zaterdag 21 augustus 2010

Wat is Sinterklaas in het Russisch?



Waarom ik vanmorgen, toen ik wakker werd, als eerste moest denken aan Sinterklaas? Ik weet het niet. Misschien door iets waarmee ik door de wekkerradio was gewekt? Gedachten maken soms de meest wonderlijke sprongen. Ik raak er niet van in de war. Vrijwel op hetzelfde ogenblik realiseer ik me dat ik in mijn bed lig en dat het zaterdag is. Straks een afspraak en ook nog even mijn jongste dochter naar de rugbytraining brengen. Het is allemaal een kwestie van milliseconden en Sinterklaas is dan alweer uit beeld verdwenen.

Dat is wel anders wanneer je dementeert. Je kan midden in de nacht wakker worden en denken aan je moeder. Voor je het weet sta je naast je bed en ben je jezelf aan het aankleden. Mogelijk dat, wanneer je in het donker in een druilerige regen over een jou onbekende straat zwerft, je je begint te realiseren dat er iets niet klopt. Maar dan is het al te laat en moet je maar zien hoe je thuis komt.

Nu ik het toch over Sinterklaas heb. Ik ben hem enige jaren geweest. Natuurlijk, niet de echte, ik zou niet durven om in zijn heilige sloffen te treden, maar wel een serieuze hulpsinterklaas. In een verpleeghuis. Samen met nog twee andere hulpsinterklazen (het was een groot verpleeghuis) trok ik over de afdelingen. Ik had de gewoonte aangenomen om niet alleen in de huiskamer, waar de meeste bewoners met hun familie (en vaak kleinkinderen) zich hadden verzameld, te komen. Ik liep ook even langs de slaapzalen.

Zo passeerde ik, op een afdeling met dementerende bewoners, een keer een slaapkamer waar een hoogbejaarde man in alle rust achter een bureau een boek bestudeerde. Ik klopte aan en de man wenkte me vriendelijk naar binnen. Hij gaf geen enkele reactie op het feit dat Sinterklaas binnen kwam. Op zijn leeftijd hoef je je nergens meer over te verbazen en dat deed hij dan ook niet.
Ik ging even naast hem zitten en vroeg hem waar hij mee bezig was. Hij hield het boek omhoog. Ik zag een voor mij onleesbaar schrift.
"Russisch", verklaarde hij. Hij legde het boek weg, "Dat heb ik nu altijd willen leren. ik ben dus vanmorgen maar begonnen met dit studieboek....het is moeilijk hoor...."
Ik keek hem glimlachend aan en wenste hem succes. Op de gang vertelde de verzorgster dat de man al weken iedere ochtend opnieuw begon met zijn cursus russisch.

Daar liep ik dan, in mijn Sinterklaaspak en die domme, kriebelende baard. Het voelde opeens ongepast. Een held treedt je niet in verkleedkleren tegemoet.

solidariteit



Vanmorgen weer een krant vol van afkeren, polarisatie en uitsluiting gelezen. Ik werd er moedeloos van. Daarom maar eens een tegengeluid. Over achterstandswijken, of, in onnavolgbaar positivistisch taalgebruik pracht- of krachtwijken. Persoonlijk vind ik achterstandswijken het meest recht doen aan de situatie: er is achterstand opgelopen in onderhoud, veiligheid, samenhang en deze achterstand moet worden ingehaald. Het lukt niet overal, maar er zijn inmiddels goede voorbeelden over hoe het kan.
Voor een belangrijk deel is dit te danken aan de enige minister in ons land die in het openbaar, in de tweede kamer nog wel, door een volksvertegenwoordiger "knettergek" werd genoemd. Zij presteerde het om naar de wijken toe te gaan en het debat met de bewoners aan te gaan. Ook ging zij voluit het conflict aan met de woningbouwcorporaties die immers de sleutel (geld, veel geld) in handen hebben om de achterstanden in onderhoud en veiligheid aan te pakken. En dat niet deden. Want ook corporaties zijn inmiddels zelfstandige instellingen met een winstoogmerk. En wie investeert nu in armoedige volkswijken waarvan de bewoners aan de onderkant van onze samenleving bungelen. Vogelaar heette ze, Ellen Vogelaar. Ze was nogal vierkant in haar omgang met de media. Daar wist onze nationale bloedzuiger, Castricum van GeenStijl, nog een keer op lepe wijze gebruik van te maken. En zo ging het publieke imago van deze minister aan gruzelementen. Uiteindelijk moest ze wijken. Haar opvolger, van de Laan, heeft overigens de door haar in gang gezette lijn volledig doorgezet. Ook hij zocht de wijken op. Ook hij pakte de corporaties aan. Met één verschil, hij kwam beter uit voor de camera. Dat kan blijkbaar het hele verschil maken.
Maar goed, het zou een positief verhaal worden. Dat wordt het. In één van de steden waar ik opdrachten heb uitgevoerd, waren achterstandswijken. In die gemeente had een bevlogen wethouder, inderdaad een SP-man, een consequente lijn opgezet: hij sloot aan op iedere beweging die door de bewoners zelf in gang werd gezet. Dat had hij ook duidelijk afgesproken met de directeuren van de corporaties. Ze gingen voortdurend de wijken in en zie...het gebeurde. Bewoners kwámen in beweging. Bewoners ondernamen initiatieven. De gemeente ging naast hen staan en de beweging kreeg kracht.

Toen pas werden het krachtwijken.

Buurten werden schoongemaakt. Er kwamen veilige speelplaatsen voor kinderen en hangplekken voor jongeren. Zo neergezet, dat iedereen een oogje in het zeil kon houden. Corporaties begonnen de straten op te knappen. Ze trokken jonge ondernemers aan in de verlaten winkelpanden. Er kwam leven in de brouwerij. Er kwam samenhang.
De instelling waar ik op dat moment voor werkte, raakte betrokken door de toewijzing van subsidiegelden in kader van ontwikkeling in krachtwijken. De subsidie was er op gericht om de wijkverpleegkundige weer meer zichtbaar te maken in deze wijken. Zoals wij het zeiden:

"Meer wit op straat."

De subsidie maakte het mogelijk om deze belangrijke professional weer meer actief te doen laten zijn in allerlei netwerken in de wijk. Binnen de reguliere thuiszorgfinanciering zijn dit soort activiteiten bijzonder moeilijk gefinancierd te krijgen. Gevolg is dat wijkverpleegkundigen zich vaak nog uitsluitend bezig kunnen houden met verpleegtechnische handelingen, uitvoerend werk dus. Belangrijk, maar ze kunnen zoveel meer. Dat bewees zich wel in dit project. Naadloos sloten ze aan op allerlei initiatieven in de wijken. Ze organiseerden spreekuren voor allochtone vrouwen, ze zochten hoogbejaarde mensen op die zich opsloten in hun huis, ze hadden contact met vrijwilligersorganisaties en ga zo maar door. Het enthousiasme spatte er van af.
Het is natuurlijk pervers dat wijkverpleegkundigen op basis van subsidiegelden pas deze beweging kunnen maken. De reguliere financiering dwingt hen een andere kant op. Het is dan ook te hopen dat de minister van volksgezondheid eens een praatje maakt met de minister van volkshuisvesting. Misschien dat hier duidelijk kan worden gemaakt wat de toegevoegde waarde van een professional is. En dat dat best wat geld mag kosten.
Hoe dan ook. Het is dus mogelijk om een negatieve spiraal te doorbreken. Op een ouderwetse manier, samen. Dat heette ooit uit solidariteit.

vrijdag 20 augustus 2010

Een stad vól mantelzorgers

Het aantal mantelzorgers dat in ieder geval in 2008 meer dan 8 uur per week en/of langer dan 3 maanden hulp gaf aan een naaste, betrof 2,6 miljoen mensen. Dit is dus een slordige 20 % van onze bevolking. Het aantal mantelzorgers in Nederland is de laatste 10 jaar niet spectaculair gestegen, wat wel aanzienlijk toeneemt is het aantal mantelzorgers dat lang en intensief helpt (én meer dan 8 uur per week én langer dan 3 maanden). Het aantal mantelzorgers dat ernstig is overbelast, zijn zo'n 450.000 mensen (2008). Een toename van 150.000 mensen sinds de laatste inventarisatie in 2001. Die 450.000 inwoners, dat is zo ongeveer het aantal inwoners van de stad Den Haag.

Het staat allemaal te lezen in een recente publicatie van het sociaal en cultureel planbureau (rapport SCP). Het is nogal wat. Gelukkig is er steeds meer aandacht voor de mantelzorgers, maar veel blijft ook nog verborgen. Veel ligt ook in de taboesfeer. Bijvoorbeeld, de echtgenoot van een dementerende dame thuis, die zijn vrouw slaat. Niet dat hij zo'n agressieve man is, maar het wordt hem gewoon te veel: 7 X 24 uur per dag alert en beschikbaar zijn, zijn vrouw die voortdurend pogingen doet om uit huis weg te lopen (ze moet naar huis) of die aldoor maar vergeet om het gas uit te draaien. Zo'n man raakt uitgeput. En als niemand het in de gaten heeft, kan zo'n situatie gemakkelijk ontsporen. En wie vertelt nu zomaar aan een ander dat hij zijn vrouw slaat? Of opsluit in de slaapkamer? Of....

We weten ook dat het aantal dementerenden in de thuissituatie de komende jaren alleen maar zal toenemen. Dat is niet zo vreemd: het aantal plaatsen in intramurale voorzieningen is al jaren op ongeveer hetzelfde niveau, terwijl een belangrijk effect van de vergrijzing de komende jaren een enorme toename van het aantal dementerenden te zien zal geven.

En wie gaat in dit proces nu de regie nemen? Dat is vooralsnog onduidelijk. Je zou verwachten dat, als gevolg van de introductie van de WMO, gemeenten hierin hun rol op zich gaan nemen. In de praktijk blijkt dat dit nog maar mondjesmaat gebeurt. En wat voor middelen heeft een gemeente nu eigenlijk? Vooralsnog wordt een belangrijk deel van het WMO-budget gebruikt voor huishoudelijke hulp op het laagste niveau, gewoon schoonmaakwerk dus. Is dat nu het belangrijkste wat moet gebeuren?

Ik vermoed dat gemeentes tot een herbezinning zullen moeten komen over de verdeling van hun WMO-gelden. Als je de problematiek voor je neerzet, dan kan het niet anders of er zijn andere type oplossingen nodig. Platgetreden paden zullen moeten worden verlaten. Er zal moeten worden samengewerkt. Ook met huisartsen, woningbouwcorporaties en zorginstellingen. Maar wie pakt hierin nu de regie?

Die vraag is belangrijk. Omwille van die mantelzorger. En natuurlijk die kwetsbare dementerende medemens. Over 15 jaar. U? Ik?

(In mijn studie ga ik in op deze problematiek. Ze is hier te downloaden: Achter de geraniums)

Er zit géén muziek in mijn bedrijf!

een zingende slager

Gister viel een zware enveloppe in mijn brievenbus. Sena, stond met forse letters in een hoek geschreven. Verzonden aan de directeur van Erik Zwart, bureau voor interimmanagement en advies. Dat ben ik, die directeur. Ik ben ook de enige werknemer van dit bedrijf. Maar als je alleen bent, ben je al snel de baas.
Daar heeft Sena allemaal niets mee te maken, deze organisatie heeft als heilige taak om muziekrechten betaald te krijgen. Ze wilde dus graag van mij weten of, welke en hoeveel muziek door mij in mijn bedrijf wordt gebruikt. Uiteraard, met als gevolg dat op basis van mijn antwoorden tezijnertijd een rekening kan worden verzonden.

Maar zover was het nu nog niet. Ze vroegen eerst maar eens naar mijn muziekgebruik. Het was een flink aangifteformulier. Onvoorstelbaar op hoeveel manieren en op hoeveel plaatsen muziek kan worden gemaakt. Ik zocht naar mijn favoriet, zingen onder de douche, maar daarvoor hoeft niet te worden betaald. Ook het gebruik van de autoradio tijdens mijn lange ritten door het land, werd nergens vermeld. Na enig speuren vond ik een vakje waarin ik plechtig kon beloven dat binnen mijn bedrijf géén muziek wordt gemaakt. Dat streepte ik maar aan. Om een rekening te voorkomen. Ik verklaarde dus dat er geen muziek zit in mijn bedrijf. Een treurige mededeling, maar dat heb je met een dergelijke bureaucratie.

Ik werd voor het eerst met muziekrechten geconfronteerd in een periode dat ik directie voerde over een verpleeghuis. De facilitair manager kwam bij me met een vergelijkbare enveloppe en vragenformulier. Het is onvoorstelbaar, maar die CD met klassieke muziek of van Frans Bauer die tot plezier van de bewoners soms wordt gedraaid, tja, daar moet voor worden betaald. Oók als de CD een cadeautje van de kleinkinderen was. Want zo hebben we het nu eenmaal geregeld in ons land. En we hebben een waakhond die ons hierop controleert: Sena.

Herman van Veen bezong het al eens, dat er steeds minder op straat wordt gezongen door de schilders en de glazenwassers. Hoe zou het komen? Voor je het weet, krijgen ze de rekening gepresenteerd. Want, tja, zó hebben we het geregeld in ons land.

donderdag 19 augustus 2010

Mijmeren over een prachtige wandeling: het coast to coast pad



In mei van dit jaar liepen Anita en ik het Coast to Coast pad. Vanavond heb ik onze verslagen en foto's op de blog die we bijhielden nog eens gelezen. Hieronder de laatste tekst die ik schreef in Robin Hood's bay, het eindpunt van deze prachtige wandeling.


20 mei 2010.

Ergens beschrijft Nescio in Titaantjes hoe Japie in de haven van Veere over de zee zit te staren. “Versterven”, noemde Japie dit. Zo zaten Anita en ik vandaag op het strand van Robin Hood's Bay op een paar rotsen in de verte te staren.
Een kleine honderd meter naar links zag je met enige regelmaat wandelaars in complete uitrusting, trots naar de zee lopen. Ze doopten hun schoenen in het water en gooiden bijna allemaal een steentje in de zee. Dat steentje hadden ze meegenomen van het strand aan de Ierse Zee. Het is dus duidelijk geen unieke prestatie die we hebben geleverd: na ons zijn er alweer verschillenden die hetzelfde hebben gedaan. En zo gaat het iedere dag. Maar het is toch onze, eigen, unieke prestatie. Iedereen loopt zijn eigen wandeling; zijn eigen motieven; zijn eigen manier van wandelen; zijn eigen relatie met de mensen om hem of haar heen en zijn eigen relatie met al het natuurschoon.  Wij hebben prachtige mensen ontmoet, sommige oppervlakkig, sommige wat intensiever, maar het is een mooie ervaring dat mensen onderling, zonder bijbedoelingen, gewoon goed voor elkaar kunnen zijn: geïnteresseerd, vriendelijk, behulpzaam, terwijl je elkaar niet kent en waarschijnlijk nooit meer zal ontmoeten. We hebben samen door het Engelse landschap gelopen, met zoveel verschillen. We beklommen bergen en hadden fantastische vergezichten; we doorkruisten dalen met veelal snelstromende beken met helder water; we liepen over eindeloze heidevelden. Het is bijna niet voor te stellen hoe in 13 wandeldagen zulke enorme verschillen in landschap mogelijk zijn. Tony zei hierover: “when I look at it, I can only think: this must be Gods Country”. Zo voelt het inderdaad. We hebben soms zoekend onze weg moeten vinden, soms ook gedwaald. Het heeft veel gevraagd van onze lijven. En toch ook hier weer: soms als we aan het eind van ons latijn waren, kwam er vaak weer iets of iemand voorbij wat of die ons gewoon verder hielp. Ik denk bijvoorbeeld aan die afmattende 37 kilometer langs verharde wegen. Bij een boerenhoeve stond opeens een tafel opgesteld waarop blikjes gekoelde Cola (in ijs), chocoladerepen, fruit en een “honesty box”, zoals ze dat hier noemen: je kan hierin het verschuldigde geld doen maar er is niemand die je controleert... En zo is de wandeling een aaneenschakeling is van gebeurtenissen en herinneringen, die verder gaan dan het maken van een wandeling. Eén van de mensen die we ontmoetten, John, een professor theatertechnieken uit Canada, vroeg me op een gegeven ogenblik wat ik had geleerd van de wandeling. Daar had ik geen goed antwoord op en het zal wel even duren voordat ik een antwoord heb... Laat alle ervaringen eerst maar eens versterven, om weer bij Japie uit te komen. Uitkijkend over zee, zakken alle herinneringen langzaam weg. En we genieten domweg van het moment op dat ogenblik, daar op het strand van Robin Hood's Bay. Samen...

Erik.


Het C2C-pad wordt uitgebreid beschreven op onze website hierover: Coast to Coast pad

Treureilanden


De laatste weken verschijnt met enige regelmaat een berichtje over ouderen die elkaar pesten in het verzorgingshuis. Mogelijk dat de zomerdip in het nieuws hier iets mee te maken heeft, maar het valt wel op. Er wordt gepest in het verzorgingshuis. Overal. Het begint al in de conversatieruimte of de recreatiezaal. Hier wordt gezamenlijk koffie gedronken. Probeer als nieuwe bewoner maar eens een plaatsje te bemachtigen. Dat valt niet mee: iedere stoel lijkt wel aan iemand toegewezen. Wanneer je zomaar ergens gaat zitten, wordt je vaak al snel en soms op onvriendelijke wijze, duidelijk gemaakt dat je iemand anders zijn of haar plekje inneemt.
Ik kwam eens bij een hoogbejaarde dame in haar appartement. Ik had ooit bij de voordeur een praatje met haar gemaakt. Ze woonde nog maar net in het verzorgingshuis en nodigde mij uit op de koffie. Iets meer als een half jaar later kwam het er van. Ze was een frele dame, de negentig al gepasseerd en, behalve wat dovig, nog zeer vitaal en alert. Ze vertelde mij wat over haar geschiedenis en haar kinderen en kleinkinderen. En passant vertelde ze me ook dat ze weer ging verhuizen. Naar Delft, waar haar kinderen allemaal woonden. Ik reageerde verrast. Ze kneep haar ogen tot spleetjes en fluisterde wat sissend:

"Ze hebben me hier nooit geaccepteerd..."

Het bleek dat ze werd gepest. Door andere bewoners. In de recreatiezaal kwam ze al niet meer. Ze had het gevoel dat ze door iedereen daar met de nek werd aangekeken. Ze had, helemaal in het begin, aansluiting gehad bij een groepje dames. Eén van hen maakte gebruik van een electrische rolstoel. Ze kon niet meer lopen, maar al haar andere functies waren nog prima in orde, aldus de dame. Toch viel het haar op dat iedereen aan tafel de vrouw voortdurend met alles hielp, tot het snijden van de boterhammen toe. Daar had ze een keer iets van gezegd en toen was het gedonder begonnen. Op enig moment had ze zelf met een mitella gelopen omdat ze een pols had verstuikt bij een val. De dames hadden demonstratief geweigerd om haar ook maar ergens mee te helpen. Ze had vanaf dat moment besloten om maar op haar kamer te blijven. Haar kinderen hadden nog gesproken met de dames van de verzorging. Die hadden enkele gesprekken gevoerd met de betreffende medebewoners. Dat was zinloos geweest: tijdens de gesprekken hadden ze steeds weer met de hand op het hart geroepen dat het over zou zijn, maar hierna werd het alleen maar erger. Uiteindelijk hadden de kinderen besloten om haar naar Delft te halen. Ze vond het prima.

Het is een lastig dilemma. Enerzijds hebben we het over volwassen mensen. Die wil je niet betuttelen. Anderzijds is de groep als groep kwetsbaar: niemand heeft bewust voor elkaar gekozen en toch ben je tot elkaar veroordeeld. Je komt elkaar overal en voortdurend tegen. Het alternatief is om je volledig op te sluiten op je kamer, zoals de dame in mijn verhaal.

Al vele jaren geleden heeft Erwin Kofman, een socioloog, een fantastische studie geschreven over groepsgedrag in instellingen: totale instituties. Deze kenmerken zich doordat bewoners/ cliënten, 24 uur per dag, 7 dagen per week binnen dezelfde ruimte verblijven voor ontspanning, werk (hobby), eten, etc. Hierin worden ze voortdurend als groep benaderd en begeleidt door medewerkers van de instelling. De resultaten van deze opzet zijn verbijsterend: de instelling zelf maakt mensen afhankelijk en creëert ziekmakende groepsprocessen.

De psychiatrische ziekenhuizen hebben deze les indertijd goed begrepen. De meeste grootschalige ziekenhuisterreinen, weg gestopt in bossen en zandverstuivingen, zijn inmiddels afgebroken. Mensen met een psychiatrisch ziektebeeld wordt bij voorkeur niet opgenomen.

De ouderenzorg is nog maar enkele jaren bezig om de grootschalige complexen af te bouwen. Gezien de toenemende behoefte aan voorzieningen door de vergrijzing, is het niet waarschijnlijk dat dit proces in korte tijd zal zijn afgerond. We houden ze dus nog wel even, die grote verpleeg- en verzorgingshuizen.

Treureilanden, noemde Hans Bekker (Humanitas, Rotterdam) ze al.

Jos de Blok

Vanmorgen las ik een, overigens niet zo heel veel zeggend interview met Jos de Blok, directeur Buurtzorg (www.skipr.nl) . Het lokkertje was de mededeling dat hij met Buurtzorg internationaal zou gaan. Het interview lezend, begrijp ik dat het vooral gaat om geïnteresseerden in Zweden en België in zijn manier van werken. Hierbij lijken er in België wat meer concrete plannen te zijn dan in Zweden.

Als iedere vernieuwer, krijgt ook de Blok het nodige zuur over zich heen gestort. Door weer (vele) anderen wordt hij op het schild gehesen als de redder van de thuiszorg. Beide beelden zullen niet kloppen, maar wat zijn werkelijke betekenis zal zijn, dat moet de tijd ons nog leren. Vooralsnog is het hem in ieder geval gelukt om het debat over de organisatie van de (thuis)zorg en de rol van de professional hierin, op de (politieke) agenda te krijgen. Die prestatie kan hem worden toegeschreven en hiervoor verdient hij ook alle lof. Of zijn model van werken toekomstbestendig zal zijn, zal, zo is mijn overtuiging, erg afhankelijk zijn van de politieke wil in Den Haag om de financieringssystematiek van de thuiszorg bij te stellen. Voorlopig moet ook de Blok hier flink voor lobbyen en ook daarom verdient hij alle steun.

Mijn belangrijkste kritiek op de Blok sluit aan op de opmerking die Ton van Overbeek, bestuurder van Careyn, maakt. De Blok kiest vanaf het eerste begin voor een koers waarin hij collega-thuiszorginstellingen bruuskeert en in het verdachtenbankje plaatst. In dit artikel probeert hij zijn koers hierin te nuanceren (“het is geen kritiek”). Hij stelt ook dat het voor iedere bestuurder mogelijk moet zijn om de Buurtzorg-wijze van werken zelf ook te introduceren. En daar zit nu precies het probleem. Dat is namelijk wat vele bestuurders aan het doen zijn: terug naar een meer wijkgerichte aanpak, een herwaardering van de rol van de professional, de regie meer in de teams leggen. Al die bestuurders hebben echter, in tegenstelling tot de Blok, te maken met een al gevormde organisatie. Om die ombuiging tot stand te brengen, heb je tijd nodig. De Blok heeft nauwelijks stafmensen in dienst, laat staan stafafdelingen. Dat kan omdat hij enkele jaren geleden met een geheel nieuwe organisatie begon. Al die bestuurders hebben, het klassieke thuiszorgmodel, stafafdelingen, administraties, etc. Dat zijn ook mensen, met een baan. Mensen die zich vaak al jaren voor een organisatie hebben ingezet. Die schuif je niet even aan de kant. Om nog niet eens te spreken over de cultuuromwenteling die nodig is in deze organisaties. Die cultuur ("volgende loket") heeft zich in jaren gevormd, anders dan bij Buurtzorg, die zijn als nieuw begonnen, met een cultuur die past bij deze tijd. Dat weet de Blok maar al te goed: hij maakte zelf jarenlang deel uit van de directie van zo’n grote instelling.

Het zou de Blok sieren als hij meer erkenning had voor de inspanningen van zijn collega-bestuurders. Als hij die boodschap ook zo nu en dan in Den Haag liet horen, weet ik zeker dat er veel meer kracht kan worden gemobiliseerd. Niet vanuit een wij/zij denken, maar samen werken aan een betere thuiszorg. Dat is hard nodig en ik ken geen bestuurder die het daar niet van harte mee eens is.


De mus

DE MUS

Tjielp tjielp – tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp - tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp

Tjielp
            etc.


(Jan Hanlo, 1954)

woensdag 18 augustus 2010

Het beloofde land


Dit bord kwamen we tegen tijdens onze wandeling rond het IJsselmeer, ergens op de dijk tussen Enkhuizen en Hoorn. Links het water van het IJsselmeer, rechts van ons de polders van West Friesland. En ja, met een mager zonnetje, de frisse wind in onze rug en de stilte om ons heen, begreep ik de tekst wel.

Eén van de mooiste zangstukken, wat mij betreft, is het Requiem van Fauré. Een koor wat vaak vrijwel eenstemmig  zingt met een ragfijne begeleiding. Een onderdeel van dit Requiem is "in paradisum". Het bezingt de heilige stad Jeruzalem. Jeruzalem als het oude symbool van het koninkrijk Gods. In de muziek hoor je de voetstappen van al die pelgrims die in de loop der eeuwen op weg zijn geweest, naar dat prachtige doel, ver weg, maar stap voor stap bereikbaar.

Het zit blijkbaar diep in onze genen: we verlangen naar evenwicht, rust. Het is in ieder geval een verzuchting die ik keer op keer hoor wanneer ik met medewerkers in gesprek ben. De veranderingen stapelen zich op, reorganisatie, fusie, veranderend financieringsbeleid, het golft behoorlijk de laatste jaren. En het eind is nog niet in zicht.

Hoe zou het zijn wanneer we op enig moment een bord passeren, waarop staat "het beloofde land". En dat we er dan gewoon zijn. Klaar. Rust in de tent.

Zou dan het requiem klinken?

regels


Voor de zomervakantie woonde ik een bijeenkomst bij over langdurige zorg. Ik ben niet zo'n liefhebber van dit soort bijeenkomsten, het debat verzandt veelal in een wat klagerig gedoe, maar ik ben ook ondernemer, dus ik moet netwerken. (Ik geloof niet dat dit type netwerken me overigens ooit al iets heeft opgeleverd, dus misschien moet ik hierover gewoon een keer een knoop doorhakken.)

Enfin.

Er was aangekondigd dat de directeur langdurige zorg van VWS, mw. Iris van Bennekom, een lezing zou houden. Ze werd in haar NPCF-tijd al eens de machtigste vrouw van de gezondheidszorg genoemd, dus ik ging er eens goed voor zitten. Ze ging het met ons hebben, zo kondigde ze aan, over de vele regels in de zorg. Ik keek om me heen en zag een zaal gevuld met zorgbestuurders. Zij schoven al wat onderuit.
Haar lezing was kort en het kwam hier op neer: ja, er zijn veel regels in de zorg en, nee, dat is niet wat VWS wil.  Zorgbestuurders hielden deze regelcultuur zelf in stand. Hierop volgde een niet mis te verstane oproep aan de bestuurders om vanaf de volgende dag te stoppen met de regelcultuur. VWS, dat wil zeggen, van Bennekom had gesproken. Volgde nog een positivistisch filmpje over hoe goed we het in Nederland hadden geregeld. Klaar. Discussie.

Geen discussie.

Niemand een vraag? , probeerde de dagvoorzitter.

Niemand had een vraag.

Nou ja, één bestuurder probeerde het.

"U bedoelt dus dat we vanaf morgen, wat u betreft, gelegitimeerd, die hele zooi aan regelgeving naast ons neer kunnen leggen?"

Dat bedoelde ze. De bestuurder begon toen een betoog waaruit al snel bleek dat naar zijn inzicht VWS toch had meegewerkt aan deze cultuur. Hij werd venijnig afgekapt, het ging om het nu. Vooruit kijken, is het nieuwe credo.

Het werd weer angstvallig stil in de zaal. De dagvoorzitter formuleerde nog een beleefdheidsvraag en mw. van Bennekom verliet het podium.

Waarom, zo vroeg ik me af, waren de zorgbestuurders niet massaal opgestaan en hadden ze van Bennekom niet bestookt met vragen, suggesties, tips...Alhoewel ik het betoog van van Bennekom vooral gemakkelijk vond, bood ze toch een prachtige kans. De enige reactie was, daar moest ik haar gelijk in geven, een sputterende.

Het was tijdens de startbijeenkomst voor "In voor zorg". Inhoudelijk een fantastisch initiatief om tot vernieuwing te komen. Procedureel een draak, vol voetangels, regels, voorschriften, etc. Voordat je als zelfstandige hier tussen bent, heb je heel wat hobbels en kuilen overwonnen. Zou van Bennekom dit bedoelen?

Hoeveel zorgbestuurders zijn de volgende dag naar hun instelling gegaan en hebben als eerste hun MT bijeen geroepen:

"Jongens, wat ik gister heb gehoord....help me eens, welke regel gaan we vandaag overboord gooien?"

Ik denk geen één....

richtsnoeren zorggroepen


De NMA en NZa publiceerden vanmorgen de langverwachte richtsnoeren zorggroepen. Voor mensen die deze discussie niet volgen, een onmogelijke zin. Waar gaat het om. Zoals natuurlijk wel bekend, wordt reeds enkele jaren de marktwerking in de zorg door de (centrale) overheid gestimuleerd. Dat betekent een enorme verschuiving in verhoudingen. De zorg wordt een markt en op een markt gelden de spelregels van de marktwerking. Zonder hierover een complete verhandeling te willen schrijven, komt het er op neer dat zorgaanbieders, verzekeraars, zorggebruikers allemaal marktpartij zijn geworden. Ideële gedachte achter deze beweging is dat de zorg hierdoor goedkoper en kwalitatief beter zal worden. Immers, wanneer een klant kan kiezen tussen zorginstellingen op basis van prijs en kwaliteit, zullen die zorginstellingen er wel voor zorgen dat deze twee goed in balans zijn. De zorgmarkt is wel een ingewikkelde. In de eerste plaats omdat de overheid nog volop bezig is om de kaders hiervoor te ontwikkelen. Ziekenhuizen mogen bijvoorbeeld nog maar voor een beperkt deel van hun "produkten" handelen als marktpartij, het overgrote deel is nog stevig gereguleerd in een, overigens uiterst complex en ondoorzichtig financieringssysteem (wat men zo transparant heeft pogen te maken dat nog maar weinigen snappen hoe het exact werkt). Thuiszorgorganisaties begonnen hun oorspronkelijke zorgregio's los te laten en ook hierbuiten produkieafspraken met zorgverzekeraars te maken. In het gebied van een andere thuiszorgorganisatie dus. Dan krijg je concurrentie. Maar waar concurreer je nu precies op? Met alle respect, maar de ene thuiszorgorganisatie lijkt toch verdraaid veel op de andere, de thuiszorgcliënt heeft veelal geen idee van de prijzen. Eigenlijk lijkt het enige wat nu nog telt, de vraag om direct geholpen te kunnen worden.
Het gaat dus met horten en stoten, die ontwikkeling van de marktwerking. Zoals dat gaat, de beleidsrichting kent voor- en tegenstanders. Binnen het kabinet wat nu gesmeed wordt, is dit nog een spannende: CDA en VVD zijn grote voorstanders van marktwerking binnen de zorg, de PVV is verklaard tegenstander (maar inmiddels ook bekend opportunist met het machtscentrum binnen bereik).
Terug naar de richtsnoeren zorggroepen. Zoals gezegd, zorg is een ingewikkelde markt. Cliënten (de NZa spreekt halstarrig over patiënten, wat een vreemd begrip is voor een markt) met een aandoening, met name een chronische aandoening, maken nu eenmaal gebruik van meerdere zorgaanbieders: thuiszorg, ziekenhuis, huisarts, fysiotherapeut, etc. Voor de cliënt is het dan ook cruciaal dat deze aanbieders onderling samenwerken. In vaktermen, dat er ketenzorg wordt geboden. Om te voorkomen dat die ene cliënt niet voortdurend moet schipperen tussen alle loketten. Dat klinkt logisch, maar diezelfde partijen verhouden zich steeds meer tot elkaar als marktpartijen. In een regio zijn soms wel 6 thuiszorgorganisaties actief, verschillende ziekenhuizen, vele huisartsen, en ga zo maar door. Hoe organiseer je dan samenwerking als je ook elkaars concurrent bent? Bovendien, als je wel komt tot intensieve samenwerking tussen een aantal aanbieders, hoe verhoudt zich dit dan tot b.v. een vraagstuk als kartelvorming? Een aanbieder die niet bij de samenwerking hoort, kan hier toch ernstig bezwaar tegen maken. Kortom, hobbels en kuilen. Waar, voor de introductie van de markt, vaak al heel intensief werd samengewerkt, zie je nu nogal eens verzuring in de verhoudingen ontstaan. En die cliënt? Die heeft hier over het algemeen heel weinig invloed op. Het is vaak nog een uitgesproken aanbiedersmarkt.
De richtsnoeren proberen een weg te wijzen door dit mijnenveld. Ze geeft definities, kaders. Uiteraard in een vrijwel onleesbare, ambtelijke taal. Ik ben zeer benieuwd hoe het veld gaat reageren. En de cliënten? Ik weet het niet, maar de hele beweging lijkt mij vaak nog ver van hen af te staan.

dinsdag 17 augustus 2010

Debiteuren, crediteuren

Bij één van mijn opdrachten, liep ik de kamer in van één van de stafmedewerkers. Alhoewel deze dame een ijzeren discipline had, zag haar kamer er altijd uit alsof er een bom was ontploft. Ze keek me meestal wat verstoord aan en had duidelijk moeite om zich los te rukken van waar ze mee bezig was. Ze had het gewoon te druk. In een hoek had ik al een paar keer een indrukwekkende stapel dossiers gezien. De stapel reikte ongeveer tot mijn middel. Ik vroeg haar wat dat eigenlijk was. Ze keek er even verstrooid naar:

"O, dat is niet van mij maar van een collega die een paar maanden geleden vertrokken is..."
"Is het een idee om dan toch eens te kijken wat hier de bedoeling van is?"

Ze zuchtte diep en vroeg me wanneer ze dat dan moest doen. Ik suggereerde dat ze dat maar direct moest doen: van uitstel zou zonder enige twijfel afstel komen. Het duurde niet lang of ze kwam mijn kamer binnen. Ze kwam er niet goed uit: de hele stapel was van cliënten die al uit zorg waren, vaak al enige jaren. Ze zou haar vroegere collega wel even bellen, want ze wist wel dat die er tot de dag voor haar vertrek mee bezig was geweest. De volgende dag kwam ze opnieuw mijn kamer binnen:

"Het zijn debiteuren..."

Ik raakte gealarmeerd.

"Tot hoever gaat de stapel terug?"
"Het oudste dossier is van 2004"

Ik belde de controller. Hij vertelde mij dat er een aanzienlijke post dubieuze debiteuren bestond. Eh, nee, daar was momenteel niemand mee bezig. Ik vroeg om zo snel mogelijk een administrateur mijn kant op te sturen, die moest de stapel maar eens ontleden.

Er bleek voor enkele tonnen aan achterstallige rekeningen te zijn opgebouwd. De onderbouwing was in de stapel dossiers terug te vinden. De administrateur bleek een man met gouden handen: hij wist de hele debiteurengeschiedenis heel precies in kaart te brengen en tot onderbouwde rekeningen te vertalen. Hierna werd duidelijk dat we in een beschaafd land leven: vrijwel iedereen betaalde zonder enig probleem.

maandag 16 augustus 2010

Idee!




Knipper met je ogen of kijk even de andere kant op en kijk dan nog eens.

Heel goed.

Ja, het klopt, bij die linker voorband (of rechts, in de kijkrichting), daar zie je iets vreemds. Als je je blik nog een klein beetje omhoog beweegt, dan begin je het te begrijpen: daar staat iemand. Vrijwel onzichtbaar omdat hij zichzelf heeft gecamoufleerd. Het best kan je nog de schoenen zien, onder aan de band. Vandaar uit wordt het hele plaatje opeens zichtbaar.

Zo voel ik me momenteel. We, mijn zoon en ik, hebben een idee. Ik denk een goed idee. Wat dat idee is, dat hou ik nog even voor me. Vandaag ben ik de hele dag met mijn zoon op stap geweest. Om het idee te onderzoeken. Kijken of we het idee handen en voeten kunnen geven. Dat gaat nog wel even duren. We zullen, als we hiermee door gaan, met heel wat mensen in gesprek moeten: gemeente, de belangenvereniging, de kamer van koophandel, deskundigen, leveranciers en, wie weet, uiteindelijk misschien wel met de bank.
Het idee is nog voor niemand zichtbaar. Dat wil ik ook even zo houden. Ik hou me dus gedeisd. Maar ik zal wel met al die mensen in gesprek moeten. Over ons idee. Zonder dit idee weg te geven. Dat is spannend. Een goede waarnemer ziet misschien op enig moment de contouren. Ik weet echter dat de meeste mensen niet zulke goede waarnemers zijn. Die zien alleen wat ze willen zien. Dat komt me nu ook wel goed uit.

Ondertussen ben ik met mijn zoon aan de slag. Met ons idee. En, wie weet, ontstaat uit het voor jullie bekende plaatje, opeens een nieuw plaatje. Iets dat er eerder nog niet was. Iets moois. Dat was dan ooit ons idee....

zondag 15 augustus 2010

Zure blik



De dame kijkt ons een beetje zuur aan.Haar haar krult prachtig onder haar kanten kapje door. Verder is ze sober gekleed. Toch is het duidelijk dat ze welvarend is.
En dan die zure blik, daar kon de schilder met al zijn techniek, blijkbaar niet omheen. Je kan niet onmiddellijk veel hartelijkheid of een warm welkom verwachten, daarvoor kijkt ze te taxerend: wat voor vlees heeft ze in de kuip? Haar lippen houdt ze zuinig op elkaar geperst. Er kan niet onmiddellijk een lachje van af.
Haar portret hangt in Aken in het Couvenmuseum. Dit kleine, maar charmante museum is ondergebracht in een woning/ apotheek uit de 18e eeuw. Inderdaad, ooit eigendom van de familie Couven. Gerenommeerde burgers van de stad, apothekers en verzamelaars. Het museum straalt de zelfgenoegzaamheid en ook de zelfverzekerdheid van deze opkomende klasse uit. De adel en de geestelijkheid waren nog overal prominent aanwezig, maar de middenstanders beklommen de maatschappelijke ladder. Ze richten hun huizen steeds rijker in. In deze woning is zelfs een complete feestzaal, ingericht naar voorbeeld van een spiegelzaal uit de grote paleizen terug te vinden. Weliswaar alles in zakformaat, maar het was er toch maar.
De dame had het dus goed voor elkaar. Ze woonde in een, zeker voor die tijd, comfortabel huis met bediendes. Om haar zinnen te verzetten, was overal in huis kunst ondergebracht: schilderijen, serviezen, glazen, boeken, beelden. Wat gaat er dan schuil achter die grijze, wat trieste blik? We zullen het niet weten. Ze staart ons aan en laat ons wat bedremmeld onze weg vervolgen. Door haar huis, langs haar spulletjes, met tientallen andere nieuwsgierigen...

context


Hij ligt in een vitrine. In een museum. Het Zeeuws museum. De kop trof mij. Ooit was het onderdeel van een kruisbeeld. Nu kan het het hoofd van iedereen zijn. De neus is afgeslagen, zodat het lijkt of de man een boksersneus heeft. Hij heeft een volle snor en en kleiner baardje. De ogen zijn gesloten en de mond hangt een beetje open. Opvallend zijn de vele druppels, op zijn wang en op zijn voorhoofd. Zijn de druppels op de wang tranen? En op het voorhoofd dan zweet? Angstzweet, warmte? Achter op het hoofd stulpt steen uit. Het zou een kussen kunnen zijn, waar de man zijn hoofd op heeft gelegd, of het is het restant van een aureool. Ligt het hoofd op een kussen, dan ligt de man vredig te slapen. Maar dan kloppen die tranen niet, of zou hij dromen?
De context is verdwenen. Zou het beeld als kruisbeeld in een kerk hangen, dan zou niemand er waarschijnlijk zo intensief naar kijken. Nu ligt het in een vitrine en dan ook nog alleen het hoofd. Hij houdt zijn ogen stijf gesloten en als je heel goed luistert, hoor je zacht gesnurk.

Reactie op Volkskrantsite op column Renée Braams

..."De blije zzp’er bestaat niet"...

Volgens mij is niemand meer blij tegenwoordig

Ik dan weer wel...

Een beetje...

soms


(12-08-2010 Risp)