zondag 22 augustus 2010

Morgenstimmung

Het is ochtend. Een zondagmorgen. Ik ben alleen in de huiskamer. Dat wil zeggen, met onze drie honden, 2 kanaries, een konijn en onze twee logees uit de kittenopvang. Buiten krassen scholeksters. Die beginnen iedere dag met ruzie met twee tortelduiven. Ze hebben het allemaal op het konijnenvoer op ons konijneneiland gemund.

Buiten is het al licht. De zon zit nog verstopt achter een dikke laag wolken. Zo te zien zijn het geen regenwolken, maar dat kan zomaar veranderen. Het is al een beetje benauwd. Ik schuif, gewoontegetrouw, de schuifdeur naar de tuin open. Ik zet koffie.

Het konijn heet Appel. Geen idee waarom, maar mijn jongste dochter vond dat indertijd een leuke naam. Hij stond lang bij haar op de kamer. Maar Appel is een scharrelaar en dat gaat dag en nacht door. Sindsdien staat hij bij ons in de huiskamer. Hij heeft een bijzondere kooi: het is alleen een bak. Geen tralies. De bak staat op de hondenbench en Appel blijft keurig zitten. Tenminste, scharrelen dan want dat blijft hij gewoon doen. Ook houdt hij alles heel goed in de gaten. En er is voor hem genoeg te zien.

Waarom hij niet op het konijneneiland zit? Omdat konijnen intens wrede dieren zijn. Als een collega-konijn je niet mot, nou dan wordt het vechten. Het bloed spat er dan van af en ze kunnen elkaar doodbijten. Die schattige pluizenbollen, maar pas op. Ze moesten Appel niet. Vandaar. In zijn toren in de huiskamer, opgesloten, hoog boven de grond.

De twee logees uit de kittenopvang zijn al aan het stoeien. Dat doen ze hartstochtelijk en dat gaat uren achter elkaar door. Tot ze moe zijn. Dan ploffen ze ergens neer en liggen dan in elkaars poten te slapen. Ze logeren bij ons om te sociolariseren. In gewoon Nederlands, ze moeten wennen aan drukte om hen heen, zodat ze, straks in het asiel, de hartjes van de meegenomen kinderen breken en ook hun moeders smelten. Nou, dat gaat wel lukken met deze twee. Hoop ik, anders is hun toekomst ongewis. Voorlopig hebben ze het hier dik naar hun zin. Wat wil je, zo’n 9 weken oud en al heer en meester van het huis zijn. De honden, de oudere katten, allemaal hebben ze ontzag voor ze en wijken wanneer ze in de buurt komen. Ze hebben de hondenmanden al veroverd. Die stomme beesten liggen dan wat verongelijkt ervoor en kijken mij aan: “doe er wat aan.” Dat doe ik niet. Ze moeten het zelf maar doen en dat snappen ze niet.

De honden zijn natuurlijk gewoontedieren. Op het irritante af. Alles draait om hen, geen ontkomen aan. Als je ’s ochtends beneden komt, dan willen ze uit. En wel nu en wel onmiddellijk want dat zijn ze zo gewend. Ze draaien en springen net zolang totdat je de boodschap begrepen hebt. En als ze terugkomen van de wandeling, begint het gespring en gedraai opnieuw, eten! Het belangrijkste moment van de ochtend. Snel, snel, snel! Wanneer ze in drie happen hun brokken naar binnen hebben geschrokt, ploffen ze neer. Totdat de klok zegt dat de volgende uitlaatronde is aangebroken. Of totdat iemand naar de koelkast loopt.

De parkieten staan wat buiten dit gebeuren. Ze zitten in hun kooi. Die staat vaak ook open, maar dat maakt niets uit. Meestal blijven ze in de kooi. Soms klauteren ze er uit (ze kunnen vliegen, maar lijken dat niet graag te doen). Dan zitten ze op hun kooi. Dat is het dan. Wanneer je beneden komt, gaan ze tekeer. Ook zij willen eten. Dat is lachen. Parkieten zijn ruziemakers. Als je ze eten geeft, gaan ze ruzie maken. De één gunt de ander werkelijk het licht in de ogen niet. Maakt niet uit hoeveel eten je neerzet: er moet ruzie worden gemaakt en dat doen ze met overgave. Dat geschreeuw gaat dus meestal wel enige tijd door. Tot ook zij moe zijn.

Intussen heb ik mijn eerste kop koffie gezet. Ik loop even de tuin in met een dampende kop. Het is hier nu heerlijk rustig. De buurt slaapt nog. Er valt een spatje regen. Het wordt een mooie dag. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten