woensdag 12 augustus 2015

Over verhuisdozen en huisartsen.


 

 
“De verhuizing is goed gegaan. Nu moeten de dozen nog worden uitgepakt.”

Zo verwoordde onze staatssecretaris de stand van zaken bij de decentralisaties van de jeugdzorg en de langdurige zorg.

 Hij bedoelde, in zijn onnavolgbare Haagse woordgebruik, voor de goede verstaander te zeggen dat er nog heel veel moest gebeuren.

Om maar even in het beeld te blijven, behalve dat, na een verhuizing, dozen moeten worden uitgepakt, moet er worden ingericht en hier en daar zal ook nog wel een verbouwing noodzakelijk zijn. We moeten de buren nog leren kennen, de buurt moeten we ons eigen maken, we moeten afleren om niet automatisch de afslag naar ons vorige huis te nemen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het duurt vaak nog wel even voordat een verhuist gezin weer echt helemaal “thuis” is.

Gelukkig voor hem  zijn de meeste mensen oppervlakkige luisteraars en zij hoorden dus dat het allemaal goed was gegaan.

Klaar.

Nou…

Op het laatste ogenblik, voordat de decentralisaties werden doorgevoerd, is nog besloten om ook de jeugd-GGZ in de beweging mee te nemen.

Jeugd-GGZ gaat over kinderen en jongeren met psychiatrische problematiek. Zij hebben depressieve klachten, zijn psychotisch, suïcidaal, verslaafd aan een gemeen goedje, hebben dwangneigingen of de neiging om zichzelf te beschadigen, kortom, het gaat wel ergens over.

Toch moesten wij, ik werk voor een GGZ-instelling die ook jongeren behandeld, steeds opnieuw aan de ambtenaren van de gemeente uitleggen dat jeugdhulp en jeugd-GGZ twee verschillende gebieden zijn. Niet in de zin van ernstig en minder ernstig, maar wel in de aard van de problematiek. Waar jeugdhulp gaat over vastgelopen jongeren door gebrek aan aandacht, inkomen, mogelijkheden en hierdoor vaak behoefte hebben aan begeleiding, zullen jongeren met psychiatrische problematiek behandeld moeten worden.

En ja, om het nog complexer te maken: het vastlopen van het leven van een jongere kan inderdaad ook uitmonden in psychiatrische problematiek. Omgekeerd kan psychiatrische problematiek ook gepaard gaan met het vastlopen van het leven van een jongere: zie als iemand die bekend is met opnames in een psychiatrisch ziekenhuis, maar eens aan een baantje te komen.

Dit is ook waar: er zijn heel veel jongeren die in de jeugdhulp terecht komen, zonder dat er sprake is van psychiatrische problematiek en er zijn ook jongeren met psychiatrische problematiek die het desondanks op school en in het gezin “gewoon” redden.

Het zit dus gecompliceerd in elkaar en beide gebieden zijn, soms moeizaam, wel van elkaar te onderscheiden, maar niet te scheiden.

Groot probleem was jarenlang dat er dan ook vele tot zeer vele instanties en instellingen zich met deze problematiek bezighielden. En dat er onderling nauwelijks bekend was wie wat deed. Als er al iemand iets deed want het kwam ook voor dat iedereen dacht dat iemand iets deed en dat uiteindelijk niemand iets gedaan bleek te hebben.

Dat heeft doden gekost.

Denk nog maar aan het meisje van Nulde…

Er moest dan ook echt iets gebeuren.

In Nederland betekent dat dat er commissies worden ingesteld en dat er jarenlang diepgravende rapporten worden geschreven.

Het is dus heel goed dat er uiteindelijk een staatssecretaris kwam die zich realiseerde: als ik wil dat er echt iets gebeurt, dan moet dat in zo kort mogelijke tijd tot stand worden gebracht, anders zijn de vier jaar om, komen er verkiezingen en daarmee een nieuwe staatssecretaris die waarschijnlijk zal beginnen om maar weer eens een commissie aan het werk te zetten die de inspanningen van mij gaat evalueren om zo tot beleidsadviezen te komen.

Van Rijn gooide dus zijn kop in zijn nek en gaf gas.

Heel veel gas.

In een jaar tijd was de decentralisatie van de jeugdhulp, jeugd-GGZ en mensen die langdurig zorg nodig hebben een feit.

Dat wil zeggen: de verhuisdozen moeten nog worden uitgepakt…

Gemeentes hebben nu de regie over het beleid en zijn verantwoordelijk voor de zorg van deze jongeren. En wij moeten dus uitleggen dat er verschil is tussen jeugdhulp en jeugd-GGZ.

Om haar nieuwe taken te kunnen uitvoeren, heeft vrijwel iedere gemeente in Nederland inmiddels wijkteams (of sociale teams of buurteams, allemaal variaties op hetzelfde thema) samengesteld: laagdrempelige teams van hulpverleners die de opdracht hebben om de hulp zo dicht mogelijk bij de hulpvrager te organiseren.

Hiermee wordt bedoeld dat men wil voorkomen dat een hulpvraag niet automatisch wordt beantwoordt met een doorverwijzing naar professionele hulp: dat is duur en bovendien, het is beter om eerst aan te sluiten bij de mogelijkheden in de omgeving van de hulpvrager.

Concreet: een jongere meldt zich met problemen op school. Daar kun je direct maatschappelijk werk of een psycholoog op zetten, maar voor hetzelfde, pardon, minder geld is er in de directe omgeving van de jongere bijvoorbeeld een buurvrouw met wie de jongere heel goed contact heeft en die best bereid is om hulp te bieden.

Ik schrijf dit zonder enig cynisme op.

Ik vind het namelijk een erg goed idee dat eerst wordt gezocht naar eigen mogelijkheden, voordat er allerlei professionals op af worden gestuurd.

Maar nu naar die verhuisdozen die moeten worden uitgepakt. Daar komen toch wel bijzondere zaken uit:

Opvallend is dat voor de jeugd-GGZ, jongeren met psychiatrische problematiek, de doorverwijzingen vrijwel uitsluitend door de huisartsen worden afgegeven.

Dus niet door de sociale of de wijkteams van de gemeente…

O, ik vergeet nog te melden dat de gemeentes in deze hele beweging óók nog een flinke bezuiniging moeten opbrengen. Zo is van Rijn, met alle respect, ook wel weer: we vermoeden dat hier een besparing mogelijk is, dus die bezuiniging wordt direct doorgevoerd.

Sociale wijkteams zijn in dienst van de gemeente…huisartsen niet. Beiden mogen verwijzen naar de specialistische psychiatrische zorg.

Dat kan dus een dure grap worden want huisartsen hebben niet zoveel met gemeentelijke budgetten en bezuinigingen die hierin noodzakelijk zijn. Gelukkig niet: zij kijken in de allereerste plaats naar degene die tegenover hen zit en wat hier nodig is.

Of wij, GGZ-instelling, bij een verwijzing door een huisarts, de huisarts niet konden melden dat de cliënt eigenlijk éérst door een wijkteam van de gemeente kon worden gezien, zodat door hen de verwijzing zou kunnen plaatsvinden?

Dat levert twee dingen voor ons op: de betreffende huisarts belt ons nooit meer en bovendien belt hij of zij ter plekke een andere GGZ-instelling om de cliënt onder behandeling te krijgen.

Stel je toch voor: een jongere heeft ernstige klachten: depressief, psychotisch, verslaafd of misschien zelfs een doodswens en de ouders weten, na lang aantobben, de betreffende jongere eindelijk zover te krijgen dat hij of zij zich bij de huisarts meldt. De huisarts beoordeelt vanuit zijn of haar deskundigheid dat er sprake is van psychiatrische problematiek en bovendien dat er echt behandeling moet plaatsvinden…en dan toch die jongere doodleuk melden dat hij of zij eerst nog even naar een gesprek met iemand van de gemeente moet, dan zal die wel beoordelen of een behandeling inderdaad echt wel nodig is…

Ik verzeker je, een welwillende buurvrouw gaat het in zo’n situatie niet redden, tenzij ze psychiater is natuurlijk.

Het zal nog wel even duren voordat we allemaal onze plek in deze nieuwe werkelijkheid hebben gevonden.