zaterdag 3 augustus 2019

Het is een wedstrijd, het is een wedstrijd... (Bram Vermeulen)



Het overkomt mij vaker.

Ik sta voor het stoplicht en naast me stopt een tweede auto. Bij het kruispunt krijgt de eenbaansweg namelijk tijdelijk een tweede baan. Dit om de doorstroming te versnellen en dat is prima.

Het licht springt op groen en ik trek op.

Ik rij in een automaat en ik rij door, dus ik maak direct snelheid en hoef niet te schakelen. De auto naast mij trekt ook op, maar is geen automaat en moet schakelen. Die valt in snelheid terug en kan mij niet passeren. Als de weg weer versmalt naar 1 baan, voegt deze auto achter mij in.

Soms is de auto toch sneller. Geen probleem: hij voegt voor mij in.

Niks aan de hand.

Het is geen wedstrijd.

Maar soms komt het voor dat de auto naast mij wordt bestuurd door een macho. Altijd, altijd een man.

Of heeft Bram Vermeulen gelijk als hij zingt over de relatie tussen een vader en zijn zoon? Dan is het altijd een jongetje.

Leeftijd doet er niet toe.

In eerste instantie is er even de verrassing dat ik zo snel optrek, maar dan hoor ik het gebrul van een auto die in zijn eerste versnelling doortrekt naar een snelheid die de motor niet prettig vindt.

En ja, hoera, hij kan voor mij invoegen.

Het wordt opeens een wedstrijd.

Nog steeds niets aan de hand. Ik doe niet mee. Ik gun iedereen de schamele momenten om zichzelf te kunnen strelen.

Vanmorgen dus dit tafereel. Ik sta voor het stoplicht en naast mij stopt een auto waarin een ouder echtpaar.

Ik trek op en de auto naast mij verdwijnt naar achter mijn auto. Een brullend geluid en de auto naast mij komt naar weer voren.

We zijn al vlakbij het punt waar de weg weer versmalt en in een (domme) impuls geef ik wat gas bij om te voorkomen dat de man mij wat al te heftig snijdt en ik boven in de remmen moet.

Dit alles binnen enkele seconden, maar...

ik geef het toe. Hiermee druk ik, ongewild, blijkbaar op de verkeerde knop. Een onhandige manoeuvre door mij.

Want het is voor de andere rijder inmiddels een heuse een wedstrijd geworden...

De man geeft gierend nog extra gas en drukt zijn auto op het allerlaatste moment toch nog voor mijn auto.

Okay.

Maar dan staat de man bovenop zijn rem en stopt zijn auto. Behalve ikzelf, moet ook een heel rijtje auto's achter mij volop in de remmen om een botsing te voorkomen.

Dat lukt maar net.

De held durft niet uit te stappen, maar kijkt in zijn spiegeltje. Ik tik maar even op mijn voorhoofd.

Hij trekt weer op en verdwijnt uit zicht.

Mijn hoop is zijn vrouw die naast hem zit.

vrijdag 2 augustus 2019

Mijn moeder in een tasje.




Daar liepen we. In de stromende regen.

Ik hield de paraplu op en mijn moeder zat in de tas.

Ik was nog geen kwartier binnen geweest.

Ik moest aanbellen en er klonk een stem. Ze legde me uit dat ik door de deur, een trap moest afdalen. Daar zou zij mij tegemoet komen.

Aldus.

Ik daalde af in de kelder van het crematorium en een dame wachtte mij inderdaad op. Ze begeleidde me naar een ruimte waar het volstond met vitrinekasten.

Urnen.

Ze zijn er in alle soorten en maten.

Even was ik bang dat ik een soort verkooppraatje moest ondergaan, maar dat viel reuze mee. Op vriendelijke en zakelijke wijze legde de dame mij uit hoe de formaliteiten eruit zagen alvorens ik mijn moeder mocht meenemen.

Tenminste, de as van mijn moeder.

We hadden niet voor een urn gekozen en willen de as zelf verstrooien. Ik kreeg dus een soort reisurn mee. Ik mocht zelf een foto-omtrek kiezen. Ik zag de gebruikelijke afbeeldingen die horen bij rouw en verdriet: een bos, een kabbelend beekje, een veld met zonnebloemen, een zonsondergang... Ik koos voor een opname van de zee vanuit de duinen.

Bij mij was een vage associatie met de plek waar mijn ouders ons hadden grootgebracht: een dorpje aan zee.

De dame stond op en ging de as van mijn moeder halen.

Voorzichtig tilde ik de urn even op. Die bleek nog zwaar te zijn.

Even moest ik met kracht de absurditeit van het moment wegduwen: mijn moeder die door mij in een tasje werd gedaan.

De dame complimenteerde mij met de tas. Ik merkte onhandig op dat ik bijna het huis was uitgelopen met een tas waarop reclame voor de warme bakker. Ze keek me onbewogen aan: ze was gewend aan onhandige zonen.

Buiten regende het.

Samen met mijn moeder liep ik naar de auto. Ik zette haar op de bijrijdersstoel.

Ik mompelde:

"Nou mam, ze hebben niet veel van je overgelaten..."

De regen ging over in een hagelbui. Uit het crematorium kwamen plukjes mensen naar buiten gehold onder paraplu's of met colbertjes boven hun hoofd.

Ik startte de motor.


naschrift: blog naar aanleiding van het overlijden van mijn moeder. In:  https://hetmeisjevandedrummer.blogspot.com/ , ga ik in op haar laatste periode.