zaterdag 3 maart 2018

"Terschellingers hebben geen hart"


Dit is een verbazingwekkende foto.

We zien een ouder echtpaar wat afwachtend in de camera kijken. Ze zijn werkelijk omringt door bloemen. In zoverre ik ze kan herkennen: tulpen, fresia's, hyacinten, margrieten. Het houdt gewoon niet op.

Het is 22 mei 1944, Amsterdam.

Het is midden in de oorlog. De hongerwinter zou later dat jaar ongenadig toeslaan. Als ik de verhalen mag geloven, zouden diezelfde tulpen, althans de bollen, in die periode onderdeel worden van het dagelijkse voedsel.

Maar nu nog worden ze gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld: ze accentueren een feest. In dit geval: de man en vrouw op de foto zijn 50 jaar getrouwd. De geschiedenis verhaalt niet hoe men aan alle bloemen is gekomen. Ze zijn er. In overvloed.

De man is Philippus Ewouds en de vrouw is Hitje Groendijk. Mijn overgrootouders. Mijn oma lijkt overigens sterk op haar moeder, zo is hier te zien. Philippus lijkt verrassend veel op de oudste zoon van mijn oma: Jan.

Ze hebben hier een lange weg afgelegd.

Beiden zijn geboren op Terschelling. Om precies te zijn: Formerum. Phillipus staat, als hij wordt gekeurd voor militaire dienst, in de boeken als "visscherman". We zijn dan in het jaar 1893. Een jaar later zou hij trouwen met zijn Hitje.

Het was armoe troef op dat eiland. Phillipus was dus regelmatig en langdurig weg: we zien bijvoorbeeld inschrijvingen in Amsterdam, Broek in Waterland, Landsmeer. Een soort gastarbeider, zou je kunnen zeggen. Een gelukszoeker. Hij pakte alles aan wat nodig was om zijn gezin te kunnen onderhouden. Hij staat dan ook in de boeken als bootwerker, arbeider en ga zo maar door.

Hij moest wel want op Terschelling wachtten 12 kleine kinderen. Heel bijzonder, ze bleven ook alle twaalf in leven.

Wanneer het gezin naar vasteland is gekomen is niet helemaal duidelijk, maar in ieder geval wordt het grootste deel van het gezin in 1920 ingeschreven in Landsmeer. Ze hebben dan al even in Amsterdam gewoond, maar hoe lang dat is geweest, is niet terug te vinden. Ik vermoed dat de emigratie van het eiland naar de grote stad toch ergens in 1920 is gebeurt: de drie oudste kinderen trouwen namelijk allemaal in dat jaar en blijven op het eiland.

Bovendien worden er tot 1919 kinderen geboren die op Terschelling worden ingeschreven.

Mijn oma, ook Hitje, is in 1920 12 jaar oud. Ze zal haar hele leven trots zijn op haar Terschellinger afkomst en een hekel hebben aan haar naam. Ze laat zich liever Hettie noemen.

Mocht u ooit de verhalen van Sil de Strandjutter hebben gelezen: Sil is een verzinsel, als ook Lobke, maar veel van de gebeurtenissen in het boek, komen overeen met de jeugdverhalen van mijn oma. Zo vertelde zij dat ooit het hele dorp dronken over het eiland zwalkte, nadat er een schip met vaten drank was aangespoeld.

Mocht u sentimentele gevoelens hebben over het leven op het eiland. Vergeet het. Het was armoe troef en een dagelijks gevecht om te kunnen overleven. Niet voor niets riep mijn oma steeds in herinnering:

"Terschellingers hebben geen hart."

Ze waren gevormd door hun dagelijks gevecht om eten. Als u de liefelijke boerderijtjes op het eiland in gedachten heeft: de boerderij kent een piepklein huisje en een grote stal. Het hele gezin, 14 man, woonde en sliep in dat piepkleine huisje. De stal was voor de beesten en voor de opslag.

Ergens rond 1920 geven Philippus en Hitje het gevecht dus op. Ze vertrekken van het eiland naar de grote stad.

Er gebeurt nog iets dat de loop van onze familiegeschiedenis zal bepalen: in 1920 staat het gezin in de boeken als Nederlands Hervormd. Bij een volkstelling in 1928 is dit verandert in HAZEA: Hersteld Apostolische Zendingsgemeente in de Eenheid der Apostelen.

Ze zijn Apostolisch geworden...


vrijdag 2 maart 2018

Oranje boven .....

Daf 55 *)
Hier staat hij dan, keurig achter een afscheiding.

Een museumstuk...

Zelfs de kleur klopt, wat mij betreft: fel oranje. Dat kwam onder invloed van mijn moeder. Ze was ervan overtuigd dat een auto met een opvallende kleur minder kans op een ongeluk maakte. Dus waren de auto's van mijn ouders meestal oranje.

Fel oranje.

We reden in een Daf doordat mijn vader een stijfgezet been heeft. Hij kon daarom onmogelijk in een schakelauto rijden. En begin jaren zestig had je dan niet zoveel keus: dat werd onherroepelijk een Daf.

Het was in de tijd dat een nieuwe auto nog moest worden ingereden. Zorgvuldig werd de snelheid van de motor stapsgewijs opgevoerd. Mijn vader deed dit door met ons, zijn gezin, een dag lang met de nieuwe auto een lange rit te maken. Nog altijd kan ik de geur van zo'n nieuwe auto in mijn herinnering oproepen. Een fris aroma van lak, lijm en rubber.

En ja, die eerste tocht reed mijn vader. Hierna maakte dat niet meer uit: zowel mijn vader als mijn moeder maakten afwisselend gebruik van de auto.

De auto werd, zolang wij nog in Castricum woonden, gekocht bij een dealer in Schagen.

Waarom Schagen? Geen idee. Mijn vader kennende: hij heeft daar waarschijnlijk ooit zijn eerste Daf gekocht en hij vertrouwde de man. Dus werd verschillende keren in dat desolate dorp in die kale polders van Noord Holland onze nieuwe auto gehaald.

Ik heb nog een foto van, ik denk, onze eerste Daf. Het zal een Daf 33 of misschien zelfs nog een Daf 600 zijn geweest. Hoe dan ook, toen ik zo'n wagentje recent een keer op straat tegenkwam, realiseerde ik me hoe klein het eigenlijk was. Dat maakte voor ons helemaal niets uit: mijn vader monteerde een soort houten kist op het dak en de auto werd helemaal volgepropt (volgens mij zaten mijn broer, zus en ik bovenop de slaapzakken en kussens, op de achterbank)....en zo trokken we de Alpen over, naar Venetië.


Dat was spannend, de bergen over. De Daf had een bergknop. Ik heb geen flauw idee waarvoor deze diende, maar het indrukken van die knop was een plechtig moment en voor ons het ultieme bewijs dat we echt op vakantie waren.

De Daf betekende voor ons vooral vrijheid. Met mijn ouders trokken we door heel Europa: Italië, Frankrijk, Zwitserland, Engeland, Ierland, je kon het zo gek niet bedenken. O ja, op zondag reden we met de auto naar Beverwijk, naar de kerk. Twee keer iedere zondag. Tot de oliecrisis uitbrak, toen was het gedaan met zondagmiddag naar de kerk.

Voor dagjes uit werd de auto ook gebruikt: Madurodam, de Efteling, Linnaeushof, Avifauna. We reden ermee naar onze opa en oma in Amsterdam.

Maar niet het woon-werkverkeer: mijn vader ging met de trein naar zijn werk.

En altijd ruzie. Wie moest er in het midden zitten....

Meestal was ons zusje de pineut: zij was de jongste. Totdat ze wist hoe ze zich tegen twee oudere broers moest verweren: gewoon, keihard er tegen in. Dat lukte haar heel aardig.

Later, veel later, werd de Daf vervangen door een Volvo. Een Zweedse.

Maar ook die was oranje....

Knaloranje.




*) Door FaceMePLS from The Hague, The Netherlands - DAF 55 Sedan de Luxe (1969)