vrijdag 24 november 2017

Weemoed.





We verbleven op een boerderij dat al lang geen boerenbedrijf meer huisvestte. 

De eigenaar, een Amsterdammer, had het gebouw omgebouwd naar woonhuis met ook een bed & breakfast. 

Boven de B&B woonde nog Marionne, een krasse dame van ergens in de tachtig. Marionne en wij deelden dezelfde voordeur. In het halletje hier achter bevond zich een steile trap die naar het domein van Marionne voerde. 

Ergens halverwege deze trap was een trede die schrikbarend hard kraakte.

Iedere ochtend werden wij om 06.30 uur wakker van het gekraak van de trap. Marionne kwam naar beneden. Nog geen kwartier later kraakte de trap opnieuw. Marionne sloop weer naar boven.

Marionne had geen hond.

Het was een raadsel.

De uitgang van de boerderij kwam uit op een doorgaande weg en aan de overkant lag een klein kapelletje. Het kapelletje was gewijd aan Maria die devoot de passant aankeek. In de kleine ruimte bevonden zich enkele vaasjes met verse bloemen en ook brandde er een kaars.

Dat bleek de oplossing van het raadsel: Marionne onderhield ’s ochtends de kleine kapel bij haar voor de deur.

Ik veronderstelde dat Marionne een gelovige vrouw zou zijn: ze kwam al decennialang voor dag en dauw haar bed uit om Maria af te stoffen. De eigenaar schudde heftig zijn hoofd:

“Ze komt nooit meer in de kerk.”

Hij vertelde dat hij haar er wel eens naar had gevraagd: wel haar leven lang zorgdragen voor een beeldje en nooit meer naar de kerk gaan. Marionne had vertelt dat ze geen gelovige meer was: er was geen hemel en geen hel. Waarom zou ze dan nog naar de kerk gaan?

Maar waarom dan wel iedere ochtend bloemen voor Maria brengen? Ze had hem verlegen lachend gestopt met zijn vragen:

“Nou moet je ophouden hoor…”

Achter het kapelletje lag nog een boerderij. Deze was in bedrijf. De boer had 40 koeien in zijn stal staan en dit was niet genoeg om van te leven. Hij was er noodgedwongen een tuinbedrijfje bij begonnen. Zo scharrelde hij zijn boterham bij elkaar. Hij vermoedde dat hij het nog hooguit twee jaar vol zou kunnen houden, dan zou hij de strijd moeten opgeven en de boerderij verkopen. Hij ging nog even door omwille van zijn vader: 95 jaar oud.

De boerderij was al generaties in bezit van deze familie. De oude boer liep elke dag nog de heuvel op en rond het weiland om de koeien te bekijken. Hij kende de plannen van zijn zoon en dacht er het zijne van.

Het wachten was op zijn dood en dan zou ook deze boerderij worden omgebouwd tot woon- of vakantiehuis. Marionne zou nog enkele jaren Maria verzorgen en dan zou ook de kapel langzaam vervallen.

Ondertussen kwam de pastoor op zijn fiets de weg afgereden. Het regende.

Een mooie man uit Afrika. 

Hij lachte.