dinsdag 31 augustus 2010

Oud en proud



Ik sprak Toos toen ik nog maar net in het verpleeghuis werkte.

Toos was ongelukkig.

Dat liet ze niet zo merken, want Toos was ook ongelofelijk loyaal. Aan de organisatie. Ze was ziekenverzorgende geweest, teamleider en hierna heel erg lang afdelingshoofd. Mijn voorganger had haar van die functie afgehaald. Toos controleerde nog of de lakens wel strak lagen en of de nagels van de bewoners wel waren geknipt. Ze was vooral een enorme doener, een regelaar. Ze was niet zo goed in het schrijven van een rapportage of een jaarplan. Dat ging dus niet goed en vandaar. Nu zat ze in een kamertje en moest ze lijsten controleren.

Ik vroeg haar voor wie ze die lijsten controleerde.

Dat was een domme vraag. Voor mij natuurlijk.

Ik begreep het niet: vanuit de centrale administratie kreeg ik wekelijks precies de informatie die ik nodig had. Wat voegde de lijst van Toos hier dan nog aan toe? Dat wist Toos ook niet. Mijn voorganger had het zo gewild.

Ik vroeg haar of ze het wel leuk vond. De hele dag in een kantoortje lijsten controleren en overtypen in een ander bestand op je computer.

Die was raak. Toos begon te huilen. Het was allemaal niks. Ze zag niemand meer en ze verveelde zich kapot. Ze vond het saai en dom werk. En nu had ik óók nog gesuggereerd dat het zinloos was.

Ik had met Toos te doen. Jarenlang heeft ze zich rot gewerkt en nu is ze weggestopt in een kamertje. Zo ga je niet met elkaar om. Als je vindt dat iemand in de organisatie niet is te handhaven, zég dat dan. Dat is een zure appel, maar je weet wel waar je in bijt en dat je het moet oplossen. En als je iemand niet wilt laten vertrekken, zorg dan dat zo iemand zich gewaardeerd weet. Niet zo. Een laffe constructie die eigenlijk duidelijk moet maken: jij moet maar weg, anders blijf je voortaan strafcorvee doen. Hopen dat iemand uit zichzelf opstapt.

We kwamen in gesprek. Toos was een regelaar. Een doener. En ze vond het heerlijk om veel met mensen om te gaan. En ze was niet bang. En ze hield van hard werken. Dat moest toch op te lossen zijn?

Ik had een groot probleem. Het verpleeghuis draaide voortdurend een negatief resultaat. Al enkele jaren ging dit zo door. Belangrijkste probleem was het hoge ziekteverzuim en hierdoor de ongebreidelde inzet van uitzendkrachten. Iedereen deed maar wat en niemand werkte samen. Ik begon om Toos verantwoordelijk te maken voor de inzet van uitzendkrachten. Ik maakte afspraken met twee uitzendbureaus en hierin zat ook een percentage dat ze succesvol konden leveren tegen een, voor ons, interessant tarief. Toos ging dit bewaken. Ook kreeg Toos inzage in de roosters van de afdelingen. Voordat het uitzendbureau werd gebeld, had zij eerst gecontroleerd of er niet ruimte was op een andere afdeling.

Toos sprong als een bok op de haverkist. Ze liep regelmatig het huis in of stapte op de fiets naar het uitzendbureau. Ze wist het hele proces in een mum van tijd te stroomlijnen. Ze kwam glunderend mijn kamer binnen als de uitgaven aan uitzendkrachten weer verder waren teruggelopen. Het lukte haar.

Toos was goud.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten