zondag 1 augustus 2010

praktijkverpleegkundige

Het kwam toevallig zo samen: van de vier verpleeghuisartsen vertrokken er in korte tijd drie. Eén had met zijn vrouw besloten om naar haar geboortegrond in het oosten te verhuizen; een tweede werd alsnog toegelaten tot de opleiding geriatrie en de derde kreeg een baan aangeboden waarvan iedereen zei dat hij die niet mocht weigeren. Alhoewel we natuurlijk onmiddellijk alle registers opentrokken, bleek ons al snel dat de arbeidsmarkt voor verpleeghuisartsen beroerd was: ze waren gewoon nergens te vinden. Ons huis lag in een minder aantrekkelijk deel van de randstad en als je hiernaast een baan kreeg aangeboden in de bossen van Drenthe, de heuvels van Salland of de eindeloze verten van Zeeland, dan was de keus meestal niet moeilijk. Bovendien, er was in ons verpleeghuis ook wel wat werk te doen. Het was geen gespreid bedje. De overgebleven arts kreeg de verantwoording over de ruim 300 verpleeghuispatiënten en bovendien de medische ondersteuning in de verschillende verzorgingshuizen. Dat ging nooit werken zo. Gelukkig werd ongeveer in dezelfde periode in onze gemeente een grote uitbreidingswijk opgeleverd. Er waren al huisartsen gevestigd, maar hun praktijken moesten nog flink groeien. Deze nieuwe artsen waren bereid om de eerste maanden ondersteuning te bieden. Ook konden we een beroep doen op de huisartsenpost gedurende de weekeinden en de avonden. Op deze wijze sprongen de huisartsen op bijzonder collegiale wijze voor hun collega in het verpleeghuis in de bres en was de medische continuïteit gewaarborgd.
Ook bedachten we binnen het verpleeghuis een nieuw model van werken (ik spreek hier over medio 2001). We benoemden enkele ervaren verpleegkundigen in het verpleeghuis tot praktijkverpleegkundige. Zij zouden het werk van de verpleeghuisarts gaan stroomlijnen. Zij bezochten dagelijks de afdelingen en handelden heel veel vragen af; organiseerden vast noodzakelijke onderzoeken bij patiënten en dirigeerden de verpleeghuisarts naar die situaties waar zijn bemoeienis onmiddellijk vereist was. Op deze wijze konden zij het werk van de verpleeghuisarts efficiënter organiseren. De arts zelf stopte met de dagelijkse visites. Hij ging meer, zoals een huisarts, spreekuren organiseren. 
Toen we, na enkele maanden, nieuwe artsen hadden kunnen aantrekken, bleef het model van werken overeind. Het dagelijks leven in het verpleeghuis zou minder gedomineerd worden door het medisch model, terwijl de noodzakelijke toegang tot de deskundigheid van de arts geborgd bleef. De praktijkverpleegkundige bleek een functie die het voor verpleegkundigen voldoende boeiend maakte om in het verpleeghuis te werken.  Ze was niet meer weg te denken. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten