vrijdag 10 februari 2017

Ubuntu


Ik ben in mijn dagelijkse werk bestuurder van een ouderenzorginstelling.

Ondanks de continue stroom van negatieve berichten en de hoogoplopende meningen van velen die in de dagelijkse praktijk zelden of nooit een stap in een verpleeginrichting zetten, ben ik trots op mijn vak. Die trots komt voort uit de niet aflatende inzet van medewerkers, vrijwilligers en mantelzorgers.Die trots komt voort uit alle mooie initiatieven die worden genomen om de kwetsbare en afhankelijke bewoners een mooi leven te bieden. Een leven dat zoveel als mogelijk aansluit op de persoon die zij altijd zijn geweest.

Dat valt overigens niet mee.

De dagelijkse praktijk leert ook dat voor velen onder hen geldt dat het hele netwerk van vrienden, kennissen, familie, leden van de kerk en ga zo maar door, wegvalt als iemand wordt opgenomen in een verpleeghuis. Alsof een dergelijke opname betekent dat men geen deel meer hoeft uit te maken van dit netwerk.

En niets is minder waar.

Je bent namelijk voor een belangrijk deel wie je bent, dankzij dit netwerk.

Het helpt dus niet als je hierin alleen komt te staan. Zeker niet als je dementeert. Zie dan maar eens jezelf te blijven vinden.

Gelukkig zijn er velen die dit beseffen en trouw blijven aan de bewoner in het verpleeghuis.

Maar er zijn er ook veel bewoners die de dagen in eenzaamheid slijten.

Dat lossen we niet op met 1,7 miljard.

Maar dit terzijde.

Gister woonde ik een kerkdienst bij voor de bewoners van één van onze lokaties. Voor deze lokatie staat namelijk een prachtig, wit kerkje. Het kerkbestuur stelt hun kerkzaal graag voor dit doel beschikbaar. Om niet.

Deze kerkdiensten werden vorig jaar voor het eerst georganiseerd.

Eén van onze medewerkers realiseerde zich namelijk dat veel bewoners deze vaak diep ingesleten gewoonte, namelijk het naar de kerk-gaan, was weggevallen door hun opname in onze instelling. Natuurlijk, we hebben kerktelefoon en wekelijks is er een viering in de grote zaal. Maar dit is toch iets anders dan het ter kerke gaan...

Kenmerkend hiervan is dat je namelijk je jas aan moet doen, je dagelijkse omgeving moet verlaten en dat je op pad gaat naar de kerk.

Kenmerkend is dat je in de kerk samenkomt met een groep mensen die je in je dagelijkse leven meestal niet elke dag tegenkomt. Mensen met wie je desondanks toch iets hebt.

Omdat je deel uitmaakt van dezelfde groep die op zondag in de kerk samenkomt.

Het is, naar mijn overtuiging, één van de meest miskende, maar toch belangrijke rituelen: je jas aantrekken en je dagelijkse omgeving verlaten om naar de kerk te gaan....

Hoe dan ook.

Dit alles heeft één van onze medewerkers zich gerealiseerd en zij heeft de telefoon gepakt. Ze is het kerkbestuur gaan benaderen, de geestelijk verzorger van onze instelling, een pastoraal werker vanuit de kerken en zo begon het....

En nu gaan onze bewoners, tenminste zij die dit willen, met medewerkers, mantelzorgers en vrijwilligers zo'n drie keer per jaar naar de kerk.

Gister deed ik dus mijn jas aan en liep onze instelling uit. Ik ging naar de kerk. Een medewerker liep voor mij uit met een bewoner aan de arm en ze duwde een dame in een rolstoel. Ik nam het duwen van de rolstoel van haar over.

Uiteraard vroeg ik eerst aan de dame in de rolstoel of zij het goed vond dat ik haar ging duwen. Dat vond ze. Ze had alleen geen idee waar we heen moesten. Dat kwam dan weer goed uit: ik had wel een idee.

Ze zat te mopperen. Er stond dan ook een ijskoude wind en die ging door merg en been. Ze had het koud, ondanks haar dikke jas en het kleed over haar schoot.

Na afloop van de dienst liep ik met dezelfde dame weer terug naar de instelling.

Het was nog steeds koud.

Maar nu zat ze stil voor zich uit te neuriën...