donderdag 2 mei 2013

Droogkloot



“Ik ben te laat. Te laat voor mijnheer Posthumus…”


Achter ons begon een man hinnikend te lachen.

“O, dat is waar ook, goedenavond, dames en heren…”

De man achter ons barstte nu los in een hysterisch gekrijs en hij begon, met de rest van de zaal, hard te applaudisseren.

De voorstelling was net 3 minuten begonnen.

Het fenomeen tref ik vaker. Je woont een voorstelling bij van een komiek en iedere uiting van dit theaterfenomeen levert lachsalvo’s op, ongeacht of de uiting nu zo leuk was of niet. Gelachen zal er worden.

Ik heb dat niet. Ik moet overtuigd worden.

In dit geval moet ik zelfs oppassen. Voordat ik het weet luister ik de hele avond naar de man achter mij. En alhoewel lachen als vanzelf lachen als reactie op kan roepen, weet ik zeker dat het lachen van deze man een paradoxaal effect op mij zal hebben: stik chagrijnig word ik ervan.

Zo zat ik een keer bij een muziekvoorstelling en naast mij zat een man die me bij de eerste klanken al enthousiast aanstootte: “geweldig he?”. Dit bleek de rest van de voorstelling zijn voortdurende neiging: knipogen, grimassen trekken, tikken, aanstoten. Niet alleen bij mij maar zijn hele omgeving werd in dit moeras van vriendelijk uitdelen meegetrokken. Ik ben tijdens de pauze naar huis gegaan.

Tijdens de voorstelling van gister, nodigde de cabaretier ons op enig moment uit om mee te zingen. Natuurlijk deed bijna niemand mee, maar met enkele behendige opmerkingen en andere, doorzichtige trucs, verleidde hij uiteindelijk toch een flink deel van de zaal.

Ik niet.

Ik kan het gewoon niet.

En ik moet zeggen, ik ben soms jaloers op die mensen die gewoon meedoen. Ik baal dan van mezelf, maar dat betekent niet dat ik dan toch maar meedoe. Dan baal ik nog veel meer van mezelf.

Het is net zoiets als carnaval vieren.

Als je mij eindelijk in een boerenkiel op straat ziet, is het omdat ik word opgehaald voor de dagopvang voor dementerenden. Eerder niet.

Of een polonaise lopen in een kroeg. Het zit er gewoon niet in.

Ongezellig. Geen feestnummer. Een droogkloot.

Voorzichtig begin ik maar wat hinnikend te lachen.

Gelukkig, ik kan het nog.

dinsdag 30 april 2013

Een beeld.


Ach, een droom voor Nederland...

Hiervoor zullen vele mooie woorden gevonden worden. Vele beelden beschreven en ze zullen vervuld zijn van goede wensen en bedoelingen. En bij heel veel van die verhalen, zal ik instemmend kunnen knikken. Dat is iets anders dan "liken", trouwens.

Ik heb niet zozeer een droom. Ik heb wel een beeld.

Alweer bijna 10 jaar geleden bezocht ik met mijn gezin Normandië. We stonden aan het strand van Omaha-beach en Utah-beach. We probeerden ons voor te stellen hoe duizenden en nog eens duizenden jonge kerels, zo ongeveer de leeftijd van mijn zoon nu, angstig naar dit strand waadden. Hoe velen al direct werden gedood door de aanhoudende beschietingen door de Duitse Wehrmacht. Hoe ze kruipend als slangen probeerden door het zand een obstakel te bereiken die even beschutting bood.

Even later dwaalden we over velden vol met witte kruizen. Rij na rij na rij na rij. Eindeloos. Namen. Leeftijden. Nationaliteit: Amerikaans, Canadees, Engels. Hier en daar een bosje bloemen.

In een boom vond ik enkele gebedskruisjes opgeprikt. Een klein altaartje voor de vrede.

Een altaartje uit de tijd dat het absolute geloof in een hogere macht begon te tanen: welke God kon al deze gruwel goedkeuren?

Ee altaartje door iemand die één van die jongens daar liefhad. Die dat wilde laten zien en zijn of haar gebedsketting in de boom had geprikt. Misschien een kreet, misschien gefluister.

Nog een paar dagen en het is 4 mei. In Gouda verzamelen we ons op de markt. Een mannenkoor zal het lied van de achttien doden zingen. Het graf van Toon Pille is dan al bezocht. Een verzetsman, gedood in 1944. Hij was 23 jaar oud. De leeftijd van mijn zoon nu...

Dat is mijn beeld.

Een gebedskruisje in een boom. Zacht gefluister.

Opdat we niet vergeten.

zondag 28 april 2013

Olliecrisis


Kent u Ollie?

Ik had nog nooit van Ollie gehoord en achteraf blijkt dat natuurlijk weer olliedom van mij. Ollie is een fenomeen. Ollie is wereldberoemd. Ollie is de top. Iedereen wil Ollie.

Mocht u mij op dit ogenblik voor stapelgek verklaren, ik adviseer u, ga een dagje naar Blijdorp.

Ollie woont in Blijdorp.

Hij lijkt heel ergens in de verte op een olifant, maar dat is hij toch ook weer niet. Hij is van wol en ongeveer zo groot als een voetbal en véél lelijker dan een olifant.

Ollie kost € 20,-

Pardon???

Jazeker! 

En nu het mooiste:

Iedereen wil Ollie hebben! I-E-D-E-R-E-E-N!

De hele dierentuin was gister gevuld met mensen die de hele dag met Ollie in een netje liepen te zeulen. Wat zeg ik? Eén Ollie? Welnee, soms wel vijf, maar meestal waren het er twee.

Eén Ollie voor ieder kind, vandaar... Je zal Ollie toch met je broertje of zusje moeten delen: wat een armoede...

Ollie wordt verkocht in de vroegere Riviérahal, voor de gelegenheid omgedoopt in het "Olliehuis". Maar voordat je Ollie in je armen kan sluiten, moet je eerst in een lange, hele lange rij je beurt afwachten. Dat wil zeggen, dat is natuurlijk de opdracht voor de vaders en opa's. De dreinende kinderen krijgen ondertussen van oma een ijsje en schreeuwen ongeduldig naar vader of opa waarom het zolang duurt. Maar goed, na bijna drie kwartier in de rij staan, is de beloning wel iets wat je je leven lang bijblijft: voor € 20 per Ollie, kan Ollie in een netje worden meegenomen. 



En wil iedereen die nu nog spreekt over een crisis in ons land, voorlopig even zijn mond dichthouden?