terug naar dat gekozen uitgangspunt. Paul moest tekenen omdat hij verantwoordelijk was. Hij had echter geen idee waar het over ging. Hij kon mij ook domweg niet helpen. En ik verdwaalde in het systeem. Die tocht door de IZZ-woestijn duurde 2 jaar. Dat scheelt, Mozes deed 40 jaar over zijn tocht door de woestijn.

Maar waarom moest Paul eigenlijk tekenen?

Het effect is er één van vervreemding. Paul tekent zonder te weten waar het over gaat. Ik wil communiceren met Paul, maar die geeft taal noch teken en ik verdwaal.

Ik ben wel de klant.

Is het proces wellicht te ingewikkeld gemaakt. Is er nog iemand die het snapt, zonder eerst per klant het papieren archief in te moeten duiken? En dan nog maar hopen dat het goedkomt? En blijkbaar zijn de processen van de klachtenfunctionaris uit mijn casus weer niet afgestemd op die van de financial controller: terwijl de klachtenfunctionaris en ik op weg zijn naar een oplossing, begint Paul doodleuk weer een procedure met een incassobureau. Of stuurt hij me nog een rekening, wanneer ik met de klachtenfunctionaris al lang tot overeenstemming ben gekomen,

Laten we de IZZ vergeten.

Het gaat me niet om hen.

Dit soort van toestanden zijn helaas aan de orde van de dag. De Telegraaf, programma's als Kassa en indertijd met Pieter Storm en de vele adapten die na hem gekomen zijn, varen er wel bij. De geplaagde klant die moet opboksen tegen gebureaucratiseerde organisaties. Waar een heilig geloof in systemen heerst. Waar mensen zich beperken tot, tijdens cursussen klantvriendelijkheid ingestudeerde dooddoeners die vooral bedoeld zijn om de emoties niet teveel uit de bocht te laten vliegen. Want emoties zijn menselijk en daar kunnen systeemdenkers maar moeilijk mee overweg.

Aan het begin van de 20e eeuw was er al een schrijver die de effecten hiervan beschreef: Kafka. Hij had nog nooit een computer gezien, maar wel de vervreemdende resultaten van de onpersoonlijkheid van bureaucratieën.

Zorginstellingen, scholen, telecombedrijven, gemeentes, ze genereren vrijwel dagelijks voorbeelden van losgezongen administraties en bedrijfsonderdelen die onderling niet of slecht communiceren. Waarbij het soms lijkt dat alleen nog een cameraploeg met een opgewonden reporter deuren geopend krijgt. Waarbij een directeur opeens wél in beeld is. Die natuurlijk niets anders kan doen dan alle problemen in één klap van tafel vegen. Want ook hij of zij weet niet precies hoe of het zit.

Aan de andere kant denk ik toch ook nog wel eens aan Paul. Wat zou er zijn gebeurd als hij wel een keer het gesprek was aangegaan? Zou hij zich hebben gerealiseerd dat hij bezig was een illusie na te jagen? Dat de oplossing meer zit in het ontkoppelen en het vereenvoudigen? Dat de oplossing zit in bekwame mensen die wat wars zijn van al die systemen?

Dat die ene klachtenfunctionaris die zoveel tijd besteed aan het doorgronden van een verhaal, goud waard is?

Is die dame inmiddels aan het werk gezet om mee te denken over een herinrichting van het hele proces?

Of is ze nog steeds bezig om individuele casuïstiek op te lossen...