vrijdag 27 januari 2017

Amsterdam volgens Plantenga.


Het is een wonderlijk gezicht: vertrouwd en toch ook klopt het niet. We zien de nachtwacht, maar in een onbekende omgeving. De figuren voor het wereldberoemde doek suggereren al dat we in een andere tijd terecht zijn gekomen.

Dat klopt.

Het zal ergens rond 1870 zijn. Het Rijksmuseum moet nog worden gebouwd. Dat wil zeggen: dit is een plaatje van het Rijksmuseum, maar niet het museumgebouw dat wij onder die naam kennen. We zien een zaal in het Trippenhuis, een voormalige burgemeesterswoning in Amsterdam en dat werd in 1816 in het nog jonge koninkrijk het Rijksmuseum. In 1876 verhuisde het doek, voor de zoveelste keer, maar nu naar het gloednieuwe museum dat door Cuyper was ontworpen. De meeste Nederlanders vonden het gebouw maar niks: te weinig Nederlands...

Het kan verkeren.

Maar terug naar 1876.

Amsterdam telde ongeveer 280.000 inwoners. Het was een overzichtelijke groep: ongeveer 65.000 mensen waren katholiek, 30.000 joods en de rest was protestants. Bijzondere vermelding krijgen de Duitsers, daarvan woonden er ongeveer 20.000 in de stad.

Aldus de heer Plantenga, schrijver van één van de oudste reisgidsen in ons land. Een boekje uit 1876.

Reizen deed men in die tijd vooral via het spoor. Anders waren er "kunstwegen" die de steden verbonden en hierover kon men met de dilligence reizen. Over rivieren en kanalen voeren stoomboten en bargen.

Bargen zijn trekschuiten.

Via het spoor was het ongeveer 2 uur reizen naar Rotterdam en naar Arnhem 2 1/2 uur. Voor degenen die niet via het spoor gingen, waren de reistijden aanmerkelijk langer: resp.  15 en 16 uur...

Op de dam staat het nationaal monument: een dame (in de volksmond "Naatje" genoemd) op een hoge sokkel waarop ook nog een zinnebeeld van de eendracht is uitgehouwen. De teksten brallen: "de eer van Nederland gehandhaafd door vorst en volk" en "te wapen....God bescherme Nederland en Oranje".


We zijn nog steeds in 1876.

U moet even nadenken.

Dat moest ik ook: waar sláát dit op?

De Belgische opstand en verzelfstandiging....november 1831. Niet helemaal is duidelijk hoe de eer van Nederland door vorst en volk werd gehandhaafd. Als ik mij goed herinner was de opstand een vreemde samengang van toevallige gebeurtenissen, dolle paniek en een weinig verheffende 10-daagse militaire actie die uiteindelijk nergens op uitliep. Voor vorst en vaderland dan.

De heer Plantenga noemt het monument van weinig waarde en dat was ook precies hoe zijn tijdgenoten hierover oordeelden: foeilelijk. Bovendien, de waterspuwers die de waterbak moesten vullen, werkten niet. Tot overmaat van ramp brak in 1905 een arm van Naatje af....waarop de Amsterdammers haar "Naatje Eenarm" gingen noemen. Ze heeft het uiteindelijk nog tot 1913 uitgehouden.

Met één arm.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten