zaterdag 20 mei 2017

De klere krijgen.








Nog in 1849 kregen tienduizenden Nederlanders de "klere", of beter kolere of cholera. Ruim 23.000 van hen stierven. Volgens een overzicht van de provincie Zuid Holland:

Gouda: 214 slachtoffers;
Den Haag: 466;
Delft: 477;
Leiden: 755;
Katwijk: 235;
Moordrecht: 52....

en zo gaat het maar door...

Artsen probeerden het raadsel van deze ziekte te doorgronden. In medische rapporten is de wanhoop bijna leesbaar: men stelt keer op keer vast dat de ziekte voorkomt in arme, dichtbevolkte stedelijke gebieden waar de grachten dienen als open riool en het vuilnis gewoon op straat belandt, maar ook in plattelandsgebieden waar de lucht zuiver is en de leefomstandigheden gunstig, het treft rijken en armen, alhoewel armen wel (veel) vaker de pineut zijn. Ook wordt het weer uitgebreid beoordeeld, maar de ziekte raast rond in de vrieskou, de zomerse hitte, tijdens stormachtige dagen en bij regen. Er was geen pijl op te trekken.

Het begint vaak met misselijkheid en braken. Vervolgens komt die waterige diarree. De patiënt droogt snel uit en sterft vaak binnen 24 uur. Meer dan de helft van de mensen die werd getroffen, stierf.

Omdat de heren medici geen idee hadden van de onderliggende oorzaak, waren de behandelmethoden dan ook talrijk en zelden succesvol. Afhankelijk van welke oorzaak door de arts werd bevroed, kreeg de patiënt drankjes, pillen, kruiden of een gebed opgediend. Niet zelden kreeg de patiënt niet eens een arts te zien: er waren domweg teveel zieken.

In een circulaire van juli 1849 door de gouverneur van de provincie Zuid Holland, doet deze, van Bylandt, een oproep aan "burgemeesters der gemeenten ten platten Lande" om vooral het uitbreken van de ziekte niet geheim te houden. Hij verzoekt hen dan ook om driemaal per maand een opgave te doen van alle bekende en nieuwe ziektegevallen en de aantallen overledenen.

Omdat niemand nog precies weet wat de dodelijke ziekte veroorzaakt, is de paniek onder de bevolking groot. Zodra de cholera opnieuw een slachtoffer heeft opgeëist, wil men de dode zo snel mogelijk begraven.

Dit levert opnieuw een circulaire op, een curieuze ditmaal: de gouverneur roept op om de gevonden doden te verzamelen in een lokaal, vlakbij de begraafplaats en hen hier minstens 4 dagen te houden. Door een geneeskundige moeten de lijken minstens 1 keer per dag worden bezocht. Het schijnt namelijk nog wel eens te zijn voorgekomen dat een choleraslachtoffer helemaal niet dood was toen deze werd begraven.

Gezien de enorme hoeveelheid slachtoffers en deze gouverneur de moeite heeft genomen om al zijn burgervaders via een circulaire over deze schrijnende kwestie te benaderen, houd ik mijn hart toch een beetje vast als ik denk aan al die begraven mensen...

Uiteindelijk bleek de ziekte het gevolg van onbetrouwbaar drinkwater. Men dronk het water veelal rechtstreeks uit de gracht of de sloot, waar ook de poepton en urinoir in werden geleegd. Met de aanleg van het drinkwatersysteem, strikt gescheiden van riolering en andere waterlopen, verdween de ziekte uit ons land.

Eerst uit de wijken waar de welgestelden woonden.... dat dan weer wel....

circulaire 61 Provinciaal Blad van Zuid Holland (17 juli 1849)