maandag 27 januari 2014

Er is één ding wat ik nooit zou willen missen....



Regelmatige lezers weten het zo langzamerhand wel: wij zijn wandelaars.

Al wandelend ontmoet je anderen en dat is soms boeiend. Ook boeiend is de manier waarop je wordt benaderd, dat verschilt nogal per landstreek. Onze ervaring is: des te zuidelijker, des te meer kom je in een gebied van "ons kent ons" en ons kent men dan niet.

Maar daar wilde ik het helemaal niet over hebben.

Vissers.

Dáár wilde ik het over hebben. Dat wil zeggen: een nieuw soort visser zoals we deze de laatste paar jaar steeds meer tegenkomen. Ik kan ze maar het beste omschrijven.

Veelal bevinden ze zich met enkelen ietwat buiten de bebouwde kom. Niet te ver, maar genoeg om de huizen van de stad of het dorp nét niet meer te kunnen zien. De auto, meestal een bestelbusje of een stoere 4 wheel drive (het is tenminste nooit een Toyota Prius), staat in de onmiddellijke omgeving. Bij de waterkant is een klein kampement ingericht: halfopen tentjes in legerkleuren. Hierom heen bevindt zich een keur aan vissersgereedschap: hengels, netten, schepnetten (altijd groot genoeg om minstens reuzevissen van een anderhalve meter uit het water te lepelen), dozen vol met haken, kunstaas, lijnen en bakjes met voer en aas voor de vissen. De mannen zijn, als wij passeren, altijd wat chagrijnig: ik vermoed dat ze de hele nacht in touw zijn geweest en, gelet op de drankflessen die hier en daar liggen, hebben ze de kou verdreven met alcohol. Ze hebben overigens uiterst comfortabel gelegen op stretchbedden en in dikke, luxe slaapzakken. Ook de mannen zijn gekleed in militair groen en grauw gekleurde kleding. Niet gewoon maar kleding, maar specifiek voor het vissen ontworpen kleding: overal zakjes en haakjes. En ja, ze dragen een petje: natuurlijk, dat hoort erbij. Het mooiste is natuurlijk als ik ook nog ergens een antenne ontwaar alwaar een krakend soort radio met enige regelmaat politieberichten uitbraakt.

Nu ben ik geen visser. Een doodenkele keer ga ik met een werphengeltje de polder in en probeer een snoek te verleiden en ooit ging ik met mijn broer, onze vader en mijn zoon, dochter en neefjes, een dagje vissen op de waddenzee. Eén van de neefjes ving de ene platvis na de ander en verder ving niemand wat. Ik ben dus geen fanatiek visser en de kans is uitermate gering dat dit vuur ooit nog in mij gaat branden.

Ik moet dus voorzichtig zijn in mijn oordeel.

Toch heb ik de indruk dat de mannen die ik zo tegenkom, in een verkeerde film acteren. Of de film is wel correct maar het castingsbureau heeft zijn werk slecht gedaan... de mannen zijn gekleed en uitgerust alsof ze dagenlang in een woeste wildernis moeten overleven. De werkelijkheid is dat ze veelal 's ochtends na 10 minuten lopen wel een tankstation kunnen vinden waar ze een kop koffie kunnen krijgen. En ik weet zeker dat al die mannen, altijd mannen, na een nachtje drinken, lullen en ook wat vissen, de volgende ochtend binnen een half uur bij moeder de vrouw weer onder een hete douche staan.

Van mij mogen ze. Natuurlijk.

Het raadsel is voor mij alleen al dat geld, het loopt gemakkelijk in de duizenden euro's, die zijn uitgegeven aan al die volstrekt onzinnige attributen. Als je een nacht wil zuipen met je vrienden, dan kun je toch gewoon naar de kroeg? Als je wil vissen, dan kun je toch gewoon een hengeltje uitgooien, desnoods in de vroege ochtend? Wat is het toch dat ook een dergelijk simpel vermaak opgesmukt moet worden met zoveel luxe en overbodigheden? En bovendien, als de attributen zo geavanceerd zijn dat vissen nauwelijks nog een kans om te ontsnappen hebben, waar blijft dan de sport?

Mijn opa trok er graag op uit met een hengeltje. Bamboe. Hij gooide het haakje en de dobber in het water en ging languit liggen in het gras, in de zon. Op een dag kwam er een jongen voorbij fietsen en die stapte af om te kijken naar de prestaties van mijn opa. Na enige tijd zocht de knul wat beschroomd contact en wees naar de dobber:

"Mijnheer, dat werkt toch niet? Dat is geen dobber, maar een drijver om je lijn boven water te houden...zo ziet u echt niet of er een vis aan het aas knabbelt."

Mijn opa haalde zijn schouders op:

"Je zal wel gelijk hebben. Maar kijk eens om je heen: het is hier prachtig, de zon schijnt en ik geniet...ik vind het best zo..."

En hij ging weer liggen in het gras.

Kijk, die snap ik.