donderdag 12 mei 2016

Tafereel





“Ik ben het eigenlijk wel zat…ik stop er mee…”

De man keek me lichtelijk verontwaardigd aan. Hij veegde nerveus met zijn handen over zijn kalende hoofd. Op zijn voorhoofd parelden zweetdruppels.

“Ik ben nu al drie dagen aan het werk. Het is wel mooi geweest… ik ga nu naar huis.”

Hij bleef mij besluiteloos aankijken.

Ik vroeg hem waar hij dan al die dagen zo hard mee bezig was geweest.

“Nou…eh…”

Hij wees wat vaag richting de lift, maar maakte zijn zin niet af.

De man was minstens tachtig. Zijn hemd hing uit zijn broek en zijn bril was op het puntje van zijn neus gezakt. Hij begon wat ongeduldig te trappelen, maar bleef wel staan.

Achter mij hoorde ik mijn moeder:

“Ja, het is wel moeilijk…ja”

Zoals meestal na een dergelijke zin, zat ze zachtjes met haar hoofd te knikken en keek in een verte die voor mij al maanden niet meer zichtbaar is. Ze pakte een beker die leeg voor haar stond en zette deze met een resoluut gebaar op het midden van de tafel.

De man beaamde de woorden van mijn moeder:

“Precies, het is gewoon moeilijk.”

Hierna draaide hij zich om en liep de huiskamer uit. Mijn moeder had mij weer gevonden met haar blik en glimlachte naar me. Het knikken ging langzaam over in traag schudden met haar hoofd. Ik pakte haar hand maar die trok ze weer los.

“Nee, niet doen. Voorzichtig…”

We vielen allebei stil. Aan de tafel bij het raam zat een vrouw te vitten op een man tegenover haar.

“Je moet van die koekjes afblijven, die zijn voor iedereen.”

De man keek de vrouw met een stralende lach aan en stak een volgend koekje in zijn mond. De vrouw stond geƫrgerd op en begon rond te lopen. Ze scharrelde wat in de kastjes van een wandmeubel, maar kon duidelijk niet vinden wat ze zocht.

“Heeft u mijn cigaretten gezien?”

Die had ik niet gezien.

Ze bleef mopperen.

Ik stond op en pakte voor mijn moeder een glas sinaasappelsap uit de keuken.