vrijdag 6 augustus 2010

Genoeg te doen


Zo, een weekje op vakantie. Met de camper. We zien dus wel waar we terecht komen. Ondertussen is op bijgaande tekening genoeg te zien.

fantasie



Wat een geweldige foto. De oude man in het raam lijkt iets te zeggen. Niet tegen de fotograaf en ook niet tegen de twee mannen die zichtbaar zijn. Hij spreekt tegen een onzichtbare persoon. Hij leunt uit het raam. Het kan het raam zijn van zijn eigen appartement, maar het zou ook een kroeg of koffiehuis kunnen zijn.
Tegen de gevel zijn enkele papieren of karton met teksten geprikt. Het is onleesbaar. De tekst op het meest witte stuk karton lijkt voor een groot deel ook al weer doorgestreept.
De twee mannen voor de gevel zitten te roken, de één een pijp, de ander een cigarette. Ze zwijgen en kijken allebei de straat in, zonder echt ergens naar te kijken. Luisteren ze naar wat de oude man in het raam zegt?
De gevel is trouwens vervallen: de verf bladdert en er zijn stukken weggeslagen. Het pand staat in een omgeving die een troosteloze indruk maakt. Naast het pand is gesloopt. Er staat een hek en dat staat er al jaren. Overal ligt rommel, zowel voor als achter het hek. Hout, een ton, een stapel banden.
De mannen zijn alledrie gekleurd. Zegt dat iets over de wijk? Is het een ghetto? Hoe oud is de foto? De kleding van de mannen heeft niets met mode te maken. Het kan in de jaren dertig van de vorige eeuw zijn, maar ook vorige week. Armoede maakt tijdloos.
Je ziet nog iets van een hek: loopt hier een trap omlaag, naar een kelderingang? Is die kronkelend buis een lamp?
Heerlijk, zo fantaseren...

Een zomers verhaal

Het was warm. Om niet te zeggen, heel warm. Al enige weken hing de hitte zwaar in de kamers, de kantoren, de recreatieruimtes en zelfs in de kelder. Er was geen ontsnappen aan. Met enige zorg zag ik de bewoners door de gangen schuifelen. Ze gingen nog langzamer dan ik van hen gewend was. Ik wist dat de medewerkers hen voortdurend van vocht en ijsjes voorzagen, maar dit kon niet goed voor hen zijn. Overal draaiden ventilatoren om nog en beetje wind te krijgen. Ze verplaatsten eigenlijk alleen maar warmte.
Natuurlijk, ook op mijn kantoor was het erg warm. Ramen open of dicht, het maakte niet meer uit. Iedere beweging leverde een vochtige rug op. Ik probeerde me te concentreren, maar dat viel niet mee.
De telefoon ging. Een maatschappelijk werker in één van de gezondheidscentra in de stad.

"Het is warm hier."

Ik dankte hem voor het mij op de hoogte houden, maar dat viel volledig in verkeerde aarde.

De CAO, Arbo en nog wat wettelijke bepalingen werden erbij gehaald. Ik moest onmiddellijk, en wel nu, iets aan de warmte doen. Ik vroeg hem wat hij zoal in gedachten had, maar daar kwam geen reactie op. Dat was niet zijn verantwoordelijkheid. Hij kon niet werken en ik moest het maar oplossen. Hij zou anders de vakbond benaderen.

Ik heb hem het telefoonnummer van de vakbond gegeven.

Nooit meer iets van gehoord.

donderdag 5 augustus 2010

Tussen droom en daad en de verwarring hierover

Het was even zoeken. Mijn afspraak was in een wooncomplex midden in een woonwijk in Arhus, Denemarken. Het was een complex met seniorenwoningen, enkele welzijnsvoorzieningen, een apotheek en er zetelden enkele huisartsen. Ik dwaalde wat door het complex. Toevallig kwam ik op een afdeling waar ik al snel in de gaten kreeg dat de bewoners dementerend waren. Dat verraste me: in Denemarken probeert men dementerenden en niet-dementerenden gemengd te laten wonen. Ik had een afspraak met Tessa Dal, "key person demensi". Ze vertelde mij over het Deense systeem en hoe dementerende bewoners gewoon tussen de andere bewoners bleven wonen. Ik luisterde beleefd naar haar verhaal. Ik vroeg haar naar de afdeling met alleen dementerende bewoners en ze viel even stil. Toen stond ze op en wenkte me haar te volgen. Ze liep regelrecht naar deze afdeling. Ik zag een gang waarop verschillende appartementen uitkwamen. De appartementen waren keurig ingericht en de bewoners liepen over de afdeling en door de appartementen. Ze waren allemaal dement. Tessa vertelde ondertussen dat ze deze bewoners samen op één afdeling hadden ondergebracht. Dit onder druk van de niet-dementerende bewoners. De overlast die een dementerende buurman of buurvrouw vaak gaf, gaf heel veel spanningen in het complex. Zoveel, dat men de dementerende bewoners had geconcentreerd in één gang. Wat opviel was dat de bewoners volkomen vrij waren om door het hele complex te lopen of zelfs naar buiten te gaan.

In Denemarken is het opsluiten van bewoners op gesloten afdelingen, bij de wet verboden. Ik had dan ook al bij eerdere studiereizen allerlei oplossingen gezien om bewoners binnen te houden, zonder dat de voordeur was afgesloten. Zo zag ik een keer in een kleinschalig project een inktzwart vloerkleed voor de voordeur liggen. Een begeleidster vertelde dat de meeste bewoners dachten dat dit een gat was en ze durfden er dan ook niet op te gaan staan. Een andere keer trof ik een kleinschalig project waar de voordeur alleen via een smalle, hoge trap te benaderen was. Die trap was onmogelijk door de bewoners te beklimmen. Ze vermeden hem.

Ik vroeg Tessa of het gemeentebeleid (in Denemarken is het dementiebeleid een verantwoordelijkheid van de gemeente) het toestond dat dementerende bewoners niet tussen de andere bewoners in het complex wonen, maar geconcentreerd op één gang. Dat lag zeer gevoelig, legde ze mij uit. De wethouder was, zo had hij onlangs nog duidelijk gemaakt, een tegenstander van concentratie. Hij stond een model voor waarbij dementerende mensen volop deel bleven uitmaken van de samenleving. De spanning tussen de bewoners was echter zo hoog opgelopen, dat ze uiteindelijk toch voor deze oplossing hadden gekozen. Als een ambtenaar het zou zien....dan was het gegarandeerd hommeles.

Ik zei haar het dan toch bewonderenswaardig te vinden dat de dementerende bewoners zo vrijuit overal konden gaan en staan. Dat vond Tessa nu weer een vreemde opmerking: als een bewoner die vrijheid niet meer had, wat hield je dan nog over. Trouwens, wat hield haar werk dan nog in. Zij was toch verantwoordelijk voor het welzijn van de bewoners? Nou, als iemand onrustig was, dan trok ze haar jas aan en liep ze soms urenlang met die bewoner door de wijk. Dat ging altijd goed.

Ze liet mij wat in verwarring achter.

Het verslag van mijn studiereis is te downloaden op: www.erik-zwart.com 

Mystery guest





Het licht ging uit. Er werd nog wat gekucht en iemand maakte nog een geintje. Er werd niet gelachten. We keken naar het scherm. Hier verschenen in hoog tempo foto's. Dokters, verpleegkundigen, schoonmakers, managers, baliemedewerkers. We kenden ze allemaal.

We waren het zelf.

Niemand keek de fotograaf aan. We keken omhoog, naar de grond, naar de muur. Maar niet naar degene die we in de gang tegenkwamen.

Dat was de patiënt. In het ziekenhuis. Die voelde zich verlaten. Deze had toevallig een verborgen camera en legde iedere ontmoeting vast.

woensdag 4 augustus 2010

Ruzie, daar houden we niet van....

Enkele weken voordat ik binnen kwam, had de organisatie de planning uit de thuiszorgteams weggehaald. Planning was voortaan een vak apart. Eén van de managers gaf enthousiast leiding aan deze verandering. Zij stuurde de planners aan. De gedachte was dat deze beweging zoveel produktiviteitsverbetering zou geven, dat de planners zichzelf wel zouden terug verdienen. Die gedachte was weliswaar niet onlogisch, maar ook weer geen vanzelfsprekendheid. Dan moet er wel iets gebeuren.

En dat gebeurde niet. De sprong in de produktiviteit van de thuiszorgteams bleef uit.

De planners waren meestal afkomstig uit de teams zelf. Vaak zaten ze ook nog vlak bij de teamkamer. De hele dag door zag je op al die lokaties wel even een wijkverpleegkundige of wijkziekenverzorgende de plankamer inlopen. Gezellig, even bijpraten. Ondertussen ook even kijken naar de planning.

"Hé, die mevrouw, die doe ik al jaren....waarom is ze nu van mijn lijstje af?"

De planner probeert natuurlijk uit te leggen dat de betreffende wijkverpleegkundige zo wel heel veel tijd aan reizen kwijt is, maar die jarenlange binding met zo'n klant....En ze kent die verpleegkundige al zo lang, ze staat altijd klaar....

En zo wordt het voor de planner wel erg moeilijk om efficiënter te gaan plannen. De druk vanuit het team zal groot zijn om niet te veel te veranderen. Gewoontes, verworvenheden, iedereen die iets met planning heeft, kent het. Gegarandeerd ruzie als je hieraan gaat tornen. En ruzie, daar houden we niet van.

Ik concentreerde me op twee punten: de situering van de planners en de rol van de teammanagers.

Die leunden namelijk achterover: er was een projectleider en die was verantwoordelijk voor de planning. Nou, nee, maakte ik hen duidelijk: jij, manager, bent verantwoordelijk voor de planning. Jij controleert deze en gaat met je mensen in gesprek als ze vast blijven houden aan verkeerde gewoontes.

Dat leverde in de teams opeens veel spanning op. Op enig moment leek iedereen wel ruzie te maken. Maar dat duurt nooit lang. Echt, opeens zie je dat er beweging in komt.

Want ruzie, daar houden we niet van.

dinsdag 3 augustus 2010

paradigmashift

Op enig moment waagde ik de overstap van het ziekenhuis naar de ouderenzorg. De organisatie waar ik had gesolliciteerd was, door een fusie, net tot stand gekomen. Er waren twee regio's en een verpleeghuis als organisatie-eenheid bedacht. Ik begon als regio-directeur, samen met een andere collega. De directeur in het verpleeghuis was al van voor de fusie. De beide regio's bestonden voor het belangrijkste deel uit thuiszorgteams en één of twee verzorgingshuizen. In mijn regio waren de twee grote verzorgingshuizen, de andere regio kende, naast een verzorgingshuis, ook nog thuiszorg in enkele verder gelegen gemeenten.
De fusie had een ideologische achtergrond: de bestuurders waren, met het oog op de vergrijzing, tot de conclusie gekomen dat ze hier als drie eigenstandige organisaties, onvoldoende antwoord op konden geven. Ze moesten de handen ineen slaan en komen tot nieuwe zorgvormen: de zorg moest de cliënt volgen en niet, zoals we in Nederland gewend zijn, de cliënt de zorg. Zorg thuis, dat was het uitgangspunt en daarvoor moesten de condities worden geschapen. Gemeente, zorgkantoor, woningbouwcoöperaties, allen waren ze enthousiast over de fusie en allen werkten ze mee aan een bestuurlijk convenant om de ouderenzorg in te richten voor de toekomst. Samen.

In de zeven jaar dat ik werkte voor deze organisatie, ontstond een paradigmashift. De politieke wind veranderde. Nu spraken de financiers en politici de taal van de marktwerking en dus waren we opeens monopolist.  Hoezo, samen? In een markt moest de klant kunnen kiezen en die keuze had de klant niet. 

We stonden in het verdachtenbankje. Op allerlei mogelijke manieren werd de markt gecreëerd. Het mooiste was nog wel dat op enig moment, lopende een jaar waarin produktie- en tariefafspraken waren gemaakt, opeens ruimte werd gemaakt voor een nieuwe aanbieder. En als we protesteerden, dan was het 

"Zie je wel, typisch monopolistengedrag..."

Framen heet zoiets. Alles wat je doet en zegt wordt geplaatst in een bepaald kader, je ontkomt er gewoon niet aan. Dat we lopende het jaar de begroting moesten omgooien en flink moesten bezuinigen, daar hoorde je verder niemand over.

Waren we tegenstanders van nieuwe aanbieders? Zeker niet. De vergrijzing komt er aan en, zeker in deze plaats, is er werk zat. Dat konden we toch niet allemaal aan. Keuzevrijheid voor klanten? Prima, dat scherpt. 

Maar politieke dogma's? Daar houd ik niet zo van. Die kunnen namelijk zomaar weer veranderen...

contact?

Er leek geen enkele relatie te zitten tussen de planning en de realisatie. Wanneer je de planlijsten bekeek, dan viel de improduktiviteit nog mee. Als je de realisatie ernaast legde, dan schrok je. En zo ging het al tijden. Toen het zelfs als onderwerp op het MT van de organisatie naar voren kwam, besloot ik om eens met het team in gesprek te gaan. Het was een ploeg mensen die de avonden en de weekeinden werkten. Ze werkten dan over de wijkgrenzen heen. Dat was logisch, zo kon je de produktiviteit op orde houden. Tenminste, op papier dan.

De dames ontvingen me gastvrij. Ze hadden zelfs koekjes voor bij de koffie meegenomen. Een interimdirecteur was een nieuw fenomeen voor hen en dat wilden ze wel eens meemaken. We spraken wat over hun werk, over de risico's (ze moesten soms in buurten werken die als riskant te boek stonden) en, uiteraard, uiteindelijk over de planning.

Daar waren ze dik tevreden over. Dat ging prima.

....?

Hoezo tevreden? Als ik de papieren bekeek, leek het er toch sterk op dat er steeds veel veranderde in de planning. Dat moest er toch op wijzen dat het niet goed ging?

Ze keken mij bevreemd aan en begonnen te lachen.

"Je bedoelt die mail waarop een lijstje met klanten staat? Nee, dáár doen we inderdaad niets mee. Aan het begin van de ronde, kruipen we even bij elkaar en verdelen onderling de klanten. Dat gaat veel beter."
Dat deden ze al jaren zo. Nee, dat planprogramma, zo hadden besloten, daar  werkten ze niet mee.

Op mijn vraag waarom ze nu precies niet met de planning vanuit het planbureau werkten, moesten ze even diep nadenken. Het was ook allemaal al zo lang geleden. Het had te maken met onlogische routes. Je fietste van hot naar her, soms was je in een straat begonnen en tijdens de route kwam je hier wel drie keer terug, terwijl je onderhand de hele stad doorfietste. Eh, nee, ze hadden nog nooit met een planner gesproken.

Tuurlijk waren ze bereid om dit gesprek een keer aan te gaan. Ze waren de beroerdsten niet.

Volgens mij ging het hierna prima...

Popcorn painting

http://www.popcornpainting.com/

Wat is nu eigenlijk een verpleeghuis

We werkten al jaren met deze woningbouwcoöperatie samen. We hadden mooie dingen gedaan in de verschillende seniorencomplexen die zij bezaten. We hadden plannen ontwikkeld voor de verschillende verzorgingshuizen. Nu wilden we onderzoeken of zij voor ons het verpleeghuis nieuw konden bouwen. Zij zouden dan ook eigenaar worden van de grond en de stenen.
De eerste afspraak vond plaats in ons hoofdgebouw. Het werd een wonderlijk gesprek. Om de één of andere reden werd het namelijk geen gesprek. Zij riepen wat en wij riepen wat. Er zat nauwelijks relatie tussen wat de één of de ander riep. Alleen maar stenen in de vijver. We voelden het allemaal en we gingen dan ook verwonderd uit elkaar.
De tweede afspraak hadden we in het hoofdgebouw van de coöperatie. Er schoven van hun zijde nog wat deskundigen aan. Allemaal mensen met veel verstand van bouwen. Ze presenteerden een plan en wij keken verbaasd toe. We begrepen het hele plan niet. Dit ging niet over een verpleeghuis. We maakten deze opmerking.

"Maar wat is nu eigenlijk een verpleeghuis? In mijn optiek een verzameling woningen met een gymzaaltje."

Sprak één van hun deskundigen. We keken elkaar aan en we begrepen dat dit niet ging werken. Als we dit samen wilden doen, dan was er een veel intensiever traject nodig. Dit was te snel.

Beide bestuurders begrepen het hiaat. Ze dronken er samen nog een glas op en besloten tot een iets lagere versnelling. Maar wel samen.

puzzel

Ziehier de puzzel.

Toen ik aantrad als directeur, werd er al jaren gesproken over nieuwbouw. Het pand was weliswaar nog maar net 25 jaar oud, maar de hele infrastructuur was ernstig verouderd. Ook de 4-persoonszalen, de 32-persoonsafdelingen en het feit dat er op iedere afdeling veel te weinig en volstrekt verouderd sanitair was, maakten dat de noodzaak voor nieuwbouw werd gevoeld. Als klap op de vuurpijl was het gebouw zo lek als een mandje. Bij zware regenval stonden overal emmers en teilen om het water op te vangen. Er moest dus echt iets gebeuren.

Ik had echter een belangrijk probleem. Zo ongeveer op de dag dat ik het pand voor het eerst betrad, werd feestelijk de verbouwing opgeleverd. Iedere afdeling had een flinke uitbreiding van de huiskamer gekregen en bovendien werd er een compleet nieuwe keuken opgeleverd. Allemaal heel mooi en, zeker wat betreft de huiskamers, een flinke verbetering in de woonsituatie van de bewoners. Maar ook een groot probleem. Immers, de waarde van het pand was hiermee in één klap enorm toegenomen. Als we op korte termijn nieuwbouw wilden, dan moesten we financieel een groot probleem oplossen.

Politiek gezien, hadden we de wind mee. Er werd op allerlei niveaus geageerd tegen de verpleeghuizen die nog meerpersoonskamers kenden. Ook het zorgkantoor maakte ons duidelijk dat er echt iets moest gebeuren. Dat begrepen we en dat vonden we zelf ook. We waren echter niet naïef en realiseerden ons dat we hoe dan ook voor een financieel vraagstuk kwamen te staan. Het was dus zaak om de verschillende partijen zoveel mogelijk overtuigd te doen zijn van de noodzaak tot nieuwbouw.

We besloten naar het bouwcollege en het zorgkantoor eerst een uitwerking te zenden welke gebaseerd was op verbouw van het bestaande verpleeghuis. Hier waren we zelf niet enthousiast over, maar het was wel de goedkoopste oplossing. De presentatie aan de verschillende partijen, leverde steeds eenzelfde reactie op.

Stilte.

Dan begon men op ons in te praten. Dit zou nooit een goed pand opleveren. Hier kreeg iedereen spijt van. Echt, slopen was de enige optie. Wij reageerden door te wijzen op het financiële probleem waar we dan mee bleven zitten. Iedereen zegde toe ons hierin te steunen. Dat wilden we horen.

Hierna gingen we het proces in van ontwerp van nieuwbouw.

Was hiermee het financiële probleem opgelost? Nee, daar zou nog veel over moeten worden gesproken. Het helpt echter als iedere partij er ook van overtuigd is dat sloop de enige optie was.

maandag 2 augustus 2010

helicopterblik

Als je op Google Maps kijkt naar het terrein van het vroegere Sint Joris Gasthuis in Delft (voer in: 52.023198,4.359089) dan zie je nog steeds het effect: een heuvelachtige tuin en een flinke vijver. Die zijn er niet zomaar gekomen. Eens hebben psychiatrische patiënten hier lopen zwoegen met kruiwagen en schep. De heuvels zijn ontstaan door het uitgraven van de vijver. Trouwens, wanneer de heuvels er lagen en de vijver een feit was, begon men doodleuk weer opnieuw. Een voorloper van de bezigheidstherapie. Dat "therapie" werd er achter gezet om het de schijn van behandeling te geven. In werkelijkheid was het natuurlijk een volstrekt nutteloze bezigheid: gaten graven en later weer dichtgooien, soms jaren achter elkaar.
Het is trouwens toch wel aardig om het terrein zo eens van boven te bekijken. Schuin boven de vijver ligt een gebouw met nogal wat hoeken. In de tijd dat ik er werkte (begin jaren '80), heette dit simpelweg "het B-gebouw". Hier had ik mijn eerste baantje als verpleegkundige, op B4: een gesloten vervolgafdeling. Als je goed kijkt zie je dat vanuit het B-gebouw een gang loopt naar een ander, wat rechthoekiger gebouw. Dat was het "A-gebouw". Hier vonden de opnames plaats. De gang was bedoeld om snel personeel van het ene naar het andere gebouw te loodsen. Er gebeurde nogal eens wat en dan was er soms snel versterking nodig.
Na het A-gebouw komt een gebouw waarvan ik niet zeker weet of het er al stond toen ik hier werkte. In die tijd vond je hier wat therapielokalen, een restaurant en nog wat facilitaire ruimtes. Het kan best zijn dat het nog steeds hetzelfde gebouw is.Dan komt er een groot grasveld. Hier stonden, ik meen, twee misschien drie, oude paviljoens voor chronische patiënten. Gelukkig zijn die ook echt afgebroken, want dit waren toen al vreselijke plaatsen om te verblijven. Aan de zijkant, aan de zijde van de snelweg en Het Verlaat liggen lage paviljoens. Die aan de zijde van de snelweg waren in de tijd dat ik hier werkte, afdelingen voor ouderen. Het waren houten noodgebouwen. Ik kan het niet goed zien, maar het lijkt wel of het nog steeds hetzelfde paviljoen is. De stenen paviljoens aan Het Verlaat zijn voor mij nieuw. De hoge flat in de hoek van het terrein Aan het Verlaat en de Sint Jorisweg, toen de personeelsflat, lijkt gedeeltelijk afgebroken maar deels ook nog overeind.

Toen ik hier werkte, werd door de toenmalige Raad van Bestuur gecommuniceerd dat dit terrein verlaten zou gaan worden. De psychiatrische hulpverlening zou zich verspreiden over de stad. Een grootschalige voorziening zoals hier, zou zijn langste tijd hebben gehad. Ik was hier niet rouwig om: de gebouwen waren troosteloos door hun afgeleefd-zijn. Het was een vreemd allegaartje van stijlen en benaderingen van psychiatrische patiënten. Het was geen prettige plek om te verblijven doordat het zo was ingeklemd tussen stad en snelweg. Regelmatig drong de indringende lucht vanuit de gistfabriek verderop door. Het terrein zelf was rommelig en, als gezegd, maakte het toen een troosteloze indruk.

Ik hoop dat er tenminste zo hier en daar een lik verf over de paviljoens is gehaald.

love letters

http://www.sleeptrip.com/300loveletters/2.html

inspirerende reisbestemmingen



Ik ben geen liefhebber van groots opgezette cultuurprojecten. De keren dat ik hierbij betrokken was, zag ik vooral leden van het topmanagement zwetend voor een zaal vol cynische medewerkers staan. Veel werd geïnvesteerd in magazines met opgeleukte artikelen. Maar om nou te zeggen dat "de cultuur van de organisatie" een draai maakte, ik heb het nooit ervaren. Is cultuurverandering dan onmogelijk? Dat geloof ik niet. Het werkt alleen niet, in mijn optiek, om hiervoor de cultuur als object van het traject te nemen. Verander de financiering en zie eens wat er met de cultuur gebeurt; let eens op wat er gebeurt wanneer de cliënten mondiger worden of wanneer ze kunnen kiezen voor een andere aanbieder bij jou in de buurt....

Het was dan ook niet opgezet als een cultuurproject. We wilden de medewerkers op een speelse manier proberen uit te dagen om kansen voor verbetering op hun eigen werkplek, uit te voeren. De medewerkers waren zonder uitzondering zeer betrokken mensen die vaak al vele, zelfs tientallen jaren op een afdeling werkten. De routine was dan ook diep ingesleten. Dat is niet persé verkeerd, voor bewoners is het vaak geruststellend dat er geroutineerd wordt gewerkt, maar geeft beperkingen als je verandering wilt. We zochten naar mogelijkheden om medewerkers geïnspireerd te krijgen.

Eén van onze stafmedewerkers kwam met een gouden plan: waarom beginnen we niet een reisbureau? Het doen van een werkbezoek werkt altijd zo verruimend. Het geeft vaak zulke goede ideeën en helpt je verder in je eigen denkproces. Waarom geven we de medewerkers die dit willen, niet de kans om eens over de schutting van de eigen afdeling te kijken?

Zodoende stelden we een reisgids op met "inspirerende bestemmingen". Dat waren kleinschalige woonprojecten in het hele land, of een facilitaire dienst van een instelling die geheel georganiseerd was in aanvulling op de zorg en de wensen van de cliënten, maar óók goedlopende initiatieven binnen de eigen instelling. Er gebeurt heel veel maar dit blijft ook vaak verborgen voor de eigen medewerkers. Je kan erover lezen, maar er zijn en praten met je collega's: dat helpt! Zodoende werd de nieuw opgezette dagverzorging in één van de verzorgingshuizen één van de inspirerende bestemmingen, maar ook de nieuwe PG-units die geheel volgens de principes van het kleinschalig wonen waren opgezet. Soms compleet met inpandige straatjes en pleintjes.

Het was geweldig. De boekingen voor het reisbureau liepen binnen. Hele teams kozen voor een bestemming die hen zou inspireren. Na de reis zochten ze naar mogelijkheden om zelf zaken aan te pakken.
Het werkte, vooral als verschillenden binnen het team aansloten bij het proces. Als je alleen stond, had je het zwaar. Dan lukte het bijna niet. Ook werd duidelijk hoe belangrijk de managers in zo'n proces zijn. Staan ze positief tegenover de gewenste richting, dan faciliteren ze. Zien ze het niet zitten, dan problematiseren ze: te weinig personeel, niet deskundig genoeg en ga zo maar door.

Inspiratie zit vaak tussen de oren en je geeft het elkaar...of niet.

"We noemen het inspiratie 
adem van de geest 
Inspiratie 
maar wij zijn het 
wij zijn het steeds geweest 
Noem het inspiratie 
zo noemt men het ‘t meest 
en dat is het ook 
de ingeblazen adem 
van de geest 
van de geest" (Inspiratie - Mathilde Santing)

Goede ideeën vragen ook heel hard werken en veel aandacht

Hoe het indertijd allemaal was gelopen, was door het verstrijken van de tijd, een hele reeks fusies en het vertrek van vele betrokkenen, inmiddels volstrekt onduidelijk geworden. Zoveel was zeker, zo'n 10 jaar terug hadden een aantal bestuurders de handen ineen geslagen en in enkele flats van een flatgebouw met aanleunwoningen, waren woonunits voor kleinschalig wonen voor dementerenden ondergebracht. Het was gedaan met minimale kosten. De indeling van de appartementen zelf was niet aangepast. In ieder appartement konden 5 mensen met dementie wonen. Ze deelden de huiskamer, de keuken en toilet/ douche. Het was één van de eerste initiatieven voor kleinschalig wonen en het enthousiasme was dan ook groot onder de betrokken medewerkers.

Hierna hadden de bestuurders zich weer bezig gehouden met andere zaken.

Toen ik bij het initiatief betrokken raakte, bleek dan ook al snel dat er feitelijk helemaal niets was geregeld. Niemand, behalve de medewerkers, had zich nog met het initiatief bezig gehouden en in die 10 jaar hadden de medewerkers werkelijk alles uit de kast moeten halen om het wonen en zorgen tot een succes te maken. Veel ging door deze betrokken medewerkers dan ook goed, maar er waren ook veel zaken die reden gaven om ongerust te zijn. Zo was er niets geregeld met betrekking tot de bezittingen van de bewoners. De appartementen hadden zelf geen televisietoestel, dus als een nieuwe bewoner bereid was zijn of haar toestel in de kamer te zetten, dan was er weer televisie. Wanneer deze bewoner kwam te overlijden, kon het zomaar gebeuren dat het toestel van de ene op de andere dag weer vertrokken was. Medewerkers hadden zelf veel opgebracht om dit soort hiaten opgevuld te krijgen, maar ideaal was het natuurlijk niet.
In die 10 jaar was ook van alles gebeurt tussen de medewerkers, met alle gevolgen van dien. Vanuit de organisatie was hier geen zicht op. De appartementen waren een witte vlek en niemand wist hoe of wat. Toen ik hier gedetailleerd naar ging kijken, bleken bijvoorbeeld de personeelsdossiers, als ze er al waren, niet op orde. De financiering was al helemaal een verhaal apart. Niemand wist precies hoe dit was geregeld en het kostte me dan ook heel wat onderhandelingen met het zorgkantoor om het geheel überhaupt gefinancierd te krijgen.
Zo krabbelden we langzamerhand overeind. Er was weer aansturing (ik had één van de managers verantwoordelijk gemaakt), de financiering was geborgd, waar nodig waren opnieuw afspraken met bewoners en hun familie gemaakt, er zat weer lijn in het geheel.
Toch bleef het wringen. De inspectie was bijvoorbeeld kritisch: de bewoners konden met de lift gewoon naar buiten. Niemand had hier zicht op.

Ook nam de leegstand toe.

Dat was nieuw: het kleinschalige initiatief had altijd veel instroom en zelfs veelal wachtlijsten gekend. Die instroom leek in enkele jaren te verdampen. Dat was ook wel te begrijpen: de organisatie was de laatste periode hard bezig om veel meer kleinschalige initiatieven te ontwikkelen. Hier kregen de bewoners een volwaardig appartement. Dat was wel iets anders dan met 4 anderen een appartement met kleine kamertjes te moeten delen. Ook het sanitair in de nieuwe appartementen was volledig ingericht op de doelgroep. Kortom, men koos gewoon voor de nieuwe wooninitiatieven.

Het was dan ook onontkoombaar dat we het 10 jaar oude kleinschalige experiment in de aanleunflat moesten gaan sluiten. De weinige hier nog wonende cliënten kregen allemaal een appartement in een nieuw kleinschalig project. De medewerkers waren teleurgesteld en boos. Ik begreep het: 10 jaar lang hadden ze lopen tobben, inhoudelijk ging het eindelijk de goede kant op. Ze hadden zoveel ervaring opgedaan met deze nieuwe wijze van werken en vanuit de organisatie was hier heel weinig belangstelling voor geweest.

Het was indertijd een uniek en prachtig initiatief, maar het werd eigenlijk ook een gemiste kans.

to the water

http://www.tothewater.com/

Een goed idee is vaak zo verdomd lastig.

Ze kwam mijn kamer binnen wandelen omdat ze een idee had. Ze had al enige jaren gezien hoe familie, na het overlijden van hun familielid in het verpleeghuis, vaak vele vuilniszakken met kleding, schoenen en andere spulletjes weggooiden. Tegelijkertijd zag ze de trieste realiteit dat er nogal wat bewoners waren die niet of nauwelijks bezoek kregen. Die moesten maar zien hoe ze aan kleding kwamen. Daar had ze over nagedacht. Het leek haar een goed idee wanneer we in het verpleeghuis een winkeltje openden, waar we kleding en andere spulletjes die anders toch zouden worden weggegooid, konden doorverkopen aan bewoners. Zij zou ervoor zorgen dat de spulletjes keurig schoon en zonder scheuren waren.

Nou, dat leek mij ook wel een goed idee.

Al snel kwam het eerste probleem. Wáár kon zo'n winkeltje worden ondergebracht? Het vroeg een kleine ruimte voor de verkoop, ongeveer één keer per twee weken een middag. Ook moesten er spullen kunnen worden opgeslagen. Nu wordt iedere ruimte gebruikt, vaak intensief, dus, wie ging er wijken. Mijn oog viel op een opleidingslokaal, dat stond meerdere dagdelen per week gewoon leeg. Het koste enige discussie met de opleidingsmensen: iedereen vindt zo'n winkeltje een goed idee, alleen niet als het over mijn ruimte gaat (ook al staat die leeg). Maar goed, die strijd werd gewonnen en de winkel kon van start.

Het werd een succes. De bewoners beschouwden de winkel als een uitstapje, waar ze bovendien heel goedkoop nieuwe, tweedehands spullen konden kopen. Voor de vrijwilligers was het bevredigend en niemand hoefde nog kleding weg te gooien.

Iedereen blij.

Zo blij, dat het initiatief al snel uit de rails dreigde te lopen. Ook buiten het verpleeghuis werd het winkeltje bekend en al snel meldden zich de eerste bewoners uit de wijk. Op zich natuurlijk prima, want dat willen we toch: het verpleeghuis onderdeel laten zijn van de wijk? Maar al die mensen die binnen kwamen, moesten we dat dan goed vinden?
De medewerker die het initiatief was gestart, dreigde steeds meer onder al het extra werk te bezwijken. Ik vroeg de coördinator van het vrijwilligerswerk om met haar op zoek te gaan naar hulp. Dat duurde wel even want het viel niet mee voor de medewerker om haar initiatief te delen met anderen.
De hoeveelheid ingezamelde kleding nam ook sprongsgewijs toe. Steeds meer ruimte werd opgeëist. De facilitair manager klaagde steen en been en dat kon ik ook wel begrijpen.
Toen kwam ook nog de controller bij me langs. Hij vroeg hoe de administratie van de winkel was georganiseerd want de belastingdienst zou wel eens geïnteresseerd kunnen zijn in de BTW-verrekening. Ook dat kon ik begrijpen, de omzet was inmiddels aanzienlijk. En, alhoewel diezelfde omzet onmiddellijk terugvloeide naar de bewoners, de belastingdienst is er nu eenmaal niet voor sprookjes.

Voor je het weet, komt een goed idee om in dit soort gedoe. Steeds moest ik vragen aan degene die tegenover mij zat: "Maar, wat vind je nu eigenlijk van het idee?" Meestal was de reactie dat men het idee heel goed vond, maar....

"Maar jij hebt verstand van het onderwerp wat je nu bij mij op tafel gooit....kom eens met een oplossing..."

Dat hielp. Het bleef echter een onderdeel waarover ik waakzaam moest blijven: het was iets nieuws en de neiging om terug te keren naar de oude situatie bleef heel sterk, dan zou het winkeltje zijn verdwenen.

zondag 1 augustus 2010

praktijkverpleegkundige

Het kwam toevallig zo samen: van de vier verpleeghuisartsen vertrokken er in korte tijd drie. Eén had met zijn vrouw besloten om naar haar geboortegrond in het oosten te verhuizen; een tweede werd alsnog toegelaten tot de opleiding geriatrie en de derde kreeg een baan aangeboden waarvan iedereen zei dat hij die niet mocht weigeren. Alhoewel we natuurlijk onmiddellijk alle registers opentrokken, bleek ons al snel dat de arbeidsmarkt voor verpleeghuisartsen beroerd was: ze waren gewoon nergens te vinden. Ons huis lag in een minder aantrekkelijk deel van de randstad en als je hiernaast een baan kreeg aangeboden in de bossen van Drenthe, de heuvels van Salland of de eindeloze verten van Zeeland, dan was de keus meestal niet moeilijk. Bovendien, er was in ons verpleeghuis ook wel wat werk te doen. Het was geen gespreid bedje. De overgebleven arts kreeg de verantwoording over de ruim 300 verpleeghuispatiënten en bovendien de medische ondersteuning in de verschillende verzorgingshuizen. Dat ging nooit werken zo. Gelukkig werd ongeveer in dezelfde periode in onze gemeente een grote uitbreidingswijk opgeleverd. Er waren al huisartsen gevestigd, maar hun praktijken moesten nog flink groeien. Deze nieuwe artsen waren bereid om de eerste maanden ondersteuning te bieden. Ook konden we een beroep doen op de huisartsenpost gedurende de weekeinden en de avonden. Op deze wijze sprongen de huisartsen op bijzonder collegiale wijze voor hun collega in het verpleeghuis in de bres en was de medische continuïteit gewaarborgd.
Ook bedachten we binnen het verpleeghuis een nieuw model van werken (ik spreek hier over medio 2001). We benoemden enkele ervaren verpleegkundigen in het verpleeghuis tot praktijkverpleegkundige. Zij zouden het werk van de verpleeghuisarts gaan stroomlijnen. Zij bezochten dagelijks de afdelingen en handelden heel veel vragen af; organiseerden vast noodzakelijke onderzoeken bij patiënten en dirigeerden de verpleeghuisarts naar die situaties waar zijn bemoeienis onmiddellijk vereist was. Op deze wijze konden zij het werk van de verpleeghuisarts efficiënter organiseren. De arts zelf stopte met de dagelijkse visites. Hij ging meer, zoals een huisarts, spreekuren organiseren. 
Toen we, na enkele maanden, nieuwe artsen hadden kunnen aantrekken, bleef het model van werken overeind. Het dagelijks leven in het verpleeghuis zou minder gedomineerd worden door het medisch model, terwijl de noodzakelijke toegang tot de deskundigheid van de arts geborgd bleef. De praktijkverpleegkundige bleek een functie die het voor verpleegkundigen voldoende boeiend maakte om in het verpleeghuis te werken.  Ze was niet meer weg te denken. 

creatief


Zomaar een straat in Berlijn. In het raam zijn legoblokjes neergelegd en iemand heeft in enkele gaten in de muur het gat opgevuld met lego. Een jongen loopt voorbij, ziet de gevulde gaten, de legoblokjes in het raam. Hij stopt en begint te puzzelen: er zijn nog gaten in de muur die niet zijn opgevuld.
Het duurt niet lang of een tweede passant staat naast de jongen en begint ook te puzzelen. Nu is het hek van de dam: steeds meer mensen beginnen de gaten met legoblokjes te vullen. Anderen staan te kijken, hebben commentaar of geven advies. Bijna niemand kan zich hier aan onttrekken...
Geweldig....

Over bureau-oplossingen en macht



Ik lag al enige tijd met een ambtenaar van de gemeente overhoop.

Binnen onze organisatie was een stichting met ouderenadviseurs actief. De stichting werd gefinancierd vanuit de gemeente.

Omdat wij, als organisatie met thuiszorg-/ verzorgingshuis- en verpleeghuislokaties door de hele stad waren verspreid, hadden we de gemeente voorgesteld om in iedere wijk een steunpunt in te richten. Een zorgloket waar bewoners van de wijk terecht zouden kunnen om wijs te worden uit de lappendeken van voorzieningen in de zorg en het welzijn. De ouderenadviseurs zouden hierin een goede rol kunnen spelen.

De beleidsambtenaar was hier faliekant tegen. Het zou niet onafhankelijk genoeg zijn. Ik was bereid om hierover afspraken te maken, maar dat punt bereikten we niet eens. Deze ambtenaar bedacht op enig moment dat er een centraal loket moest komen en ze wist ook al waar deze moest worden gehuisvest. Als klap op de vuurpijl eiste ze van mij dat wij hier ouderenadviseurs zouden "leveren".

Ik vond het een slecht idee. De lokatie was volledig buiten welk centrum dan ook en de gemeente (ruim 100.000 inwoners) te groot voor één centraal loket. Zonde van de tijd en het geld om hier dure krachten 5 dagen per week uit hun neus te laten eten.

Het was voor dovemansoren.

Op een gegeven ogenblik begon ook de wethouder over de discussie. Hij liet doorschemeren dat er in de gemeenteraad stemmen opgingen om de ouderenadviseurs uit onze organisatie weg te halen. Ik vroeg hem of het mogelijk was om hier een open discussie op basis van feiten te voeren, maar hij maakte me duidelijk dat er politieke bewegingen gaande waren die een dergelijke openheid belemmerden.

Ik moest dus bakzeil halen onder het argument dat we teveel monopolist waren.

Niet heel veel later werd in een grootschalig project op het gebied van ouderenbeleid, een ingrijpend verbouwd seniorencomplex opgeleverd. Onze zorginstelling, huisartsen, een woningbouwcoöperatie en nog enkele voorzieningen waren hierin vertegenwoordigd. In een prachtige omgeving werd een grand café geopend, waar voor mensen uit het complex en de direct hieraan grenzende wijk vele activiteiten georganiseerd gingen worden.

De gemeente, nadrukkelijk uitgenodigd, deed niet mee.

Die opende in hetzelfde complex, 25 meter verder, een eigen koffiecorner...