woensdag 10 januari 2024

Kluns

 


9 januari 2024

Het is geen wereldnieuws en de kranten hebben er geen aandacht aan besteed. Als de soms wrede dood van kinderen, ouderen en andere onschuldigen al nauwelijks tot enige beroering leidt, dan begrijpen we dat een dode kat op onverschilligheid kan rekenen.

En toch is het gebeurt. Vanmorgen vroeg is Kluns overleden. En Kluns was een kat. Een bijzondere weliswaar, maar toch, een klein neefje van de leeuw en de tijger. Niet dat Kluns zich ook maar in de geringste mate kon meten met deze familieleden; hij heette niet voor niets Kluns.

Ik weet niet eens meer precies wanneer Kluns bij ons kwam. Het was in de tijd dat Anita als vrijwilliger hielp met het socialiseren van kittens die door hardvochtige baasjes waren gedumpt. Soms zaten ze in een doos, soms in een plastic zak, soms liepen ze wat rond in een park. Kluns zat in een plastic zak en lag in het water. We weten niet of hij nog broertjes of zusjes had, maar Kluns werd in ieder geval gered en naar het dierenasiel van Gouda gebracht. De bedoeling van het resocialiseren bij ons thuis was dat de kleine mormels gewend raakten aan menselijk contact en alles wat daarbij hoort. Dat was in ons geval drie opgroeiende kinderen, meerdere katten en drie honden, naast een wat wisselende veestapel als konijnen, hamsters of cavia’s . De verdere bedoeling was dat de kittens vervolgens weer naar het asiel zouden gaan om van daaruit te worden geplaatst in een, hopelijk, menselijker gezin als waar ze vandaan kwamen. Hoe dan ook, meerdere van deze kittens zagen het asiel niet meer terug: die bleven bij ons. Ik was dan ook blij dat Anita op enig moment stopte met dit vrijwilligerswerk.

Maar Kluns was binnen.

En hoe.

Ik heb van mijn leven nog nooit zo’n onhandige kat meegemaakt als deze. Een sprong op tafel of een kast, voor iedere kat een fluitje van een cent, betekende bij Kluns dat in de meeste gevallen hij vruchteloos weer op de grond stortte. Niet zelden trok hij van alles wat zich op de rand van de kast of tafel bevond, met zich mee omlaag. Ook had Kluns een onvermoed talent om zo te manoeuvreren dat hij een afstandsbediening onwillekeurig allerlei opdrachten gaf: de televisie ging uit of sprong op een ander kanaal of het geluid zwol aan zodat we allen gehoorschade dreigden op te lopen.

Het beestje bleef altijd onbewogen onder de chaos die hij steeds weer veroorzaakte.

Een ander fenomeen was de manier van eten. Waar iedere andere kat de brokken al happend naar binnen werkt, hengelde kluns met één nagel de brokjes uit het bakje en strooide die in het rond en vervolgens ging hij dan met zijn bek over de vloer om de brokken te verorberen. Niet zelden werd dit direct weer gevolgd door een golf niet verteerd eten dat zijn maag in de omgekeerde richting verliet.

Hij was ook aanhankelijk. Met Ginie, een voor iedereen en alle medepoezen onbereikbare rode poes, sloot Kluns een innige vriendschap. Samen rolden ze zich in elkaar op de bank of op een kleedje en Ginie werd hierbij uitgebreid door Kluns afgelikt. Ook de kleinkinderen konden altijd op de onverdeelde aandacht van Kluns rekenen. Waar alle andere katten en poezen niet weten hoe snel ze uit de buurt moeten komen van de grijpgrage vingertjes, Kluns liet het zich welgevallen.

Soms leek het wel of Kluns in de veronderstelling was dat hij een hondje was. Hij kon, samen met de andere honden, kwispelend om aandacht komen vragen en draaide met de honden, rondjes om ons heen. Ook als de honden eten kregen, was Kluns graag van de partij. De hondenmand was ook het domein van Kluns, al of niet samen met één van de honden.

Een bijzonder beestje dus.

Nog maar een paar weken geleden brachten we hem naar de dierenarts. Hij verzorgde zichzelf niet meer en zijn vacht bestond steeds meer uit flinke klitten. Als we een schaar pakten, maakte hij dat-i wegkwam. De dierenarts was bij Kluns altijd het laatste waar we aan dachten. We hadden namelijk al verschillende keren ervaren hoe dit zachtmoedige, vriendelijke beestje in één klap veranderde in een wraakzuchtige moordmachine als hij ook maar in de buurt van een arts werd gebracht. Zijn zachte poten waren maaiende klauwen (4 stuks!) geworden en de bek bleek gevuld met vlijmscherpe, snijdende tanden en kiezen. En waar Kluns anders de onhandigheid zelve was, was hij nu zeer doelgericht en trefzeker. Het was, zonder overdrijven, levensgevaarlijk en de enige manier om hem te helpen was dan ook onder volledige narcose.

Het was natuurlijk niet voor niets dat Kluns zich niet meer verzorgde. De onderliggende reden is ons echter nooit duidelijk geworden. Hoe dan ook, de afgelopen week zagen we hoe het beestje achteruit ging. Hij lag steeds vaker stilletjes in een hoekje en reageerde niet op eten of aanhalingen. De trap werd steeds meer een obstakel en ook de weg naar buiten vond hij steeds minder. Gister raakte Kluns in een coma. Hij moet een sterk hart hebben gehad want, ondanks dat zijn ademhaling steeds oppervlakkiger werd en het lijfje kouder, heeft hij het tot vanmorgen vroeg in de ochtend volgehouden. Toen was het voorbij. Het hartje stopte en het lijf verslapte.

Kluns is niet meer.