zaterdag 18 december 2010

Grrrrrr emeente



Afgelopen week werden bij ons twee nieuwe dakkapellen geplaatst.

De oude waren kuis verrot en er moest dus echt iets gebeuren.

We hadden ons huiswerk gedaan. Vanaf 1 oktober is een nieuwe wet van kracht, zodat bij vervanging aan de voorzijde van het huis geen meldingsplicht meer bestaat. Aan de achterzijde was deze al eerder vervallen. Voor de zekerheid zond ik naar het hiervoor bedoelde mailadres van de gemeente nog even de vraag of mijn interpretatie klopte.

Nooit meer iets van gehoord.

Natuurlijk.

Waarom ben ik toch niet verbaasd over dit soort zaken?

Enfin.

De dag was daar. Voor de deur stond een grote oplegger met twee dakkapellen. Onze oude waren net van het dak getild. Toen ging de voordeurbel.

Bouw- en woningtoezicht.

Ze waren toevallig door de straat gereden.

Wij wonen midden in de wijk, uit het zicht van doorgaande routes. In de 10 jaar dat we hier wonen, nog nooit een autootje van bouw- en woningtoezicht gezien.

Inderdaad, heel toevallig.

Stiekum keken we de straat in of we ergens een gordijntje omhoog getild zagen. Maar niet dus.

Of we een vergunning hadden.

Nou, zo legden we uit, het was 1 oktober geweest. Dus dat was niet meer nodig.

Dat hoefden we de man niet uit te leggen. Dat wist hij ook wel. De meldingsplicht was vervallen. Nee, hij bedoelde een omgevingsvergunning.

Nu vielen wij even stil. Omgevingsvergunning?

Een melding hoeft niet te worden gedaan, maar er moest wel een omgevingsvergunning worden aangevraagd? Dan moet er dus blijkbaar toch een melding worden gedaan...maar waarom was dan de meldingsplicht opgeheven?

Hier kwam hij ook niet zo goed uit. Hij was van de regels, niet van dit soort scherpzinningheden. En ja, inderdaad, dit ging toch weer geld kosten.

Tja. Die gemeente moet wat. Al die ambtenaren moeten toch worden betaald. Wie zouden de buren anders nog kunnen bellen?

We konden een brief tegemoet zien.

En daar ging hij weer met zijn autootje. Naar de volgende toevallige waarneming.

Je kan het er maar druk mee hebben.

vieze man



Ik herkende hem onmiddellijk.

Weliswaar was ook hij zo'n 20 jaar ouder, maar zijn gezicht zat nog steeds onder de pukkels, zijn neus was rood en zijn haren vettig en verward. Allemaal tekenen van een ongezond leven. In zijn geval, zo wist ik, gedomineerd door alcohol en armoede. Aan dit rijtje kan nog worden toegevoegd eenzaamheid, werkeloosheid, talloze psychiatrische opnamen, eenzijdig en ongezond voedsel, vele shaggies per dag en soms een kruimeldiefstal als de nood te hoog werd. En daardoor ook enkele veroordelingen en gevangenisstraffen.

Ik was benieuwd of hij nog steeds een dak boven zijn hoofd had. Hij woonde indertijd in een klein appartementje wat van zijn moeder was geweest. Na haar dood, was hij hierin getrokken en sindsdien stond het stille straatje op zijn kop: het huisje werd een vast inlooppunt van alles wat in Gouda uitzichtloos en kansloos was.

Op de één of andere manier lukte het hem indertijd om op de smalle richel waarop zijn leven zich bevond, ongeveer in balans te blijven. Soms moest hij dan een paar weken in een politiecel of in een psychiatrische inrichting verblijven, maar dat kwam meestal wel goed uit. Hij kon dan een periode niet drinken, kreeg weer even een tijdje een redelijke maaltijd en hij kon zich weer eens verzorgen.

Op die manier dus.

Een trieste man eigenlijk.

Ook een vieze man.

Hij verleidde bij voorkeur eenzame, bejaarde dames en leefde dan een tijdje van hun schamele AOW'tje. Thuis, zo vertelde hij, had hij in een kast enkele jurken hangen. Opgedoken op een rommelmarkt. Zo verleidde hij hen.

Hier maakt niemand zich echt druk om.

De bejaarde vriendinnen waren altijd dezelfde soort eenzame, verdwaalde stakkers. Blij dat ze eindelijk weer eens voor iemand konden zorgen. Weer een tijdje aanspraak hadden. De sex en financiële uitbuiting namen ze dan maar op de koop toe.

Totdat ze blut waren.

Dan vertrok hij weer.

Daar liep hij. Door de sneeuw. Zijn te kleine jas hing open. Hij droeg sandalen. In zijn hand had hij een bierblikje. Hij was dronken.

Het is bijna kerst.

zondag 12 december 2010

Marktberichten


Vanmorgen nog liepen wij in Brussel. We liepen door de Marollen, een volkswijk. Op het Vossenplein wordt dagelijks een antiekmarkt gehouden.

Het was er levendig. De verkopers, ze spraken vrijwel uitsluitend Arabisch, waren vooral druk bezig met elkaar. Ze sjouwden met meubels, ze bespraken weetikveelwat en dat deden ze vurig en met veel misbaar of ze speelden een bordspel. Het publiek, veelal bewoners van de volkswijk, maar ook een enkele toerist, scharrelden tussen de chaotisch uitgestalde koopwaar door.

De koopwaar bestond meestal uit een slordig neergegooide verzameling rommel. Bakken vol met kledingstukken, serviesgoed, beeldjes en andere bric a brac. Schilderijen stonden overal opgesteld. Vaak beschadigd en eigenlijk altijd zeer kitscherig. Hier en daar had een verkoper een marktkraam, maar meestal lag de verkoopwaar gewoon op straat. Het had geregend, zodat alles vochtig was. Ook de boeken, tekeningen en schilderijen. Niemand maakte zich hier druk over.

Er werd nauwelijks iets verkocht. Een enkele keer vroeg ik naar de prijs van een object. De verkoper, als hij me al een blik waard vond, vroeg exorbitante prijzen. Ik had ergens gelezen dat afdingen verwacht werd. Maar een beeldje van weinig waarde, waar schaamteloos € 500,- voor wordt gevraagd, tja, dan begin ik niet eens aan het noemen van een lagere prijs.

Mijn camera werd niet op prijs gesteld. Verschillende verkopers spraken me afkeurend aan als ik de camera op hun koopwaar richtte. Mijn Frans was opeens erg slecht. Ik bleef naar hen glimlachen. Soms kwam er één zwaaiend op me af. Dan keek ik maar de andere kant op. Uiteindelijk dreef niemand het op de spits.

Zo'n markt is feitelijk de meest pure vorm van het kapitalisme. Verkoper en koper ontmoeten elkaar en bepalen gezamenlijk een prijs. Die prijs geeft, als het goed is, zowel de koper als de verkoper een tevreden gevoel.

Ik begrijp nu de marktberichten op de radio, wanneer wordt gezegd dat de beurs een wat depressieve dag doormaakte.

Ze waren allemaal een beetje chagrijnig en hadden eigenlijk geen zin om iets te verkopen.

Daar op de markt in de Marollen.