donderdag 26 augustus 2010

Testosteron



We waren nieuw voor elkaar.

Divisiemanagers in het ziekenhuis. Ik was afkomstig van uit het ziekenhuis zelf, mijn drie collega's en de facilitair manager waren van buiten gekomen. Allemaal mannen. Ik was veruit de jongste, met mijn 32 jaar. De anderen gingen richting de vijftig of waren die leeftijd al gepasseerd. Er moest veel gebeuren en er lagen, als in ieder ziekenhuis, flink wat belangentegenstellingen. Dat was dus behoorlijk wat testosteron in één kamer tijdens onze besprekingen. We hadden ook verschillende stijlen in leidinggeven. De één was open en direct, een ander hielde liever de kaarten op zijn borst, weer een ander deed het allemaal met een geintje af en begon pas te onderhandelen als je op de gang liep en ga zo maar door.

De facilitaire man, een bevlogen kerel, kwam met het voorstel: een survival als teamtraining.

We gingen samen in een gehuurde MPV richting de Ardennen. Daar kwamen we terecht in een verlaten hotel, boven op een berg. Schitterende lokatie, wijds uitzicht en regen, veel regen. Er waren twee trainers, een oudere dame en een jongere man. Zij was de baas en nam het woord. Hij deed de regelklusjes. Ze heette ons welkom. We zouden over een uur eten. We kregen de kamers toegewezen. Eenvoudige bedden in een kale kamer. Geen douche, geen toilet. Dat was allemaal gezamenlijk op de gang.

Na het eten, buiten was het al donker, werden we nog even bij de dame geroepen. Zij maakte ons duidelijk dat we over een kleine 20 minuten zouden vertrekken. Met een rugzak. In de jeep. Het donker in.

Die mededeling maakte diepe indruk. We hadden ons ingesteld op ons bed. Nu moesten we de kou en het donker in. Shit.

Het werd nog erger.

We reden een klein half uur over boerenpaden. Toen we uitstapten, waren we onze oriëntatie volledig kwijt. Om ons heen was bos en weiland. In de verte zagen we een lamp van een boerderij. Er waren geen sterren en er was geen maanlicht: het was bewolkt en soms regende het heftig. Het was koud.

De opdracht was niet moeilijk...we kregen een kompas. We moesten precies een bepaalde richting (graden) van het kompas volgen. Zodoende zouden we bij een ton uitkomen. Daarin zouden we materiaal voor de overnachting vinden. De ton stond bij een rivier. Die moesten we stroomafwaarts volgen, dan kwamen we vanzelf bij een weggetje wat weer naar het hotel zou voeren. Er was één complicatie: we kregen een touw omgebonden, zodat we met elkaar verbonden waren. Eén kreeg het kompas. We kregen allemaal een lamp.

Het voelt bizar om zo het duister in te lopen. Aan een touw. Ik was vierde in de rij, achter mij liep nog een collega, voor me drie. De voorste had het kompas. De collega achter me wilde eigenlijk voor lopen en deed hier ook pogingen toe. Steeds opnieuw probeerde hij bij het kompas te komen. Hierdoor trok hij mij onderuit want de ondergrond was nat gras. Ik probeerde hem vriendelijk te wijzen op de consequentie van zijn dadendrang, maar hij luisterde niet. Uiteindelijk gaf ik hem een grote mond. Dat hielp.

Na enige tijd viel één van de mannen op dat er, ongeveer evenwijdig aan onze koers, een weg liep. Hoger, verlicht. Hij stelde voor om die weg te volgen. Ik, met een beetje verstand van navigeren op een kompas, legde uit wat het gevolg was van een afwijking van enkele graden. Dat loopt na meerdere kilometers behoorlijk uit de hand. Iedereen was moe, de weg aantrekkelijk, men liet zich moeizaam overtuigen.

Na enkele glibberige afdalingen, oversteken van smalle, maar diepe en snelstromende beekjes in het donker, beklimmingen en een eindeloos aantal voetstappen door uitzichtloze bossen, waren we het om 2 uur 's ochtends meer dan zat. We stopten. Eén van ons had de heldere ingeving gehad om een plastic zeil mee te nemen. Daar gingen we op liggen. In het bos. Toen we lagen, voelde ik dat het ging regenen. Ik joeg iedereen weer overeind, zodat we onder het zeil konden gaan liggen. Dat leverde behoorlijk wat gescheld op. Maar uiteindelijk lagen we.

Het was voor mij voor het eerst dat ik zo de ochtend zag opkomen. Vlak voor de zon op kwam, werden we wakker. Het was doodstil. We zaten nog maar net overeind in onze ogen te wrijven, toen, als afgesproken, opeens alle vogels losbarsten in een hels kabaal. Enkele grijzige zonnestralen braken door de wolken heen. De dag was weer begonnen. Zonder koffie. Zonder brood. We hadden de ton niet gevonden.

Ik weigerde pertinent nog langer aan een touw te lopen. Het duurde nog tot het eind van de ochtend, voordat we het hotel weer hadden gevonden.

Soms ontmoet ik nogal wel eens één van die kerels. Wij weten het: we hebben samen geslapen, in het bos, onder een zeiltje.

Dat touw moet daar nog ergens liggen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten