zondag 19 september 2010

my home is my castle



Hij zat in een rolstoel.

Niemand wist eigenlijk of hij nu wel of niet kon lopen. Hij deed het in ieder geval niet meer. Er was meer geheimzinnigheid. Er werd ook gefluisterd dat hij van adel was.

Hoge adel.

Hij was in ieder geval gek.

Knetter.

En erg sympathiek.

Hij woonde al ruim 20 jaar in deze kliniek. Op de benedenverdieping. Hij had hier al jaren een eigen kamer. Daar zat hij de hele dag. Voor een raam met melkglas. Het deerde hem niet. Zijn werkelijkheid stond ver af van banaliteiten als vensterglas. Zijn werkelijkheid was voor niemand goed te begrijpen.

Het hele gebouw speelde hierin een rol. Alle geluiden hadden hun plek: het kille geluid van hakken op de trap in de centrale hal. Het schelle geluid van de bel bij de ingang van de afdeling. Het gerammel van de etenskarren als ze het gebouw in werden geduwd. De krakende deuren. Het geschreeuw van die oude vrouw op de bovenste verdieping. Het holle gelach van een andere patiƫnt.

Maar vooral, het geluid van de lift.

Als je de lift zich in beweging hoorde zetten, richtte de man in de rolstoel zijn hoofd gespannen op. Hij luisterde intensief en merkte op op welke verdieping de lift stopte. Dan glimlachte hij en knikte zijn hoofd: hij had het wel geweten.

Er kwam nooit visite voor hem. Dat was niet uitzonderlijk, dat gold voor vrijwel alle patiƫnten die hier waren opgenomen. Het deerde hem niet.

Soms werd de man in de rolstoel opgewonden. Ook dat had iets met de lift te maken, maar niemand begreep het. Hij begon dan wild met zijn armen te zwaaien en soms huilde hij. Hij probeerde op te staan. Hij werd dan even naar zijn kamer gebracht. Daar werd hij weer rustig.

De kliniek bestaat al jaren niet meer. Waar de man gebleven is, dat weet ik niet. Wellicht woont hij nu in een huis ergens midden in de stad. In zijn rolstoel.

Wellicht luistert hij al jaren intensief of hij de lift nog kan horen.

Maar die hoor je niet meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten