maandag 13 september 2010

Hulpverlener?



Soms slaat de schrik mij om het hart.

Vanmorgen las ik in de Volkskrant het interview met Natascha Kampusch. Zij heeft in een blijkbaar indrukwekkend boek (ik ken het alleen uit dit interview) haar ervaringen tijdens haar jarenlange ontvoering en mishandeling beschreven. Opvallend in het interview is hoe zij over het bekende Stockholmsyndroom spreekt: het fenomeen dat in een sterke afhankelijkheidsrelatie het slachtoffer zich identificeert met haar overweldiger, hier zelfs verliefd op kan worden. Zij ontkent echter geleden te hebben aan dit syndroom: ze heeft zelf gekozen voor een strategie waarbij ze zich overgaf aan haar, veel oudere en sterkere ontvoerder. Het was dus een bewuste keuze, waarbij het voor haar zonneklaar was dat er een moment zou komen dat ze zich aan haar bedwinger zou ontworstelen. Ik kan me voorstellen dat het zo kan werken, alhoewel deze indrukwekkende vrouw wellicht een sterke persoonlijkheid is. Bij anderen kan dit, in mijn optiek, een veel meer onbewust proces zijn: overgave als strategie om te kunnen overleven.

Ik herinnerde mij een jong meisje dat werd opgenomen op de psychiatrische afdeling waar ik werkzaam was. Ondanks haar jeugdige leeftijd, gedroeg ze zich opvallend volwassen. In haar manier van kleden, bewegen en haar onmiskenbare geflirt met de mannelijke medepatiënten en medewerkers. Dit deed ze zo geraffineerd dat iedereen wel een beetje verliefd op haar werd. Binnen de teambespreking was dit verschillende keren nadrukkelijk punt van aandacht. De psychiater was helder: van het meisje was bekend dat ze al jaren werd misbruikt door een stiefvader en zijn zoon. Dat ging vaak met ernstig geweld gepaard. De enige manier voor haar om te overleven, was om het gedrag te vertonen dat haar misbruikers graag zagen, dat van een verleidelijke diva die genoot van alle aandacht. Het was, doordat dit al jaren zo ging, haar gewone gedrag geworden naar mannen. Mannen waren voor haar sadisten die haar wilden vernederen en pijn doen. Allemaal. Het waren immers mannen die haar thuis hadden geleerd hoe het beestje in elkaar zat? Waarom zouden mannen buiten het eigen huis anders in elkaar zitten?

Of wat te denken van die patiënten die langdurig werden behandeld in een separeerkamer? Ik heb het nu over ruim 20 jaar geleden. In die periode werd er nog maar nauwelijks nagedacht over de gevolgen van een behandelbeleid, waarin separatie vanzelfsprekend onderdeel was. Dit werd vaak als gedragstherapie gebruikt. Bij ongewenst gedrag, verdween de patiënt subiet, vaak "begeleid" door minstens 5 potige verpleegkundigen, naar de separeerkamer. Daar zat hij of zij dan enkele uren, tot dagen, tot (bij uitzondering) soms maanden in een volledig kale ruimte, waarin niet meer dan een dik rubber matras, een kartonnen po en enkele plastic bekertjes water. In sommige ziekenhuizen stond er een stalen bed, vastgeschroefd aan de vloer. Daar was het gewoonte om de patiënt ook nog eens vast te binden aan het bed: met een zweedse band. Een dikke, textielen band om de middel die door middel van een magneetknoop werd vastgezet. Indien nodig werden ook hand(en) en voet)en) gefixeerd met vergelijkbare banden.

Het separeren gebeurde niet zomaar, daar waren stringente afspraken over. En ook het toepassen van de maatregelen zelf waren, terecht, omkleed met vele afspraken. De behandelend psychiater was altijd verantwoordelijk en controleerde meerdere keren per dag het naleven van het beleid. Geweld werd niet toegepast: liever meer mensen die een kring om de patiënt vormden, dan te weinig mensen die met lichamelijke kracht iemand moesten bedwingen. Altijd was er één die het woord voerde en dit op rustige wijze deed. Vastleggen gebeurde alleen als dit echt nodig was. Maar hoe bepaal je dat? Tenslotte, maar dan zijn we alweer enkele jaren verder, waren er ook wettelijke bepalingen die het gebruik kanaliseerden.

Het kon lang duren. Zo'n separeerbeleid. Uitzonderlijk waren de patiënten die maanden in een separeerkamer verbleven. Maar ze waren er. Zij gaven zich niet over. Ze bleven vechten. De meesten gaven zich vaak al snel over. Zij konden weer "resocialiseren", met kleine stapjes weer terugkeren naar de afdeling en de slaapzaal. Of was het domweg belonen?

Als je dit afzet tegen de verhalen over het Stockholmsyndroom, dan realiseer ik me dat zich hier mogelijk ook een andere werkelijkheid ontwikkelde: er ontstond niet een gedragsverbetering (normalisatie, we waren immers aan het behandelen?), maar het was een strategie om met de overweldigers te kunnen omgaan. Er was geen sprake van een ontwikkelend vertrouwen over en weer, het was juist op basis van puur wantrouwen en op basis van de mechanismen van angst en macht, dat een patiënt "gewoon" gedrag ging vertonen....

Zit hier een deel van de verklaring waarom zovelen na een behandeling, al snel weer terugvielen in het oude gedrag?

Hulpverlener?

Vandaar. Die schrik die me om het hart slaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten