vrijdag 29 oktober 2010

Things to do (nothing)



De afgelopen maanden was onze huiskamer mijn belangrijkste "place to be".

Ik heb hier gezelschap van een heel scala aan beesten: drie honden, twee vogels, een konijn en, als het hun uitkomt, nog twee poezen (een jeweetwelpoes en een jeweetwelkater). Muggen en vliegen reken ik niet mee, alhoewel die nog maar nauwelijks voorkomen sinds we overal goede horren hebben geplaatst.

Met de twee vogels, grasparkieten, heb ik nauwelijks een relatie. Ze zitten in een grote kooi naast de televisie en meestal scharrelen ze wat door hun ruimte. Soms krijsen of fluiten ze (het liefst als we televisie zitten te kijken) en het wordt pas echt leuk als je ze te eten geeft: die twee krengen gunnen elkaar werkelijk het licht in de ogen niet. Als er één gaat eten, begint de ander hard te krijsen en met zijn kop naar zijn etende celmaat te slaan. Die staat wat wankel op een stokje en dreigt voortdurend, hard krijsend, zijn evenwicht te verliezen. Dat wordt dus ruzie. Het is mij een raadsel hoe ze overleven.

Het konijn vind ik een prachtbeest. Hij bewoont een bak bovenop een tafeltje naast een bank. Hij kan hier gewoon uitspringen, maar dat doet hij zelden. Dat gebeurt alleen als hij ergens van schrikt. En dat gebeurt vrijwel nooit: het is nogal een ijskonijn.

Wel maakt hij de honden voortdurend aan het schrikken. Hij geeft dan onverhoeds met zijn beide achterpoten een flinke klap tegen de bodem van zijn bak. De honden springen alledrie geschrokken op uit hun manden. Ze sprinten wat doelloos de kamer in en kijken mij dan weer bedremmeld aan. Na al die jaren hebben ze nog steeds géén idee waar die klap vandaan komt.

Appel, zo heet ons konijn, kijkt allang weer volkomen onschuldig over de rand van zijn bak de kamer in. Want hij houdt alles nauwlettend in de gaten.

Héél soms meen ik te zien dat hij mij een steelse knipoog geeft.

Met enige regelmaat is ook het konijn de weg kwijt. IJverig probeert hij dan een gang te graven. Vol passie krabt hij met zijn nagels over de bodem van de bak. Hij laat zich niet tegenhouden door het weerspannige plastic. Hij blijft proberen. Soms wel een uur lang. Ik stop hem na enige tijd door hem een wortel te geven. Dan vergeet hij waar hij mee bezig was. Of heeft hij mij ook in de tang? Ik zal het nooit weten.

De honden brengen de dag meestal suffend door. Als er iemand aan de deur komt, één van de huisgenoten komt thuis, het is tijd voor een rondje of tijd om te eten, dan voltrekt zich een wonderlijke verandering: de zielloos suffende beesten veranderen in hijgerige, springende en dollende dieren. Hun ingebouwde klok is feilloos en waag het niet om van dit diep ingesleten ritme af te wijken. Daar begrijpen ze helemaal niets van.

Complicerend is dat twee van onze honden, oud-fokkershonden zijn. Meedogenloos gebruikt voor het werpen van zoveel mogelijk nesten en na een jaar of zes, vrijwel letterlijk, bij het vuilnis gezet: economisch brengen ze dan nog onvoldoende op. Deze twee honden zijn onopgevoed, nerveus of zelfs angstig en ze zijn beide volkomen gepreoccupeerd op eten: ze vallen aan en schrokken het in zo kort mogelijke tijd naar binnen. Soms gaat dit zo snel, dat het er direct kokkend weer uitkomt.

Toch hebben ze zich wonderbaarlijk goed aangepast aan het leven in een gezinswoning. De oudste hond, het enige mannetje en de hond die al als pup ons huis is binnen gekomen, heeft beide, blonde, nerveuze dames op rechte banen geleid. Ze volgen hem en begrijpen dan een beetje hoe dit nest in elkaar zit. Dit mannetje is inmiddels flink op leeftijd: hij loopt stram, kan soms zijn plas niet meer ophouden en als hij slaapt, kun je letterlijk een kanon naast hem afschieten: hij blijft doorslapen. Hij is vrijwel blind en zijn chronisch oostindische doofheid is inmiddels overgegaan in echte doofheid. Alleen zijn neus, die werkt nog. Voortdurend gaat die de lucht in, zodat hij zich nog kan oriënteren. En iedere avond om ongeveer 10 uur staat hij op en komt hij naast me zitten. Hij legt zijn trouwe kop in mijn schoot en wil geaaid worden.

Dan die katten. De oudste, de jeweetwelkater, is een chagrijnig beest. Die komt binnen om te eten en vertrekt weer wanneer het eten op is of hem niet bevalt. Overal in de buurt heeft hij adresjes van mensen die hem van eten voorzien. Hij is dik en toch nog wonderlijk lenig. In onze tuin zitten muizen en regelmatig kun je hem urenlang zien zitten. Intensief starend naar een donker plekje in de heg. Zo heeft hij er al vele tientallen gegrepen en verorbert.

De tweede, de jeweetwelpoes, is nog maar kort bij ons. Dit tot chagrijn van de eerste die een enorme hekel aan deze poes heeft. Die heeft hier weer maling aan en gaat volkomen haar eigen gang. Ze heeft van begin af aan mijn jongste dochter aangewezen als haar bazin. Komt mijn dochter het huis binnen, dan komt ze de trap af. Blijft mijn dochter lang in de huiskamer zitten, dan komt zij haar halen. Ze zit het grootste deel van haar tijd op de slaapkamer van mijn dochter. Soms, héél soms, komt ze even de huiskamer binnen. Dan snuffelt ze uitgebreid aan alle meubels, de boeken, het vloerkleed en dan vertrekt ze weer naar boven.

Vanaf volgende week zal ik nog maar weinig in deze kamer zijn. Maar één ding is zeker:

als er geen dier dood gaat, gaat het zo nog jarenlang door.

Iedere dag opnieuw.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten