maandag 1 april 2013

Nummer 22.



"Nummer 22"

Mijn vrouw en ik keken even rond en vervolgens keken we elkaar aan. We waren de enigen.

"Dat zullen wij dan wel zijn", mompelde ik, maar dat ging veel te snel voor het meisje.

"Mag ik even uw nummer zien?"

Nog geen 5 minuten geleden had ze onze bestelling bij de kassa van het Chinese afhaalrestaurant opgenomen. Enige verbijstering kon ik dan ook niet onderdrukken.

"We zijn de enigen...", probeerde ik nog, maar de jongedame hield moedig stand. Ze schudde haar blonde haren en keek me misprijzend aan.

"U wilt niet weten hoe vaak dit fout gaat, mijnheer."

Ze kon niet ouder dan 15 zijn, maar blijkbaar had ze al veel ervaring op dit terrein. Ik diepte ondertussen, moeizaam zoekend, een verkreukeld kassabonnetje uit één van mijn zakken op. Gelukkig stond daar het bevrijdende nummer prominent op afgedrukt: "22". Ik gaf haar het bonnetje en voelde me vooral lullig.

Het meisje daarentegen ontspande volledig, gaf me de tas met nasi goreng en een portie kroepoek en wenste me met een stralend gezicht nog een prettige avond.

Toch wat bedremmeld verlieten wij het pand.

Alhoewel de Nederlandse identiteit een moeizaam onderwerp is, vermoed ik dat onze ambivalente relatie met regels en autoriteiten een vrij prominente plaats in het spectrum van eigenschappen zal innemen. Ambivalent omdat we gek zijn op regels, regeltjes en regelen, terwijl we over het algemeen onszelf als belangrijkste uitzondering op de regel beschouwen. We kunnen het ook goed, regelen, regels bedenken. Onze gehele democratisch gekozen parlement lijkt dit ook als belangrijkste opdracht te zien: regels bedenken. Dat heet in Haags jargon "aanpakken" want dat klinkt nu eenmaal beter in de media. En we hebben op dit ogenblik VVD'ers in het kabinet en dat zijn traditiegetrouw al mensen die graag aanpakken. Regels dus, heel veel regels en, dat is vaak het mooiste, vaak ook nog regels om de regeldruk te verminderen.

Enfin. Mijn eerste voorbeeld is een onschuldig begin van wat, als je niet oppast, kan ontaarden in een Kafka-variant van een chinees restaurant. Minder onschuldig alweer is het voorbeeld dat mijn vrouw me vertelde.

Als wijkverpleegkundige komt ze nu enkele weken bij een hoogbejaard echtpaar. Zij en haar collegae hebben al snel in de gaten dat de echtelieden ondervoed zijn en dat het niet goed lukt om hen regelmatig een gezonde maaltijd tot zich te laten nemen: maaltijden klaarmaken gaat niet meer en de ondervoeding is al te ver gevorderd. Nu is het regel dat alleen een huisarts opdracht kan geven om bijvoedingsprodukten te geven.

Ondanks al onze lof op wijkverpleegkundigen en hun deskundigheid, vertrouwen we ze hierin toch niet echt: als zij gaan bepalen wie bijvoeding gaat krijgen, nou, dan lopen de kosten van de zorg voordat je het in de gaten hebt, oncontroleerbaar snel op. Aldus contact gezocht met de huisarts. Deze is echter van de klassieke soort, ze sterven gelukkig in hoog tempo uit: hij houdt er niet van als een zuster hem vertelt dat hij iets moet voorschrijven. Dus dat verdomt hij. Of hij dan misschien een keer wilt komen kijken. Nou, dat maakt hij zelf nog wel uit.

Dat duurt op een gegeven ogenblik al weken. Mijn vrouw en haar collegae sparen ondertussen restjes bijvoeding van andere cliënten bij elkaar om het echtpaar toch iets te kunnen geven, want het gaat gewoon niet goed. De huisarts, zich bewust van de regel, houdt ondertussen onverdroten stand.

Totdat een collega van mijn vrouw het genoeg vindt. Ze maakt ruzie. Dat is overigens weer een andere regel: maak nooit ruzie met een huisarts, maar soms ontkom je er niet aan. De huisarts herhaalt zijn weigering om bijvoeding voor te schrijven en laat in het midden of hij nog een keer langs gaat...

maar hij voelt inmiddels wel nattigheid.

De volgende ochtend wordt de collega van mijn vrouw door de assistente van de huisarts gebeld: de huisarts was langs geweest en had een recept voor bijvoeding uitgeschreven.

Geen excuses.

Natuurlijk niet.

Een arts van zijn kaliber maakt geen fouten.

Nog zo'n regel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten