zaterdag 21 januari 2017

Memento mori



De laatste dag van ons verblijf in Rome bleek mijn vrouw ziek. Ze bleef dus op de hotelkamer en ik trok de wijk in, op zoek naar afleiding voordat de taxi ons naar het vliegveld zou brengen. Het hotel bleek in de buurt van een enorme begraafplaats te liggen. Nu heb ik weinig aversie tegen de dood, ze is nu eenmaal onlosmakelijk met het leven verbonden, dus ik besloot mijn wandeling hier voort te zetten.

De begraafplaats bleek de oudste van Rome te zijn. Na de verovering van Rome door Napoleon in 1799, bepaalde de Fransman dat niet langer in kerken mocht worden begraven. Dit was overigens een volstrekt begrijpelijk standpunt. Het begraven worden in de kerk was sinds vele eeuwen als gewoonte in het christelijke Europa ontstaan. Omdat de graven in de kerken niet werden geruimd, de jongste dag kon immers ieder ogenblik aanbreken, puilden de kerken zo langzamerhand uit van de hierin opgeborgen doden. Het effect was weerzinwekkend en bovendien uiterst onhygienisch: de doden verspreiden een afgrijselijke geur en, ondanks dat nog niemand had gehoord van ziektekiemen, hadden deze natuurlijk gewoon vrij spel.

Napoleon doorbrak deze gruwelijke gewoonte en bepaalde dat mensen voortaan op grafvelden buiten de stad moesten worden begraven.

En zo ontstond de begraafplaats van Verano.

Een dodenstad. Compleet met toegangswegen, parken, verstilde zijpaadjes, rotondes en flatgebouwen. Jawel, de grond was schaars, de hoeveelheid doden talrijk en de minder bedeelden werden dus weggestopt in hoge flatgebouwen, de zogenaamde loculi. Voor het gemak is voor iedere loculi een verrijdbare trap geplaatst, zodat treurende nabestaanden nog een kaarsje kunnen branden of een bloemetje kunnen plaatsen.



Naast deze eindeloze rijen graven voor de niet-draagkrachtigen, zijn er hele buitenwijken met lommerrijke paden waaraan enorme praalgraven: complete gebouwen zijn voor hen opgetrokken. Veelal natuurlijk in de vorm van een kapel, maar ook pyramiden en andere wonderlijk gevormde monumenten komt men tegen.

En overal buigen treurende engelen en huilende kinderen hun stenen hoofd, ofwel in de richting van de zon, ofwel in de richting van het graf. Een typisch Italiaanse gewoonte is om op het graf foto's van de begravenen te bevestigen. Duizenden foto's van gewone mensen die hun leven in of rond Rome hebben geleefd. Sommigen kijken wat dromerig in de lens. Anderen, niet gewend aan het poseren voor een camera, zitten er stijf en ongemakkelijk bij. Je ziet mensen van alle leeftijden, ook kinderen en baby's. Dat laatste is natuurlijk niet zo gek: ook in Italië was kindersterfte tot in de 20e eeuw een heel gewoon verschijnsel, veelal stierf de jonggeborene samen met de moeder.

Ondertussen scheen er een warm zonnetje over het grafveld en schoten overal verwilderde katten tussen de graven door. Het geluid van de miljoenenstad, de begraafplaats ligt allang niet meer aan de rand maar maakt deel uit van het immense centrum, klonk maar vaag door: een sirene en vliegtuig dat overvloog.

Uiteindelijk stond ik voor een graf waarop de tekst: "Mariano Fortuny, la real academia de bellos artes de Madrid". Op een pilaar prijkte de kop van een besnorde man die de bezoeker trots aankijkt. Uit alles blijkt dat hier een belangrijke man zijn laatste rustplaats had gevonden.

Alleen, ik had nog nooit van hem gehoord....



Later las ik dat hij één van de belangrijkste couturiers van het begin van de 20e eeuw is geweest. Hij was een bron van inspiratie voor Marcel Proust.

Het kan verkeren...

Memento mori.

Slenteren door Rome



Afgelopen week brachten mijn vrouw en ik in Rome door. We houden er van om door een stad te dwalen en zo de stad op ons af te laten komen. Zo liepen wij van Campo de'Fiori naar de wijk Trastevere. Deze wijk ligt aan de andere zijde van de Tiber en dat is dan ook precies waar de naam op slaat: "trans tiberum", "aan de andere zijde van de Tiber". Een goed bewaarde, Middeleeuwse volkswijk met nauwe straatjes, onderbroken door pleintjes waaraan veelal natuurlijk kerken zijn gesitueerd.

Hoe dan ook, deze route voert dwars door het oorspronkelijke, Joodse getto van de stad. Als je dit niet weet, valt het nauwelijks op. Totdat je opeens in het trottoir de bekende strumpel steine tegenkomt. En een paar huizen verder opnieuw en weer en weer...Hier op staan de namen van de 1022 joodse, Romeinse burgers die op 16 oktober 1943 door de Duitsers werden weggevoerd richting Auswitz. Van hen kwamen er 15 na de oorlog terug, 14 mannen en één vrouw.

Onvermijdelijk voert de route je langs een immens gebouw aan de oever van de Tiber: de joodse synagoge. Wij besloten tot een bezoek en werden de geschiedenis van de Romeinse joden ingezogen.

In Rome wonen al sinds de 2e eeuw voor Christus joden. Ze roken handel door het opkomende Romeinse rijk en, door de Joods-Romeinse oorlogen, kwamen ook velen als slaaf de eeuwige stad binnen. Hoe dan ook, joden en Rome horen, vaak tegen wil en dank, al ruim 2000 jaar bij elkaar.

Om deze 2000 jaar kort samen te vatten: het was steeds een gespannen relatie, waarbij joden er voortdurend rekening mee moesten houden dat de magere jaren van vernedering, vervolging en uitbuiting weer waren aangebroken. Die zeven magere jaren zijn in dit verhaal een understatement: ze konden tientalle jaren aanhouden, maar altijd brak er ook wel weer een periode aan van voorspoed en vredig samenleven met de Romeinse burgers.

Met name onze christelijke roergangers, de vele pausen, hebben zeer veel moeite getroost om de joden het leven zuur te maken. Tegelijkertijd was er ook voortdurend een vreemde afhankelijkheid: anders dan christenen, mochten joden geld tegen rente uitlenen en dat geld, dat hadden onze christelijke broeders heel hard nodig in de verwezenlijking van hun dromen. Helaas beperkten deze dromen zich veelal tot grootse bouwwerken waardoor de opdrachtgevers voor eeuwig herinnert zouden kunnen worden en andere projecten tot meerdere eer en glorie van henzelf.

Maar goed, we hebben er wel een prachtige stad vol grootse bouwwerken en volgepropt met de meest fantastische kunstwerken aan over gehouden.

Het is zeer plastisch, maar soms kwam het een heerschap (jawel, altijd mannen) beter uit om joden in een kwaad daglicht te stellen, zodat het gepeupel weer tot moorden en onderdrukking overging, zodat de opgebouwde schulden in alle ellende verdwenen.

Tja.

Ik geef het wat plastisch weer, maar het hele verhaal komt in grote lijnen wel hier op neer. Dat "de joden" ook de moordenaars van Jezus waren geweest, dat kwam dan wel handig uit. Dat Jezus zelf een jood was, was een onuitspreekbare en verboden waarheid.

Enfin. Nog in 1848 (!!) werden de joden door paus Pius IX teruggedreven in een klein getto en voerde hij vele, onaangename maatregelen in om de joodse bevolking te dwarsbomen. Zo werden de joden gedwongen om wekelijks in hun synagogen, voorafgaand aan hun eigen viering, een uur lang te luisteren naar een onvervalste christelijke donderpreek. Hierbij moesten 100 mannen en 50 vrouwen aanwezig zijn: er werd bij de deur geteld. Als het aantal niet werd gehaald, was de betreffende gemeente een boete verschuldigd. Zo kon onze Pius weer zijn kunstschatten verder uitbreiden.

Nu moet worden gezegd dat onze arme Pius in één van de meest roerige perioden paus was: de kerk verloor haar wereldlijke macht in Italië, Italië werd onder Garibaldi een eenheidsstaat met Rome als hoofdstad. Rome was altijd het wereldlijke gebied van de kerk geweest (met nog een paar enorme lappen grond in Italië) en dit raakte ze nu kwijt: Pius teruggedreven in Vatikaanstad....een beetje zoals hij de joden had teruggedreven in hun getto. Het grote verschil was wel de enorme rijkdom, de ruimte en de nog altijd heel behoorlijke macht die hij als paus behield.

De vorming van de eenheidsstaat Italië was voor de joden in Rome weer eens een ommekeer: ze werden formeel opgenomen als volwaardige burgers van de stad en waren vrij zich te vestigen waar ze maar wensten. Om dit feit te vieren, het had ruim 2000 jaar geduurd, werd in 1904 daarom de grote synagoge aan de oever van de Tiber geopend.

De vrijheid van de joodse burgers duurde ditmaal 73 jaar....om precies te zijn tot 16 oktober 1943. Toen greep een kwaadaardiger macht dan die van de kerk in in hun leven: de nazi's pakten alle 1022 romeinse joden op en vermoorden ze in dat gruwelijke kamp Auswitz. Slechts 15 kwamen na de oorlog weer terug naar Rome.

Overigens, de nazi's hadden de joden eerst nog een enorme afkoopsom afgedwongen om hun transport te vermijden: 200 goudstaven moesten worden verzameld. Dit is gelukt, maar het mocht niet baten: ze werden alsnog opgepakt en naar hun dood gereden.

Ze zijn weer terug. Hoeveel het er tegenwoordig zijn, ik weet het niet. Maar tijdens de rondleiding in hun synagoge word je door hen van harte uitgenodigd om samen met hen een gebedsviering bij te wonen...